“Community oriented custody: van gevangenis naar detentiehuis?”

le vendredi 19 février 2016 14:00 Toespraken

Geachte dames en heren in al uw hoedanigheden,

Het verheugt mij dat ik hier vandaag aanwezig kan zijn. Deze studiedag toont aan dat er vanuit vele hoeken een bijzondere belangstelling is voor het penitentiair beleid en het gevangeniswezen.

Alvorens ik het wil hebben over kleinschaliger projecten voor detentie, zou ik graag van de gelegenheid gebruik maken om u in algemene termen de krachtlijnenvan mijn toekomstig beleid kort toe te lichten.

Vandaag verblijven 11.060 gedetineerden in onze 34 penitentiaire inrichtingen. Er is daar maar plaats voor 9.953 eenheden. De overbevolking bedraagt dus iets meer dan 10 %. Zowat 2 jaar geleden was dat nog rond de 21 %. We hebben dus al een enorme sprong voorwaarts gemaakt, maar dit is allesbehalve het einde van het verhaal.

Avec plus de 11.000 détenus, la Belgique compte plus de 100 détenus par 100.000 habitants. C’est bien plus que, par exemple, dans les pays scandinaves, aux Pays-Bas ou en Allemagne. La France compte un nombre de détenus analogue, et le Luxembourg et la Grande-Bretagne en comptent plus. Environ 36 % des détenus se trouvent en détention préventive. C’est également bien plus que dans la plupart des pays européens, comme par exemple la Grande-Bretagne, l’Allemagne, la Finlande, la France, la Suède et la Norvège.

Ik heb reeds enkele keren aangekondigd dat het streefdoel moet zijn de gevangenispopulatie duurzaam onder 10.000 gedetineerden te brengen, rekening houdend met de beschikbare capaciteit die enerzijds zal worden uitgebreid door nieuwe projecten en anderzijds zal dalen door sluiting van oude, onaangepaste sites en de opzeg van de huur van Tilburg waar 500 gedetineerden verblijven. Het reduceren van de gevangenispopulatie moet ons toelaten de gedetineerden te herbergen in menswaardige omstandigheden en hen de gepaste activiteiten van werk, vorming, onderwijs, ontspanning en resocialisering aan te bieden. Ook het penitentiair personeel heeft baat bij het afstemmen van de celcapaciteit op het aantal gedetineerden, net zoals het waarborgen van de veiligheid en de orde in en buiten de gevangenis.

Twee principes zullen daarbij de leidraad zijn: het beschermen van de maatschappij én het zoveel mogelijk trachten te voorkomen van recidive. Daar hebben zowel de maatschappij, de slachtoffers als de gedetineerden baat bij.

Wat de internering betreft, zijn er een aantal wijzigingen van de wet van 5 mei 2014 opgenomen in mijn Potpourri-III wetsontwerp. In dit wetsontwerp wordt werk gemaakt van een aangepast beleid en zorgtraject voor geïnterneerden, de verdere uitbouw van een forensisch psychiatrisch zorgnetwerk, het wegwerken van de ontbrekende schakels in het bestaande forensisch psychiatrisch zorgnetwerk, en op termijn de oprichting van een gespecialiseerd centrum voor observatie en diagnosestelling. De gevangenis vormt geen gepaste setting voor een geïnterneerde. Als uitgangspunt geldt dat aan geïnterneerde personen de nodige zorg en behandeling moet worden geboden om een menswaardig leven te leiden, rekening houdend met het veiligheidsrisico en de gezondheid van de geïnterneerde persoon. Deze bepaling is de leidraad van het beleid inzake de geïnterneerde persoon. Studies wijzen uit dat geïnterneerden minder hervallen na het volgen van een behandeling.

Samen met collega De Block van Volksgezondheid zijn we er nu al in geslaagd om plaatsen van opname te voorzien in de externe forensiche psychiatrische sector (30 long stay plaatsen in het universitair psychiatrisch centrum Sint-Kamillus in Bierbeek en 30 long stay plaatsen in Les Marronniers in Doornik). Eerder deze week kondigden we de 20 plaatsen aan in Zelzate voor vrouwelijke geïnterneerden. Eind dit jaar zal ook het FPC Antwerpen de eerste geïnterneerden kunnen opvangen. Gelet op de nood aan opvang en begeleiding van geïnterneerden die niet in deze bijzondere zorgeenheden terecht kunnen, besteed ik in mijn masterplan III voor de gevangenissen ook aandacht voor deze subgroep van onze gevangenispopulatie. Dit luik van het masterplan III wordt in nauw overleg met mijn collega De Block verder ingevuld zodat wij voor alle geïnterneerden in de toekomst een aangepaste infrastructuur en zorgtraject kunnen aanbieden buiten de penitentiaire inrichtingen.

En ce qui concerne le futur droit pénal et la future application des peines, ma vision est la suivante :

1) la peine de prison est réservée comme remède ultime à la sanction des infractions plus graves. Parallèlement et d’une même valeur que la privation de liberté, de nouvelles formes de sanction sont introduites. L’échelle des peines est enrichie de nouvelles sanctions autonomes afin de réinstaurer un équilibre dans la sanction pénale. En effet, la peine d’emprisonnement est la plus punitive et la plus socialement déstabilisante, qui complique le plus la réinsertion visée du condamné. Cette peine est aussi très chère pour la société (50.000 euros par an par détenu) et dans le même temps une forme peu effective de sanction. Aussi, elle ne peut être infligée que lorsque la sécurité de la société la requiert ou lorsque d’autres peines semblent insuffisamment dissuasives et/ou pénalisantes, à la lumière des faits commis. Dans ces cas aussi, la nature du régime pénitentiaire doit favoriser la réinsertion au maximum.

2) Mais la crédibilité de l’application des peines demeure aussi une priorité. Le but est de garantir que toutes les peines soient exécutées : les peines privatives de liberté, les peines alternatives et les peines pécuniaires.

In een tijd waarbij zowel het strafrecht als het strafprocesrecht worden vernieuwd, mag de strafuitvoering niet achterblijven. Naast het uittekenen van een nieuw juridisch kader, gaat de aandacht ook uit naar de weerslag van die nieuwe wetgeving op het penitentiair beleid, zowel op organisatorisch en logistiek vlak als op het (externe) rechtsstatuut van de veroordeelde gedetineerden.

In de toekomstige uitvoering van de gevangenisstraf worden maatschappelijk herstel en re-integratie nog meer centraal gesteld.

De wetgeving rond de externe rechtspositie wordt grondig aangepast waardoor veroordeelden tot een gevangenisstraf van hoogstens vijf jaar in principe automatisch worden vrijgesteld op de helft van de straf(fen) indien zij voldoen aan de wettelijk gestelde vereisten van reclassering, herstel en uitsluiting van recidive. Op basis van een onderzoek vanwege de gevangenisadministratie zal het openbaar ministerie evenwel altijd de bevoegdheid blijven houden om in dossiers waar aan de wettelijke vereisten niet is voldaan, de vrijstelling van rechtswege tegen te houden en het dossier ter beoordeling voor te leggen aan de strafuitvoeringsrechtbank. Voor veroordeelden met straffen van meer dan vijf jaar blijft de systematische tussenkomst van de strafuitvoeringsrechtbank altijd vereist. De tijdsvoorwaarde voor een vervroegde invrijheidstelling zal ook dan minimaal de helft bedragen van de veroordeling.

De huidige minima van één derde en twee derden (bij herhaling) worden dus losgelaten. Bij één derde vrijlating is het evenwicht tussen de rechterlijke veroordeling en de uitvoering van de straf te ver weg. Bij een minimale twee derden uitvoering zien we in de praktijk dat vele veroordeelden (40 %) alle straffen ondergaan omdat ze meestal de moeite niet doen om te werken naar een vervroegde vrijlating met oplegging van een proeftermijn. Zij komen dan na uitboeting van alle straffen terug in de maatschappij zonder reclasseringsplan en na te leven voorwaarden.

Tot slot verwijs ik hier ook naar het Regeerakkoord dat stelt dat voor zeer zware misdrijven de rechter ten gronde de mogelijkheid zal hebben om te bepalen dat van de uitgesproken straf een minimaal deel verplicht dient ondergaan te worden (de zogenaamde beveiligingsperiode).

Un sujet particulier dans la gestion de la population carcérale (et bien sûr dans la procédure pénale) est la détention préventive. La détention préventive est une mesure judiciaire de privation de liberté appliquée suite à la commission d’une infraction avant que le suspect ne soit reconnu définitivement coupable. En attendant une réforme globale de droit de la procédure pénale, la fonctionnalité de la détention préventive doit maintenant déjà être rétablie : en effet, elle ne peut être autorisée qu’en cas de danger pour la sécurité publique et en cas de risque de récidive, de soustraction et d’entrave à l’enquête. La détention préventive ne doit en aucun cas être considérée comme une exécution de, au moins une avance, de la peine de prison avant la condamnation. Vu son lourd impact sur la liberté individuelle de la personne concernée, le législateur avait conçu la détention préventive comme une mesure exceptionnelle, à limiter aux situations dans lesquelles la mise en liberté mettrait la sécurité publique, le déroulement ultérieur de l’enquête et le jugement final du suspect en péril. Bien que les critères en matière de détention préventive déterminés dans la loi soient déjà assez restrictifs et sévères pour la délivrance d’un mandat d’arrêt, ils n’ont jamais débouché dans la pratique juridique sur la diminution visée de son application.

In België is circa 36 % van de gedetineerden nog niet definitief veroordeeld en dus in voorlopige hechtenis opgesloten in een gevangenis. Dit percentage vertegenwoordigt om en bij de 3.600 gedetineerden. Cijfers van 2010 tonen aan dat 32% van de voorlopig gehechten verdacht waren van “gewone” diefstallen of diefstallen met braak zonder geweld en 28% voor drugsfeiten. Zonder de impact van die misdrijven uiteraard te onderschatten, kan vastgesteld worden dat de meeste personen in voorlopige hechtenis geen geweldsmisdrijven of zedendelicten of andere misdrijven die de integriteit van slachtoffers schonden, pleegden. De ambitie is om het grote aantal voorlopig gehechten te doen dalen zonder de bescherming van de maatschappij in het gedrang te brengen of de vereisten van een gerechtelijk onderzoek schade toe te brengen.

Uiteraard wil ik het ook hebben over de masterplannen.

Tijdens de voorgaande regeerperioden werd een masterplan goedgekeurd dat een actieplan uittekent voor een gevangenisinfrastructuur in humane omstandigheden voor de periode 2008-2012-2016. Dit masterplan werd herhaaldelijk verder uitgewerkt, aangepast en aangevuld.

Wat de interne rechtspositie betreft, is de infrastructurele pijler zoals die voorwerp uitmaakt van opeenvolgende Masterplannen een cruciaal element. Deze initiatieven moeten er mede een einde aan maken dat ons land nog veroordelingen oploopt vanuit diverse gerechtelijke niveaus, t.e.m. het Europees Hof voor de rechten van de Mens, wegens de inhumane behandeling van gedetineerden en geïnterneerden.

Een eerste belangrijke stap werd gezet in het Masterplan I dat, naast de renovatie van inrichtingen waarvoor dit nog een valabele piste was of de uitbreiding van capaciteit op bestaande sites, voorzag in de bouw van 4 nieuwe inrichtingen te Beveren, Leuze, Marche en Dendermonde. De bouw van deze laatste inrichting moet nog van start gaan. Deze inrichtingen hebben door hun concept reeds in belangrijke mate bijgedragen tot meer humane leefomstandigheden voor de gedetineerden en dito werkomstandigheden voor de personeelsleden.

Zowel de uitbreiding als de renovatie van de gevangenissen dienen dus verder gezet te worden via de uitvoering van het bestaande Masterplan I en II. Daarin zitten nog volgende projecten: FPC te Antwerpen, renovatie van vleugel B te Leuven, Merksplas, Dendermonde en Haren.

Dit laatste project toont dat ook architecturale concepten evolueren in de tijd en, niet in het minst geïnspireerd door een studie van de Koning Boudewijnstichting, werd een nieuwe vooruitstrevende stap gezet met het gevangeniscomplex van Haren. Dit is weliswaar een grote site (we moeten immers rekening houden met de Brusselse realiteit waar er heel wat gedetineerden moeten gehuisvest worden) maar gaat ook uit van het creëren van kleinschaliger samenlevingsomgevingen voor gedetineerden door een moderne variant van een paviljoen logica.

Een gevangenis is meer geworden dan het louter opsluiten, en al deze andere functies en activiteiten vragen ook heel wat ruimte. Daar wordt nu getracht een antwoord op te bieden door het complex te Haren.

Het gevangeniscomplex maakt steeds deel uit van de samenleving en dient hierin geïntegreerd te zijn. Dit betekent ook dat het gevangeniscomplex als gebouw moet ingepast worden in de omgeving en dat de omgeving in de mate van het mogelijke kan binnendringen in het gevangeniscomplex.

Het project Haren is vanuit deze filosofie vertrokken om zo te komen tot een gevangenisdorp waar via kleinere entiteiten een leefbare omgeving wordt gecreëerd.

Dans ce projet aussi, un établissement ouvert est prévu pour les femmes, par le biais d’un système de maisons, conçu sur la base d’une autre philosophie que le reste du complexe. Cette entité est composée de 6 unités de vie, avec chacune un maximum de 11 places, à l’exception de l’unité de vie pour mère et enfant qui comporte 5 places au maximum.

Elke leefeenheid bestaat uit een eigen, apart beheerd geheel van maximaal 11 kamers. De leefeenheid voor moeder en kind bestaat uit 5 kamers die specifiek ingericht zijn voor de aangepaste relatie met het kind. Deze moeder/kind-kamers hebben aangepaste verzorgingsfaciliteiten.

De entiteit zal buiten de gesloten perimeter liggen, met een aparte ingang.

De vrouwen die in de open inrichting worden ondergebracht worden voorbereid op een leven buiten de gevangenis. Hiertoe wordt er gestreefd naar een normaal dagverloop in elke leefeenheid en dienen ze zelf hun verantwoordelijkheid te nemen. Tewerkstelling vormt hier eveneens een wezenlijk deel van en kan worden ingevuld bijvoorbeeld door het onderhoud van de back office, een strijkatelier of werken buiten de gevangenis. Een aanbod van lessen moet dit mee ondersteunen, en dit kan zowel intern als extern gerealiseerd en gevolgd worden.

Het masterplan is dus zoals aangegeven geen statisch gegeven en dient, net zoals in het verleden, regelmatig te worden aangepast om rekening te houden met actuele ontwikkelingen. Deze doelstelling staat ook duidelijk vermeld in mijn justitieplan en mijn beleidsnota.

Daarom werken we momenteel aan een aangepaste versie van het masterplan, het zogenaamde ‘Masterplan III’.

De nota zal ook rekening houden met verschillende vormen van detentie. Want ook binnen het kader van de uitgevoerde gevangenisstraf zijn er varianten mogelijk. Het bestaande masterplan heeft een oplossing geboden aan de grote nood aan extra beveiligde gevangenissen. De uitvoering ervan heeft hier al voor een groot deel een oplossing geboden, waardoor er nu ook ruimte vrij komt om te investeren in detentiecentra met een low of medium security-niveau. Een bijkomende aandacht moet hierbij ook gaan naar meer sociale omkadering in plaats van zuivere bewakingsomkadering.

Andere opportuniteiten van deze evolutie moeten hier zijn:

•het streven naar een volledige afsplitsing in de toekomst van arrest- en strafhuizen;

•de ontwikkeling van een evidence based strafuitvoeringsbeleid met bijzondere aandacht voor risicotaxatie, en dit zowel intern (bijvoorbeeld in functie van de beheersbaarheid van het gedrag van de gedetineerden binnen de regimes) en extern (bijvoorbeeld in functie van de vluchtgevaarlijkheid) alsook het versterken van de emancipatorische basisprincipes van de wetten van 12 januari 2005 en 17 mei 2006 op respectievelijk de interne en externe rechtspositie.

Dit plan zal dus een aangepaste inventaris van infrastructuurprojecten opnemen, alsook een duidelijke differentiatie in deze infrastructuurprojecten. Deze projecten moeten nog ter goedkeuring aan de ministerraad worden voorgelegd, waarbij ook de afweging wordt gemaakt wat de meest gunstige realisatie- en financieringsvorm is. Dit is momenteel in voorbereiding, zodat nog geen exacte timing kan gegeven worden. Maar toch wil ik hier afronden door de stellen dat er inderdaad een voorstel is om projecten rond kleinschaliger vormen van detentie op te nemen.

En effet, chaque détenu ne présente pas un profil nécessitant une incarcération dans un établissement de haute sécurité. Par ailleurs, une plainte fort entendue est que la transition de la prison vers le monde extérieur est trop abrupte, que les détenus sont insuffisamment préparés dans divers domaines, avec toutes les conséquences possibles, dont le risque de récidive n’est pas la moindre. Pour ces raisons, je songe à un concept sur les maisons de détention ou de transition, un concept qui selon moi, peut mieux contribuer à favoriser la réinsertion et à diminuer le risque de récidive.

Zo’n huis bekijk ik als een kleinschalig project waarbij een gedetineerde, die hiervoor geselecteerd wordt op basis van een aantal criteria (prioritair maar niet uitsluitend wat diens veiligheidsprofiel betreft) tegen het einde van zijn straf de kans krijgt om deze door te brengen in een aangepaste infrastructuur waar gewerkt wordt rond een aantal principes zoals zelfstandig wonen, de zoektocht naar een geschikte job en opnieuw functioneren buiten beveiligde muren en het dus terug normaal leren omgaan met andere mensen in de samenleving. Anders gezegd: vanuit een filosofie van een inclusief beleid wat de toegankelijkheid van de reguliere maatschappelijke diensten betreft. Het is de bedoeling de gedetineerde te begeleiden en te ondersteunen om terug een eigen plek te vinden binnen de samenleving. Dit project kan ook een goed alternatief zijn voor het huidige systeem van de beperkte detentie. De gedetineerde wordt voorbereid om, na afloop van zijn straf, zelfstandig te wonen, werken en functioneren binnen de maatschappij. Hiervoor zullen ook de nodige samenwerkingsvormen moeten aangegaan worden in het kader van de regionale bevoegdheden inzake hulp- en dienstverlening aan de gedetineerden, waarbij in het bijzonder het accent ligt op de gebieden vormingscentra, CAW, VDAB, algemeen welzijn, etc…

De diensten binnen mijn administratie zijn momenteel reeds voorbereidende werkzaamheden gestart om dit te kunnen voorbereiden. Er zijn immers een heleboel vragen, zoals:

•Het verduidelijken van de juridische en reglementaire basis.

•het onderzoeken van de mogelijkheden om deze specifieke vorm van penitentiaire strafuitvoering uit te voeren (eigen beheer, subsidie, overheidsopdracht (concessie), etc…), met respect voor de bevoegdheden die in de context van de vigerende wetgeving onvermijdelijk tot het bevoegdheidsdomein van de overheid behoren.

***

Mesdames, Messieurs. Je pense avoir pu, en cette occasion, vous exposer dans les grandes lignes ma vision de l’application des peines. Un des aspects importants est donc la différentiation des peines. Selon moi, les projets de détention à petite échelle en font certainement partie.

Ik dank u voor uw aandacht / Je vous remercie pour votre attention.