Tijdens een diner, dat woensdagavond werd aangeboden door vice EU-voorzitter Frans Timmermans aan een colloquium van mensenrechtenspecialisten, mocht ik één van de grote politieke denkers van het ogenblik kort inleiden, Michael Ignatieff. Hij is een leidend historicus aan alle werelduniversiteiten, maar was ook een geëngageerd -weinig succesvol- Canadees politicus, en blijft bovenal een uitstekend journalist en briljant fictieschrijver.
In een twintigtal minuten schetste hij de drie grote problemen die democratische politici ondervinden in het huidige tijdsgewricht in hun worsteling met het populisme. Ten eerste, de algoritmische segregatie: dit wil zeggen dat het wel lijkt alsof alles erop aan wordt gelegd opdat democratische politici mensen die aanleunen bij de populisten niet zouden tegenkomen. Clinton werd zelden tegengesproken op haar meetings, al drukte zij misschien honderdduizenden handen. Ten tweede, en daarmee in tegenstrijd de digitale dis-inhibitie: is het niet eenvoudig aanhangers van de populisten op straat tegen te komen, des te meer lees je ze op twitter en internet. Daar zijn elke inhibitie en schaamte weggevallen. Je leert gewoon af je beledigd te voelen door je reinste gore praat. En tenslotte, de populist beschouwt een stuk van zijn politieke collega's niet als tegenstander maar als vijand. Het taalgebruik is navenant: als je een collega-kandidaat voor het presidentschap voortdurend kan toespreken met "I'll put you in jail when I'm president", begrijpt u wat ik bedoel.
We zitten er dus mee, met het populisme. Het is niet de eerste keer, het zal ook niet de laatste keer zijn. Aan ons om beginselvast stand te houden, kalm, en vooral te proberen altijd beter te doen, zodat we de aanhangers van de populisten kunnen laten zien dat we hun vertrouwen waard zijn.