Koen Geens: ‘Het is tijd voor een zuurstofkuur voor justitie’

le jeudi 02 mai 2019 17:05 Juristenkrant

journalist: Ruth Boone

De hinkstapsprong. Voor wie justitie van ver of van dichtbij volgt, is dat sinds 2014 niet langer alleen een term uit de atletiek, maar ook de tactiek van de minister van Justitie om justitie eindelijk de 21ste eeuw binnen te loodsen. Er was lof voor zijn werkijver, én kritiek op het verschroeiende tempo van de hervormingen. ‘Ik laat me erop voorstaan dat we snel zijn gegaan. Het was de hoogste tijd om de zaken efficiënter aan te pakken.’

Het is paasvakantie als we de minister spreken op zijn kabinet. De legislatuur loopt bovendien op haar laatste benen, dus is het er wat kalmer. Al hebben we dat niet gemerkt in onze mailbox: persbericht na persbericht over wetsvoorstellen die met de meet in zicht nog werden goedgekeurd in het parlement. Er is tot het laatste ogenblik hard gewerkt om zoveel mogelijk van de hinkstapsprong te realiseren. Nu de verkiezingen eraan komen, wordt de balans opgemaakt, en die is voor Koen Geens bepaald gunstig. De inspanningen van de afgelopen vierenhalf jaar leverden hem 73 op 100 op in het regeringsrapport van de krant De Standaard, de beste score van alle federale ministers. Er is dan ook gigantisch veel werk verricht, waarover de minister de afgelopen jaren graag en veel heeft gecommuniceerd. Dat doet hij in deze krant nog een laatste keer vóór de kiezer zijn oordeel velt.

Over welke verwezenlijkingen bent u het meest tevreden?

‘Er zijn zaken die verschillende delen van hart en rede gelukkig maken. Als u mij zou vragen net voor een huwelijksverjaardag, wat is ‘het’ beste uit de voorbije periode, dan zou het moeilijk zijn om daarop te antwoorden.’

‘Het was een intense periode. In het brede strafrecht: dat we de internering voorzien hebben van een wettelijk kader en instellingen, en de minimale dienstverlening in het gevangeniswezen. In het personenrecht: het feit dat we de transgenders een behoorlijke regeling hebben kunnen bieden. In het familiaal vermogensrecht is het erfrecht eindelijk hervormd. En in het economisch recht uiteraard de ondernemingsrechtbank, het nieuwe vennootschaps- en insolventierecht. Dat zijn belangrijke landmarks. Zo ook de rechtsbijstandsverzekering, en voor de rechterlijke orde alles wat ervoor zorgt dat de rechter minder met routinematige taken te maken krijgt. Denk aan het hoger beroep dat niet langer schorsend werkt.’

‘Het meest intens waren de terreur en de gevangenisstaking, beide in 2016. We hebben daar alle operationele en wettelijke consequenties uit proberen te trekken. Veel nieuwe wetgeving was er daarbij niet nodig, omdat die al onderweg was. Het meest tevreden was ik over het feit dat we nooit de noodtoestand hebben moeten uitroepen. We hebben de mensenrechten kunnen vrijwaren, met inbegrip van de creatie van een Mensenrechteninstituut. Als uitvloeisels van de terreurcrisis hebben we ook de financiering van de erediensten transparanter kunnen maken en de gevangenisconsulenten eindelijk een statuut kunnen geven.’

Hoe moeilijk was het om bij het uitwerken van die wetgeving een consensus te vinden met de andere partijen? Of bood het regeerakkoord daarvoor voldoende houvast?

‘Bij het sluiten van het regeerakkoord hebben we een aantal dingen niet kunnen voorzien, maar die waren zo dringend dat er geen problemen zijn gerezen om die te realiseren. Binnen de regering waren er wel wat spanningen over de veiligheidsaspecten, maar dat heeft niet geleid tot profilering.’

‘Het moeilijkste was het om het terrein te overtuigen; over de noodzaak van een minimale dienstverlening bijvoorbeeld, of om de rechterlijke orde te overtuigen van een aantal wijzigingen, of nog om de advocaten mee te krijgen in de rechtsbijstandsverzekering. Dat zijn onderhandelingen van drie à vier jaar geweest, waarin we hebben geluisterd, geprobeerd te overtuigen, en waar nodig onze plannen bijgestuurd.’

Hebt u de rechterlijke orde voldoende kunnen overtuigen?

‘De taak van de machten is om goed samen te werken, niet noodzakelijk om het eens te zijn. De rechterlijke macht is onafhankelijk, dat is haar essentie, maar ze was aan hervorming toe. Op een aantal punten is dat met schurende scharnieren, ik ben niet de eerste minister van Justitie en ik zal niet de laatste zijn die geconfronteerd werd met die delicate koppeltekenfunctie tussen de staatsmachten. Ik houd er goede herinneringen aan over, maar het was niet het makkelijkste onderdeel, zeker omdat justitie niet overgefinancierd is. Anderzijds mag niet elke poging tot hervorming stranden op een geweeklaag over een gebrek aan middelen. De magistatuur heeft tijdens deze legislatuur meer middelen gekegen dan ze verwachtte, maar minder dan ze wilde. In de volgende legislatuur moeten er meer middelen worden voorzien.’

Heeft u de problemen onderschat bij uw aantreden?

‘Ik kwam van Financiën, en dat is rechtlijniger gestructureerd dan Justitie. Ik kom wel uit de justitiewereld, en wist waaraan me te verwachten, maar het was moeilijker dan ik had gedacht, om twee redenen: budgettair was er permanente tegenwind, en er was de sfeer van terreur; na de aanslag van Nemmouche had niemand gedacht dat het zo ernstig zou worden.’

Klopt de indruk dat u tijdens de legislatuur wat milder bent geworden? Ik wil u twee citaten voorleggen: bij het openingscollege van Carl Devos zei u nog dat iedereen die procedeerde een deel van het probleem was, bij de voorstelling van the court of the future (“The Court of the Future”) gaf u toe dat er een onderconsumptie van justitie is?

‘Dat klopt niet helemaal, ik heb gezegd dat een aantal mensen het recht onderbenut. Het gaat dan om diegenendie niet de middelen hebben om een procedure te financieren. Ik blijf er bij dat het hoger beroep te makkelijk benut werd. Dat is ook gebleken toen we de schorsende werking van het hoger beroep hebben afgeschaft: het aantal hogere beroepen is sterk gedaald. Ook blijf ik erbij dat bemiddeling te weinig gebruikt wordt. Verzoening is vaak beter dan een mooi proces. Ik ben daar precies hetzelfde over blijven denken.’

‘Maar het klopt wel dat mensen met weinig middelen justitie onderbenutten. Daarom hebben we ook 3,5 jaar in stilte onderhandeld met de ordes van advocaten over de rechtsbijstandsverzekering, de rolrechten verlegd naar het einde van de procedure, en de pro deo regeling hervormd. Het budget was daarbij een permanente belemmering, maar het helpt niet om te klagen. Ik heb gedaan wat ik kon, meer was niet mogelijk, anders had ik de collegialiteit in de regering doorbroken. Het water stond iedereen op financieel vlak aan de lippen. Je bent uiteindelijk lid van een ploeg.’

tijd voor zuurstofkuur

U hebt in een justitieplan voor de volgende legislatuur gepleit voor 750 miljoen extra budget voor justitie en de justitiegebouwen. Is het niet wrang te moeten vaststellen dat het met rationaliseren en potpourri’s alleen niet lukt?

‘Veel is wel gelukt. Er zijn grote moeilijkheden bij justitie, maar met behoorlijke werkomstandigheden, met goede infrastructuur en informatica-ondersteuning is veel mogelijk. Ik ken de situatie van de gerechtsgebouwen redelijk goed. 60 procent is in niet zo’n goede staat, 10 à 20 procent is in ronduit slechte staat. Ik kan niet verwachten dat mensen in die omstandigheden hoera roepen. De klachten die ik kreeg, gingen vaak over het personeel en het werk, en het aantal mensen is niet onbelangrijk, maar de werkomstandigheden en de middelen zijn dat ook.’

‘Het is tijd voor een zuurstofkuur. Dat moet gebeuren in overleg. We hebben geen 300 gerechtsgebouwen nodig. Ik heb een realistisch budget naar voor geschoven. We hebben per inwoner meer magistraten dan Frankrijk en Nederland, meer penitentiaire agenten dan in veel landen. Die moeten wel een betere materiële en intellectuele ondersteuning krijgen.’

Maar we weten nu al dat dat geld er niet is?

‘Als er geen geld is, klaagt men daarover, als je dan geld wil voorzien, klaagt men dat er geen zal zijn. Zo kan je altijd een vlieg doodslaan. Ik heb geen enkele partij mijn plan horen tegenspreken. 80 procent van mijn budget gaat nu naar personeel. Maar de vraag is hoe je souplesse wil om te hervomen? We moeten vernieuwing creëren, ook voor de toegang tot het gerecht. De man in de straat kan te weinig in contact komen met justitie. Daarom stel ik voor het Pro Deo budget te verdubbelen en voluit op de rechtsbijstandsverzekering in te zetten, en op bemiddeling. De wettelijke instrumenten zijn nu daar’

Dat budget van 750 miljoen moet onder andere dienen voor de informatisering. Hoe evolueert u de vooruitgang op dat vlak na 4,5 jaar?

‘De geschiedenis zal moeten oordelen. Ik stel vast dat Sidis Suite, de applicatie voor de gevangenissen, veel gebruikt wordt. De rechterlijke orde heeft natuurlijk een zwaar belast verleden, Phenix en Cheops zijn mislukt. We hebben die her en der uit de wetgeving geschrapt, waar ze in vermeld werden, hoewel ze niet bestonden.’

‘We hebben ons toen de vraag gesteld: werken we een heel nieuw centraal aangestuurd datasysteem uit, of gebruiken we lokale bouwstenen om te uniformiseren en om tot interconnectiviteit te komen? We wilden niet nog eens vijf jaar wachten, en zeggen: het komt eraan.’

‘We hebben er dus voor gekozen om MACH uit te breiden, maar dat was niet eenvoudig, want elke rechtsmacht had een ander informaticasysteem. In de meer ondernemende rechtsmachten was men vaak ook zelf beginnen bricoleren.’

‘Er waren heel wat applicaties op het terrein. Ik geef twee voorbeelden: e-deposit in Antwerpen, en het voorwaardenregister in Komen-Waasten. We hebben die systemen overgenomen en uitgebreid, wetende dat interconnectiviteit veel makkelijker is dan twintig jaar geleden. Die applicaties werken.’

‘De uitbreiding van MACH gebeurt met wisselend succes, maar wel met steeds groter enthousiasme. We streven nu naar die uniformiteit, zodat we binnen tien jaar kunnen overstappen naar een volgend systeem.’

‘Via de dossierapplicatie is communicatie met de rechtbank mogelijk. We hebben een plan klaar voor justice on web, omdat we applicaties met elkaar in verbinding kunnen brengen. We hebben dus vooruitgedacht met de bouwstenen die er waren. Het eindresultaat moet zijn dat geen enkele jonge advocaat nog kan beweren dat hij geen conclusies elektronisch kan neerleggen.’

‘We zijn ergens geraakt, maar we zijn er nog niet. Vooruitgang gaat traag. Ook in bedrijven, ook in de Nederlandse justitie zijn al informatiseringsprocessen mislukt. Ik denk dat het bilan positief is, maar het gaat met veel tandenknarsen gepaard. Elke startende informatisering gaat moeilijk. De FOD Justitie had ook niet de rijkelijkst bestafte IT-dienst, evenmin als de steundiensten van de colleges. Maar ik ben trots op de vooruitgang die ze gemaakt hebben’.

Hoe kijkt u aan tegen de oppositie die op een bepaald moment vanuit het Antwerpse hof van beroep werd gevoerd in het e-depositverhaal? Is daar te weinig aan change management gedaan, om het met een modern woord te zeggen?

‘Change management is altijd moeilijk. Ik ben niet geneigd om in te gaan op de situatie in Antwerpen, dat is een geïsoleerd geval. Over het algemeen heb ik goed kunnen samenwerken, bijvoorbeeld met de ondernemingsrechtbanken maar ook met de colleges. Zij hebben natuurlijk allemaal hun opvattingen over hoe het moet. Ik stel vast dat de voorzitter van het College, Pol Van Iseghem, tevreden terugkijkt op de samenwerking. Het is zo dat het voor sommigen op het terrein te snel gaat, of dat iets niet is geworden wat men ervan had verwacht, of dat het een andere draai heeft genomen. We hebben zo breed mogelijk geconsulteerd. Wat MACH betreft, hebben we het gevoel dat we vrij grote steun genieten. Justitie komt van het papieren dossier, op een bepaald moment moet iedereen mee in de verandering. Dat is niet eenvoudig.’

Dat te snel gaan, was ook een veelgehoorde kritiek bij de invoering van de potpourri’s.

‘Ik laat me erop voorstaan dat we snel zijn gegaan. Het was de hoogste tijd om de zaken efficiënter aan te pakken. Met potpourri I hebben we een snellere doorlooptijd in burgerlijke zaken kunnen realiseren, zeker in de arbeidsrechtbanken en de ondernemingsrechtbanken. De last van het aantal hogere beroepen is afgenomen, die van het verzet ook.’

‘Met potpourri II hebben we vernieuwing gebracht in de strafprocedure, met potpourri III in de internering. We hebben met potpourri IV de centrale raad voor het toezicht op de gevangenissen onder toezicht van het parlement gebracht. In potpourri V - uiteindelijk hebben we er elf gehad, maar we hebben de laatste geen potpourri’s meer genoemd - hebben we het notariaat hervormd, met latere potpourri’s de voorlopige bewindvoering en de bemiddeling. We hebben onvoorstelbaar grondige vernieuwingen doorgevoerd.’

strafrecht: lang en lastig

Laten we het even hebben over wat niet is gelukt. Dat situeert zich vooral in het strafrecht. Ligt dat aan de aard van de materie?

‘In volgorde van gezindheid tot verandering loopt het economisch recht inderdaad voorop. Het burgerlijk recht is redelijk stabiel, maar ook daar was het tijd voor verandering. We hebben daar veel kunnen doen, en het stuk goederen en verbintenissen zal er de in de volgende legislatuur komen. De ontwerpen liggen neer in het parlement’

‘Het strafrecht is moeilijker om te hervormen. Je hebt een proces met vijf verschillende partijen: het parket, de zetel, de onderzoeksrechters, de burgerlijke partijen en de beklaagden. Die vijf belangen zitten voor een stuk ook verweven in de actoren. Ze hebben allemaal een zeer uitgesproken opvatting, en verdedigen die ook zeer publiekelijk. Daarnaast is er de publieke opinie. Die heeft meer interesse in strafrecht dan in pakweg de mede-eigendom, terwijl de burgers daar waarschijnlijk meer mee in aanraking komen. Het is ook niet moeilijk om de publieke opinie te bewegen over het strafrecht.’

‘Nu, mijn experten zijn klaar met hun teksten, die de basis kunnen vormen voor de discussie in de volgende legislatuur. Voor het nieuw strafwetboek is er een voorstel neergelegd in het parlement (door Raf Terwingen, nvdr), en ook voor de strafvordering is er een voorontwerp klaar. Het zal altijd moelijk zijn, maar iedereen zal de nodige politieke wil aan de dag moeten leggen, of het zal niet lukken. Het is nochtans nodig. Kijk naar de zaak Nemmouche, het heeft 4,5 jaar geduurd om tot een proces te komen. Als je dat vergelijkt met de berechting van Anders Breivik in Noorwegen… Onze strafprocedure is lastig en lang, en is aan vernieuwing toe. Maar dat is niet eenvoudig.’

Hoe kijkt u terug op de stevige kritiek van het openbaar ministerie op uw hervormingsvoorstellen?

‘Als ik de kritiek hoor van het OM en anderzijds de kritiek dat ik de pleitbezorger was van het OM, denk ik dat ik het goed gedaan heb, en het moedige midden heb gehouden.’

Een aantal van uw hervormingen heeft de toets van het Grondwettelijk Hof niet overleefd. Waarom worden sommige wetsvoorstellen en -ontwerpen toch doorgedrukt, zelfs al zeggen experts, rechtsleer en Raad van State dat ze problematisch zullen zijn voor het Grondwettelijk Hof?

‘Wie een glazen bol heeft: die wil ik graag lenen. Ik heb zowel op Financiën als op Justitie veel wetgevende arbeid gedaan, het is zeldzaam dat een politiek gevoelige wet niet werd aangevallen voor het Grondwettelijk Hof. Als je kijkt naar het aantal bepalingen dat is vernietigd: dat zijn er heel weinig, als je het vergelijkt met de gigantische arbeid die is verricht. Het is ook nooit de hele wet, maar slechts een paar bepalingen die worden vernietigd.’

‘Het is werkelijk niet altijd voorspelbaar, ik heb nochtans redelijk goeie constitutionalisten aan mijn zijde.’

‘We weten ook niet hoe er gestemd wordt in het Grondwettelijk Hof, er worden anders dan in de US Supreme Court geen dissenting opinions gepubliceerd. Recht is in essentie niet systematisch, het is gestolde politiek. Het oordeel van het Grondwettelijk Hof is ook een politiek oordeel in brede zin. We hebben meestal de opmerkingen van de Raad van State gevolgd..’

‘Het Grondwettelijk Hof heeft ook een heel brede reikwijdte. Op een bepaald moment heeft het Hof een deel van de wet Lejeune uit de 19e eeuwterzijde gesteld, om reden van een technische discriminatie die zich later voorgedaan heeft. De ampleur, de censuur en revisie kunnen een gigantisch impact hebben. Dat is heel interessant vanuit het standpunt van de rechtstaat, maar de wetgever moet voortgang maken. Je zou je in dat opzicht de vraag kunnen stellen of de wetgever ook niet een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof zou moeten kunnen stellen.’

‘Maar mijn constitutionele cel verzekert me dat we een goed track record hebben.’

U had het over politiek gevoelige wetten. Is het niet zo dat soms gekozen worden om toch maar de wet goed te keuren, en daarbij de hete aardappel door te schuiven naar de rechterlijke macht?

‘We hebben dat nooit bewust gedaan. Het gebeurt soms maar nooit in justitiemateries hebben we dat niet gedaan. Maar het is soms niet eenvoudig. Aan het begin van de legislatuur vroeg de hele top van de magistratuur om iets te doen aan assisen. Maar binnen de wetgevende macht was er geen tweederde meerderheid om artikel 150 van de Grondwet aan te passen. Dat moet een minister moedig zijn, en risico’s nemen. Dat is wat assisen betreft twee jaar goed gegaan, het oordeel van het Grondwettelijk Hof had ook anders kunnen uitdraaien. U mag niet vergeten dat we al correctionaliseren sinds 1838.’

Hoe is uw verhouding als minister met het Grondwettelijk Hof? U hebt de advocaten er ooit aan herinnerd dat er een tijd is geweest zonder Grondwettelijk Hof.

‘Tja, dat is omdat ik afgestudeerd ben zonder Grondwettelijk Hof toen toetsing van de wet aan de grondwet nog taboe was. Maar die verhouding is in wezen niet anders dan met andere nationale en internationale hoven. We zijn onderworpen aan het laatste woord van het rechterlijk oordeel, zowel Europees als Belgisch. Dat is goed in een rechtstaat. Maar vanaf het ogenblik dat men dat beschouwt als een hinderpaal voor beleid, is men verkeerd bezig. Meestal brengt het vooruitgang. Straatsburg heeft belangrijke arresten tegen België gewezen over de internering en de staat van de gevangenissen. Ik onderwerp mij daar graag aan, en ben er heel dankbaar om.’

‘Artikel 150 van de Grondwet zouvoor herziening vatbaar kunnen worden verklaard, de volgende wetgever zou zich over assisen kunnen buigen. De federale procureur heeft onlangs gezegd dat de rechtszaak over de aanslagen in Zaventem en Maalbeek nooit voor assisen zou mogen komen. Maar dat zal het geval zijn. We hebben dat zien aankomen, ik herhaalde steeds maar dat terreur geen kwestie voor een jury was, ook al verliep de zaak Nemmouche door de voorzitster voorbeeldig. Maar de opinies over assisen verschillen tussen noord en zuid. Dat wordt dus niet eenvoudig.’

het glas is halfvol

In de klimaatdiscussie trekken burgers naar de rechtbank in de zogenaamde klimaatzaken. Veel juristen zijn daar negatief over, omdat zij vinden dat het niet aan een rechter toekomt om daarover te oordelen. Hoe bekijkt u dat als jurist?

‘We leven in een tijdsgewricht waarin de rechter een zeer breed spectrum van activiteiten onder de loep moet nemen.’

‘Toen het Hof van Cassatie in 1920 de principiële aansprakelijkheid van de overheid heeft aanvaard, heeft dat terecht de deur opengezet voor het onderwerpen van de overheid aan aansprakelijkheidsclaims. Ik ben zelf als minister bijvoorbeeld gedagvaard over de overbevolking in Sint-Gillis. De rechter heeft dus vaak het laatste woord.’

Zelfs als daarbij de kritiek over activistische rechters luidt klinkt?

‘Als je als politicus niet akkoord bent met de uitspraak van een rechter, kun je die niet ongedaan maken. Maar je kunt wel de wetgeving aanpassen. Elk van ons heeft zijn rol te spelen. Je kunt de precedentswaarde van uitspraken beperken door nieuwe wetgeving goed te keuren, waardoor bepaalde zaken zich niet meer kunnen voordoen. In dat opzicht heeft de wetgever het laatste woord.’

Een laatste, persoonlijke vraag: u bent behoorlijk actief op sociale media. De reacties daar op uw beleid zijn niet altijd mals. Hoe gaat u daarmee om?

‘Ik ben iemand die het glas eerder als halfvol ziet, ik kan leven met de kritiek die ik krijg.’

Ook als die soms heel cru geformuleerd is?

‘Ik heb niet de gewoonte kritikasters op sociale media technisch te ‘blokkeren’. Een politicus moet ermee kunnen leven dat kritiek luider gehoord wordt dan lof. Wat je niet gedaan hebt, krijgt vaak meer aandacht dan wat je wel gedaan hebt. De geschiedenis oordeelt er meestal anders over.’

=>Lees het artikel in de Juristenkrant

=>Lees hier het volledige bilan 'Justitie in transitie'