Ik ben niet van vrije mening veranderd: geen twee maten en twee gewichten

le lundi 31 mai 2021 19:30 Opiniestukken

Na de moordaanslag op de priester in Rouen eind juli 2016, vijf jaar geleden, kroop Peter De Roover in zijn pen. De Roover is een principieel verdediger van de vrije meningsuiting. Toch vond hij het misdrijf 'aanzetten tot haat en/of tot geweld' misschien wat te beperkt geworden, omdat we volgens velen terecht waren gekomen in een soort oorlogssituatie. De Roover vond dat we moesten nadenken over wat te doen met meningen die niet aanzetten tot haat of geweld, maar die onze democratische rechtsstaat zelf in vraag stelden, zoals sommige fundamentalistische moslimstromingen deden. Moesten we niet overwegen om ook die meningen misschien aan banden te leggen?

Ik kroop op 31 juli op mijn beurt in de pen. Ik wilde te allen prijze een soort noodtoestand vermijden, een soort Patriot Act, of wat dan ook, omdat ik in Guantanamo en bij onze zuiderburen had gezien tot wat een aanfluiting van de rechtsstaat een noodtoestand kan leiden: zowel de wetgevende als de rechterlijke macht buiten spel zetten, daar bedankte ik feestelijk voor. Mijn diepste overtuiging was dat een stevige veiligheidswetgeving moest volstaan, en het recht op vrije meningsuiting intact diende te blijven (zie mijn interview in De Standaard van 17 september 2016). Ik kreeg toen uiteindelijk gelijk van de regering Michel I.


De discussie die vandaag aan gang is over de vrijheid van meningsuiting, is in zekere zin een spiegelbeeld van wat we vijf jaar geleden meemaakten. Nu het virus schijnbaar stilaan bedwongen geraakt, valt door een noodlottig toeval de zoektocht naar een militair die op de OCAD-lijst staat samen met het vonnis van de Rechtbank in Mechelen tegen actiegroep Voorpost. Voeg daar nog aan toe dat die militair er erg rechtse sympathieën op nahoudt, terwijl zijn doelwit een viroloog is die aan rechts niets verloren heeft, en het vonnis van de Mechelse rechtbank een mening (‘Stop de Islamisering’) verbiedt, omdat die zou aanzetten tot haat of geweld.


Hoewel de Mechelse rechtbank oordeelt dat die mening door de wijze waarop ze geuit werd een persmisdrijf is, verklaarde zij zich bevoegd. Die bevoegdheid werd betwist omdat persmisdrijven in beginsel voorbehouden zijn door artikel 150 van de Grondwet aan het Hof van Assisen – de gevallen van racisme en xenofobie niet te na gesproken.


Men zou nu graag artikel 150 GW gewijzigd zien, en minstens persmisdrijven die haat behelzen voortaan toevertrouwen aan de gewone rechtbank – ook buiten de gevallen van xenofobie en racisme.

Ten gronde zou er niets veranderen, er wordt niks strafbaar dat het voordien al niet was, alleen zou dit het einde betekenen van de de facto immuniteit van heel wat persmisdrijven omdat onze parketten deze misdrijven (bijna) nooit vervolgen wegens de omslachtige procedure bij het Hof van Assisen.

Ik hoorde in het Parlement en op De Zevende Dag verdedigen dat aanzetten tot haat (bijv. van homoseksuelen) een toelaatbare mening zou moeten zijn. Met andere woorden, publiek geuite meningen zouden alleen mogen worden verboden indien ze aanzetten tot geweld. Het louter aanzetten tot haat met het oogmerk van discriminatie, bijv. wegens homofobie, zou niet langer strafbaar mogen zijn. Dat lijkt me niet evident. We voegden ten tijde van de terreurcrisis niets toe aan het aanzetten tot haat. Nu het aanzetten tot die haat weggommen en alles voortaan beperken tot aanzetten tot geweld, staat prima facie haaks op de evolutie binnen de Europese Unie (zie de Digital Services Act package van april 2021).

Of het in deze tijd van meningenoorlog tussen rechts en links echter aangewezen is om de Grondwet alleen op dit punt te wijzigen, is een vraag waarop ik niet met een overtuigend 'ja' antwoord. De vrije meningsuiting is van iedereen, zowel van links als van rechts, zowel van religieuze fanatici als van religiehaters. Geen twee maten en twee gewichten.


Voor mijn aarzeling zijn drie redenen.


De eerste reden voor mijn aarzeling is dat zo’n gevoelige grondwetsherziening moet gebeuren in een brede consensus tussen de democratische partijen. Ik herinner mij hoe moeilijk het was en hoe lang het duurde om een consensus te vinden in de vorige legislatuur over de verlenging tot 48 uur van de grondwettelijke aanhoudingstermijn. Maar we slaagden, met vereende krachten van meerderheid en oppositie: PS, CdH, Ecolo-Groen, Sp.a, allen stemden ze mee met de meerderheid.

De tweede is dat indien elk haatmisdrijf voor een gewone correctionele rechter op grond van een breed toepassingsgebied kan worden gesanctioneerd, dit een nog grotere meningenoorlog teweeg zal brengen. Als alle uitingen in de pers én op sociale media die aanzetten tot discriminatie voor de 'gewone' rechter kunnen komen, zal het parket best veel werk krijgen. Elk satirisch weekblad met pittige cartoons à la Charlie Hebdo zou op zijn tellen moeten passen. En de Félicien Rops-en van deze tijd zouden minder goed slapen.

De derde aarzeling is dat het wenselijk is een bredere hervorming van Assisen op te zetten dan alleen op het stuk van haatmisdrijven, minstens in verband met bijvoorbeeld terrorisme. Dat gaat over hetzelfde artikel 150 GW. In die context zou enkel een 'gespecialiseerde' correctionele rechter over bepaalde types misdrijven gaan die nu door artikel 150 GW aan Assisen zijn voorbehouden, met recht van beroep (tegen Assisen is nu geen beroep mogelijk).

Ik ben dus niet van mening veranderd. Het was wijs om – het pleidooi van Peter De Roover ten spijt – de vrijheid van meningsuiting niet nog verder in te perken in 2016. We moeten vandaag even wijs en democratisch zijn.

Ik besluit mijn verhaal, voor de zoveelste keer, met Benjamin Franklins paradigma: those who give priority to security over freedom, deserve neither. Ik geloof trouwens dat iedereen in België, van extreem links tot extreem rechts dat ook vindt. Toch als het over zijn eigen vrije mening gaat.