Minister van Justitie Koen Geens heeft woensdag een oriëntatienota voorgesteld waarin gepleit wordt de grens voor het inschrijven bij de burgerlijke stand van een levenloos geboren kind te verlagen tot 140 dagen.
Het thema duikt sinds 10 jaar regelmatig op de politieke agenda op zonder ooit tot een oplossing te leiden. De voorstanders willen de ouders van een doodgeboren kind helpen in hun rouwproces. Om het dossier vooruit te helpen, vroeg de minister zijn administratie een studie te maken over het statuut van levenloos geboren kinderen, waarbij verschillende organisatoren en professoren werden gehoord.
Vandaag kan een kind ingeschreven worden 180 dagen na de bevruchting. 'Volgens de verzamelde informatie blijkt het criterium van 140 dagen vanaf de bevruchting overeen te stemmen met de beperkingen van de huidige geneeskunde. Het komt tegemoet aan de vraag van de ouders en volgt de aanbevelingen van de WGO (Wereldgezondheidsorganisatie)', luidt het in de studie. In tegenstelling tot de termijn van 12 weken, die sommigen voorstelden, heeft de drempel van 140 dagen volgens de auteurs van de studie als voordeel dat er geen ruimte gelaten wordt om de wetgeving rond zwangerschapsafbreking of de erkenning van de rechtspersoonlijkheid van de foetus ter discussie te stellen. 'Ethische en dogmatische discussies hieromtrent worden dus vermeden', luidt het.
Er vallen alvast nog een aantal modaliteiten te regelen. Zo is er de vraag van de familienaam van het levenloos kind, die in de huidige wetgeving niet geregeld wordt aangezien het levenloos kind geen juridische persoonlijkheid heeft en dus niet in aanmerking komt voor de afstamming.
Volgens Sonja Becq (CD&V) zijn de ingediende voorstellen - van CD&V, cdH, Open Vld en sp.a - een goede discussiebasis. Haar fractie heeft reeds een reeks amendementen ingediend op haar oorspronkelijk voorstel. Volgens Peter Vanvelthoven (sp.a) liggen de standpunten van de verschillende fracties dicht bij elkaar.