Arco - Europese Commissie

le mercredi 19 mars 2014 17:29 Antwoord in Kamercommissie

1. In het algemeen zijn er tussen de overheid en de Europese Commissie in alle staatssteundossiers geregeld contacten, zowel formeel als informeel. Daarbij wordt een vorm van dialoog opgebouwd, waarbij de lidstaat in kwestie uitleg verschaft en zijn standpunt toelicht en verdedigt. De Commissie is ten allen tijde meester van de timing.

In dit dossier is er na het antwoord waarvan u spreekt nog formele briefwisseling geweest op 5 december 2012, in antwoord op een vraag om bijkomende precisering vanwege de Commissie van 17 september 2012.

In 2013 en 2014 werd op vraag van de Commissie vier maal informeel een update gegeven van de stand van zaken van de interne procedures, de procedures naar Belgisch recht dus.

De laatste communicatie met de Commissie dateert van 18 maart jongstleden. Ik ga daar dadelijk op in.

Mede gelet op het tijdstip waarop de staatswaarborg zou spelen, bij de sluiting van de vereffening van Arco, waarschijnlijk in de loop van 2015- gelieve hierbij de publieke opinie niet te misleiden- was de meest voor de hand liggende sequentie in deze zaak dat de Belgische procedures eerst worden afgerond, en dat de Commissie pas nadien haar beslissing met betrekking tot de staatssteun zou treffen. Op die manier kreeg het intern Belgisch recht tijdsgewijs voorrang op het Europese dat pas aan de orde komt nà validering van de Belgische waarborgregeling door de hoogste Belgische gerechtelijke overheden. In informele contacten liet de Commissie zelf steeds uitschijnen dat deze sequentie zou worden gevolgd.

Dit was de situatie waarmee ik bij mijn aantreden op 5 maart 2013 werd geconfronteerd - die niet wezenlijk veranderde toen de Nederlandstalige Kamer van de Raad van State op 25 maart 2013 naar het Grondwettelijk Hof verwees.

Die situatie veranderde evenwel toen ook de Franstalige Kamer van de Raad van State op 15 januari 2014 naar het Grondwettelijk Hof verwees.

Immers, doordat na de Nederlandstalige nu ook de Franstalige Kamer van de Raad van State een prejudiciële vraag stelde aan het Grondwettelijk Hof, zal de Belgische procedure langer dan verwacht duren, zodat de Europese Commissie zelf bij het respecteren van de aanvankelijk aangehouden sequentie mogelijks geen beslissing meer zal kunnen nemen voor het aanstellen van een nieuwe Commissie per 1 november 2014.

2. Het klopt niet dat er reeds een beslissing is genomen door de Europese Commissie.
Wel werd de Belgische Staat via zijn raadslieden en de FPIM medio februari verwittigd dat de Commissie, in tegenstelling tot de sequentie die haar diensten tot dan toe aangegeven hadden, overwoog het dossier af te ronden. Daar werd aan toegevoegd dat de Belgische Staat nog bijkomende elementen kan laten gelden.

Daarom heb ik vervolgens over de mogelijke uitkomst van een in voorkomend geval negatieve beslissing van de Europese Commissie, en van de gevolgen daarvan, bijkomend juridisch advies ingewonnen dat ik ontving tijdens de eerste dagen van maart. Uit dit advies bleek dat de Commissiebeslissing in rechte niet in de weg kan staan aan een betaling van de coöperanten en de waarborg ten gunste van de coöperanten dus niet in het gedrang kan brengen. Dat de garantieregeling eventueel onverenigbare staatssteun zou inhouden ten gunste van de financiële coöperatieve vennootschappen, en dat een dergelijk steunelement moet worden teruggevorderd, is één –mogelijke- zaak. De voorlopige schorsingsbeslissing van april 2012 gaat in die richting. Maar dat individuele spaarders die te goeder trouw op de regeling zijn afgegaan, het kind van de rekening zouden worden, is een andere zaak en geheel onaanvaardbaar. De Europese staatssteunregels zijn immers niet van toepassing op het eventuele voordeel voor particulieren, dit is individuele spaarders. Uit het recente Residex-arrest van het Hof van Justitie volgt dat het Europees recht niet de ongeldigverklaring van de garantieregeling ten gunste van de individuele coöperanten vereist omdat deze niet nodig en zelfs niet dienstig is om de concurrentieverstoring ten gunste van de financiële coöperaties ongedaan te maken.

Gelet op deze analyse was het noodzakelijk voor de Belgische Staat om, in het belang van de coöperanten, nog een laatste memorie over te maken aan de Commissie. Dat geschiedde op 18 maart.

3. U heeft mij dus begrepen: ik ben allerminst bang voor een beslissing van de Commissie. Indien de beslissing de spaarders raakt, dan zullen wij ze aanvechten voor het gerecht in Luxemburg. Is de beslissing juridisch correct, dan brengt ze de waarborg niet in het gedrang. Het is deze analyse die wij hebben benadrukt bij de Europese Commissie. Het dossier kent nu zijn verdere verloop, en ik hoop samen met u dat dat verloop snel zal zijn.

Nogmaals, in rechte mag de beslissing van de Commissie geen impact hebben op de waarborg ten voordele van de coöperanten. Zij moet voor hen dus neutraal zijn.

De Belgische Regering is consequent in dit dossier. Een waarborgregeling werd uitgewerkt en gestemd- niet door uw partij- voor de coöperanten en wordt op alle fronten juridisch verdedigd totdat zij definitief gevalideerd is. Deze procedures zullen naar alle waarschijnlijkheid een einde kennen alvorens de waarborg moet gehonoreerd worden, bij de sluiting van de vereffening van Arco, waarschijnlijk in de loop van 2015.