Niemand draagt graag een pamper

le mardi 28 février 2017 17:23 Blogbericht

Niemand draagt graag een pamper

‘We moeten stoppen met mensen te pamperen’. De pamper is nochtans één van de beste uitvindingen aller tijden, en God weet hoe vernederend niet meer piepjonge kleuters het soms vinden om hem ’s nachts te moeten dragen. Om te zwijgen van ouderen die men soms een pamper aandoet om te vermijden dat ze ’s nachts uit bed zouden willen of moeten. We kunnen ervan uitgaan dat niemand een pamper draagt als het niet nodig is, of als anderen het niet nodig vinden. En dat niemand hem echt graag draagt. In een samenleving waar men eindelijk zo volwassen is om het kleuters niet meer ten kwade te duiden dat ze nog een pamper moeten dragen, en waarin men ouderen begrijpt die boos zijn omdat men ze tegen heug en meug een pamper aan doet, is de pamper dus heel ongelukkige beeldspraak.

Ik word moe van mensen die denken dat zij en hun ouders het helemaal alleen en zelf gemaakt hebben. En dat wie het niet zelf maakt, dat aan zichzelf te danken heeft of, erger nog, daar zelf schuld aan heeft. Trumps vader en grootvader waren veel rijker dan die van Obama. Trump is dat vergeten, Obama herinnerde zich dat gelukkig constant. Vandaar hun verschillende houding tegenover Obamacare.

Mijn grootvader langs moederskant ging tot zijn elf naar school en werd een geslaagd ondernemer. Mijn vader kon slechts universiteit doen omdat hij een lening kreeg van het Fonds van de meest begaafden. Mijn schoonvader studeerde samen met zijn broer op één zo’n lening. Want één van de twee broers was zogenaamd net iets minder begaafd. Maar toch nog begaafd genoeg om het heel ver te brengen in het leven.

Al deze voorouders zouden niet te beroerd (geweest) zijn om toe te geven dat ze ook geluk gehad hebben, met hun gezondheid, met hun verstand, met hun huwelijkspartner, met hun ouders en met hun kinderen, en met vele mensen te ontmoeten die hen onvoorwaardelijk kansen gaven.

En ook al werden ze niet gepamperd, ze zouden zeker liever iets minder hard hebben moeten vechten dan ze gedaan hebben. Een kind dat, zoals mijn grootvader, op elf van school moet om zijn moeder-weduwe op de boerderij te helpen, wenst dat niemand toe. En is blij dat zijn kleinkinderen hun moeder-weduwe niet meer moeten helpen. Een vader die enkel kon studeren omdat hij meest begaafd is, is blij dat zijn kinderen ook kunnen studeren als ze iets minder begaafd zijn. Dat heet vooruitgang.

België is in vele opzichten een sociaal voorbeeld geweest de laatste vijftig jaar. En dat heeft ons land geen windeieren gelegd. De toenemende sociale gelijkheid en het onderwijs voor iedereen hebben een economische groei zonder weerga gebracht. Meer ongelijkheid, een grotere tegenstelling tussen arm en rijk, is altijd slecht voor de economie, hoe men het ook draait of keert. Het budgettair zuinige westen van morgen zal meer armen tellen dan het budgettair gulle westen van gisteren. En dus minder economische groei.

Ik ben voor zelfredzaamheid en tegen verwenning, dat spreekt vanzelf. En ieder is kind van zijn tijd. Maar de harde toon die soms wordt aangeslagen tegen wie niet slaagt of nog niet geslaagd is voor het examen van de zelfredzaamheid, is misplaatst. Ik heb het gemaakt in België, zeker, met veel geluk en een goede gezondheid(szorg). Of ik het ook zou gemaakt hebben in Amerika, is minder zeker. En als ik in een ontwikkelingsland geboren was, was ik zeker al lang dood, want zo gezond ben ik nu ook weer niet.
De waarheid is dat we vroeg of laat allemaal een pamper nodig hebben. En dat niemand die graag wil.