’Als ik 70 ben, loop ik naar Compostela’

le vendredi 14 août 2015 14:03 De Morgen - Weg uit de Wetstraat

”Om half drie op het dorpsplein. Ik zal jullie oppikken.”

Het is spannend afwachten wanneer Koen Geens (57) ons op een mooie zomerdag meeneemt naar de plek waar hij alles loslaat, ergens in de druivenstreek. Een kwartier rijden we door holle wegen, even stoppen we om de natuurpracht te bewonderen, en daarna te voet verder. Voor ons ligt een gebied met steile valleitjes, uitgestrekte graanvelden en rivieren. Alleen het vliegtuiglawaai lijkt de idyllische setting af en toe te verstoren.

Het hoogteverschil is geen probleem voor de justitieminister. Het komende uur houdt hij er een stevige tred op na.

”Mijn vrouw en ik komen hier

’s avonds wandelen als we even tijd hebben. In een uurtje kun je een serieus parcours afleggen en helemaal ‘weg’ zijn. Dan schakel ik mijn gsm gewoon uit, want ontvangst is er toch niet.”

Meer hints over de locatie krijgt u niet, want afspraak is afspraak: die blijft geheim.

”Ik ben daar heel beducht voor. Als je alles van jezelf deelt, hou je uiteindelijk niets meer over”, zegt hij. “Als mijn vrouw en ik samen een avondje op restaurant gaan, dan begin ik ook niet iedereen te groeten. De mensen respecteren dat. Het is met bovenmenselijk te willen zijn dat je jezelf pijn doet.”

Nog geen vijf minuten onderweg en Geens heeft de eerste spreuk al uit de mouw geschud. Immer de rust zelve, volgens sommigen zelfs irritant kalm. De ex-advocaat, die pas op zijn 49ste de politieke toer op ging als kabinetschef van Kris Peeters, lijkt wel een baken van stabiliteit in de lichtjes neurotische Wetstraat. “Dan ken je mij niet”, lacht hij. “Ik ben absoluut niet zen. Al kan ik wel goed doseren: ik kan mijn lichaam en geest urenlang laten rusten en pas activeren als het echt nodig is.”

Altijd handig tijdens onderhandelingen. “Een overlevingsmechanisme. Geleerd in mijn jeugd tijdens de nachtdroppings bij de scouts.”

Helemaal loskomen van de politiek zit er niet in. “Mijn hoofd heeft één groot gebrek: het stopt nooit. Hoogstens worden de dingen in mijn hoofd herschikt”, zegt hij. “Meestal ontdek ik tijdens een wandeling hoe ik bepaalde zaken in mijn professioneel leven zal aanpakken. Ik zet de bakens uit voor de komende maanden. Daarna probeer ik dat uit te voeren.”

De hervorming van Justitie, bijvoorbeeld. “Zeker honderd wandelingen”, lacht Geens. Al gebeurt het zelden dat hij hier écht belangrijke knopen over de eigen toekomst doorhakt. “Zo zit ik niet in elkaar. Bij belangrijke beslissingen weet ik meteen of het goed zit. Zodra ik begin te piekeren, weet ik dat ik fout zit.”

Jagen met grootvader

Wandelen deed Geens van kleins af met zijn grootvader. “Ik was enig kind. Mijn moeder is heel jong weduwe geworden en gebleven, vanaf haar 27ste. Mijn grootvader verving dus zowat mijn vader. Hij jaagde. Als kleine jongen liep ik dan achter hem, met zijn jachthond voor ons. Veel geschoten werd er niet, maar wel flink gewandeld.”

Geens heeft een moeilijke periode achter de rug. “In mei is mijn moeder gestorven. Op een vrijdag ben ik uit de ministerraad geroepen en zondag is ze gestorven. Dat ging heel snel. Ze was 85, maar nog ongelooflijk jong van geest en een hele trouwe supporter. Ze woonde nog helemaal zelfstandig.”

Hoe een toppoliticus zo’n moeilijke periode beleeft in volle justitie- en begrotingsperikelen? “Om alleen te zijn, heb ik nauwelijks tijd gehad.”

”Maar zo’n groot verdriet kun je niet negeren: ik ga daar helemaal door.”

Zijn grootste sportieve exploten komen van bij de scouts, zegt Geens. Twee keer per jaar gaat hij met zijn oude makkers op wandel- en fietsweekend. “Tien jaar geleden ben ik met Stefaan De Clerck, Kris Peeters en Karel Tobback (ex-kabinetschef van Peeters, ADB) ook naar Compostela gefietst.”

Of hij de groep op het lint trok? “Niemand stak er echt bovenuit, gelukkig waren we niet dramatisch competitief. (lacht) We dachten dat we de semicolletjes snel naar boven reden tegen 12 à 13 kilometer per uur, maar dan kwamen afgetrainde fietsers ons voorbij gestoomd.”

Het heerlijke aan die reis, zegt Geens, is leven als een kind. Niets doen behalve fietsen, eten en slapen. “Op mijn 70ste ga ik terug naar Compostela, maar dan te voet. Dat duurt drie à vier maanden, ik hoop dat ik daarvoor het geduld heb.”

Zag je Geens een tijdje vooral op de fiets, dan kreeg hij de voorbije jaren opnieuw de wandelmicrobe over van zijn vrouw. Tijdens de vakantie trokken ze vroeger ook al samen de bergen in, bij voorkeur in Zwitserland.

”Zij is veel meer een hinde. Ik heb last van hoogteziekte, dus vanaf 2.500 meter laat ik haar voorgaan. En vanaf 3.000 meter moeten we stoppen. Het belangrijkste is de taart, om vier uur in de berghut.”

Deze zomer gaan ze in Zweden en Noorwegen enkele dagtochten afhaspelen, iets waar ze beiden naar uitkijken.

”Mijn vrouw is de dochter van een politicus. Zij dacht altijd dat ze niet getrouwd was met haar vader. Het heeft lang geduurd, maar uiteindelijk is ze nu weer met een politicus samen.

”Als politicus heb je een onvoorspelbaar leven. Je agenda loopt vaak uit en tijdens regeringsonderhandelingen komt ook het nachtelijk vergaderen ertussen. Mijn vrouw heeft intussen geleerd om niet op mij te wachten. Anders word je gek van mij. Maar in de wandeling vinden we elkaar.”

ANN DE BOECK