Echange de vues Arco

op 17 juli 2014 18:05 Parlementaire Vragen

Inleiding

Mijn uiteenzetting en de antwoorden die ik u zal geven zijn onderworpen aan de volgende beperkingen:
1. Ik ben ontslagnemend Minister van Financiën. Het is ongebruikelijk dat iemand in mijn situatie zich uit eigen beweging bereid verklaart uw commissie te woord te staan. Mijn politieke verantwoordelijkheid en mijn vermogen een Regering te verbinden moeten tegen het licht van de lopende zaken gehouden worden.
2. Er zijn federale regeringsonderhandelingen op til. In het kader daarvan zullen bepaalde problemen die ik hier zal aansnijden op tafel komen.  Het kan niet de bedoeling zijn de onderhandelingen daaromtrent te hypothekeren door verklaringen die ik vandaag zou afleggen.
U zal mij dus de voorzichtigheid die ik in acht zal nemen vergeven, in het licht van de twee voorgaande punten.
________________________________________
De garantieregeling van 2008 en 2011 garandeert de inleg van natuurlijke personen in een erkende financiële coöperatieve vennootschap.

De betrokken coöperatieve vennootschappen kunnen vrijwillig tot het waarborgsysteem toetreden, mits betaling van een toetredingsvergoeding en een jaarlijkse bijdrage.

Na de gebeurlijke vereffening of het gebeurlijke falen van de financiële coöperatieve kunnen de coöperanten krachtens de garantieregeling een aanvraag tot schadeloosstelling indienen bij het Bijzonder Beschermingsfonds voor de inleg die zij niet bij deze vereffening konden recupereren.

De garantieregeling waarborgt een bedrag van maximum 100.000 EUR per coöperant. Eenzelfde maximumbedrag geldt bij de garantieregeling voor de spaardeposito's en TAK-21 verzekeringen.
Le fondement juridique du régime de garantie est la loi de 15 novembre 2008 (devenu l'article 36/24, § 1er, al. 1er, 3° de la loi du 22 février 1998 fixant le statut organique de la Banque Nationale de Belgique).

Cette loi a été votée par votre Parlement immédiatement après la grave crise bancaire de septembre 2008, et elle a été perfectionnée par la loi du 14 avril 2009. En quelques jours, Fortis et Dexia ont dû être sauvées par les autorités publiques au mois de septembre 2008. Lors du premier weekend de Fortis, on a encore essayé de se limiter à une augmentation de capital souscrit par les Etats seuls, sans burden sharing, c’est-à-dire sans que les actionnaires de Fortis soient requis d’aider. Le lendemain, du lundi au mardi, Dexia fut sauvée avec une méthode de burden sharing : les Etats et les Régions souscrivaient toujours à une importante augmentation de capital, mais un effort considérable a aussi été demandé aux actionnaires institutionnels belges : Ethias, Arco et Holding Communal ont, suite à cette demande expresse, et dans la mesure de ce qui leur était possible, essayé de suivre le mouvement, sans disposer des moyens propres pour le faire. Comme les marchés n’avaient toujours pas confiance en Fortis, le weekend suivant, le deuxième weekend Fortis, a été utilisé pour digérer la scission des parties néerlandaises du groupe, et pour vendre la partie belge à BNP Paribas. Les systèmes de garantie qui ont été construits pour les assurés d’Ethias, branche 21 et pour les coopérants d’Arco sont la conséquence directe de la méthode de burden sharing qui fut appliqué dans le cas de Dexia. Les actionnaires privés de Dexia ne pouvaient pas souscrire à l’augmentation de capital qui leur fut demandée sans être couverts par une telle garantie. Sinon ils risquaient de devenir insolvables longtemps avant que Dexia ne le devienne elle-même fin 2011. A l’époque tout le monde comprenait qu’il n’y avait pas trop d’alternatives. Chaque jour et chaque weekend a connu son innovation, et sa surprise, comme les différentes mesures d’aide à KBC l’ont bien démontré. Mais une fois une certaine voie prise, en l’espèce, celle du burden sharing, qui permettait les Etats et les Régions de ne pas devoir souscrire à l’intégralité de l’effort requis, l’Etat devait par le biais d’un système de garanties de dépôts garantir dans un premier temps les participants des souscrivants.

Dans la foulée le Gouvernement a par ailleurs mis en œuvre le coupon 42 pour dédommager les actionnaires Fortis –coupon qui fut plus tard modifié et executé dans un dividende supplémentaire Ageas à l’occasion de la vente de la bad bank de Fortis.

Nadat de wet van 2008 een eerste aanzet had gegeven voor een garantiesysteem voor coöperanten, werd de vervolmaking daarvan opgenomen in de regeringsverklaring Van Rompuy in januari 2009:

“De afgelopen maanden heeft de regering verschillende maatregelen genomen om het vertrouwen in het financieel stelsel te vrijwaren en de spaarders te beschermen tegen de onzekerheden ten gevolge van de ontwikkelingen op de financiële markten. Het gaat meer bepaald om de verruiming van de werking van de depositobeschermingsregeling, de waarborg aangeboden aan de verzekeringstak 21 en het engagement tot invoering van een waarborg voor de vennoten van erkende coöperatieve vennootschappen. De regering bevestigt het engagement genomen door de vorige regering, om een waarborgregeling aan te bieden.”

La loi du 14 avril 2009 prévoit pour le Roi la possiblité d’instaurer un système par lequel la garantie de l'Etat est octroyée pour le remboursement aux personnes physiques de leur investissement dans une société coopérative financière agréée. De desbetreffende bepaling werd ingevoegd als art. 36/24 in de organieke wet op de Nationale Bank van 1998.

Cette garantie peut seulement être octroyée (i) sur avis de la Banque Nationale de Belgique et (ii) en cas de crise soudaine sur les marchés financiers ou en cas de menace grave de crise systémique, et aux fins de limiter l’ampleur ou les effets de cette crise . 
Le Roi a organisé le régime de garantie pour les coopérants avec l'arrêté royal du 10 octobre 2011 (un régime de garantie existait déjà à ce moment pour les dépôts d'épargne et les assurances-vie branche 21).

L'arrêté royal du 7 novembre 2011 a ensuite octroyé la garantie aux coopérants d'ARCOPAR, ARCOPLUS et ARCOFIN.

Beide Koninklijke Besluiten werden overlegd in de Ministerraad.

De Nationale Bank van België bracht op 7 oktober 2011 gunstig advies uit over de garantieregeling. In dit advies bevestigde de Nationale Bank van België dat de toepassingsvoorwaarden van voormeld artikel 36/24 vervuld waren. Zij stelde hierbij uitdrukkelijk vast dat de garantieregeling er toe strekte om de gevolgen van de financiële crisis te beperken en overwoog hierbij als volgt:

"L'article 36/24 est applicable en "cas de crise soudaine sur les marchés financiers ou en cas de menace grave de crise systémique, aux fins d'en limiter l'ampleur ou les effets". Les circonstances actuelles nous semblent répondre à ces conditions, en ce que la crise des dettes souveraines, les perturbations actuelles sur les marchés financiers et le dysfonctionnement des marchés interbancaires font peser sur notre économie un risque grave de crise systémique. A cet effet, une garantie d'Etat couvrant les parts des coopérateurs de certaines sociétés coopératives agréées permettrait de limiter les effets de cette crise".

Plusieurs recours en annulation ont été introduits auprès du Conseil d'Etat contre les arrêtés royaux des 10 octobre et 7 novembre 2011, qui organisent le régime de garantie et accordent concrètement la garantie aux coopérants ARCO. Plusieurs de ces recours ont été entretemps rejetés.

Quatre recours sont encore pendants. Afin d'apprécier la recevabilité de ces recours et la question de savoir si les personnes qui ont introduit les recours disposaient bien de l'intérêt requis pour contester le régime de garantie, le Conseil d'Etat a posé à la Cour constitutionnelle plusieurs questions préjudicielles.

Chacune des questions est formulée différemment. Le point central est cependant toujours de savoir si le fait que le régime de garantie ne vaut que pour les coopérants et par exemple pas pour les actionnaires dans d'autres types de société, comme une institution de crédit ou le Holding communal, viole le principe d'égalité.

Comme nous l'avons déjà expliqué en détail dans ces procédures, l‘Etat est d'avis que la situation des coopérants est comparable avec celle d'épargnants ou de titulaires d'une assurance branche-21. Pour cette raison nous estimons donc aussi qu'il est justifié que les coopérants puissent faire appel à un régime de garantie similaire. Selon nous, il n'est donc pas non plus question d'une violation du principe d'égalité et il doit être répondu aux questions préjudicielles par la négative.

De regering heeft dit standpunt steeds consequent verdedigd vanaf het ontstaan van de garantieregeling.

In de parlementaire stukken bij de invoering van deze wettelijke garantieregeling, kan men het volgende lezen:

« Het 3° heeft betrekking op de toekenning van een Staatswaarborg aan bepaalde coöperatieve vennootschappen die dichtbij de financiële sector staan, zoals Arco en CERA. De aandelen van deze coöperatieve vennootschappen hebben in bepaalde gevallen alle kenmerken van een spaarproduct; zij worden verondersteld aan de vennoten een regelmatige opbrengst te bieden en hen een terugbetaling op verzoek te verzekeren, binnen relatief geringe beperkingen, van het geïnvesteerde kapitaal. Het is dus gerechtvaardigd om aan deze aandelen een waarborgregeling toe te kennen equivalent aan deze die bestaat voor daarmee substitueerbare spaarproducten, dat wil zeggen bankdeposito’s en verzekeringen van «Tak 21». […] »

Par arrêt du 24 avril 2014, la Cour constitutionnelle a décidé de joindre les différentes procédures préjudicielles concernant le régime de garantie. Ces procédures sont toujours en cours.

Alle partijen dienen een memorie in deze procedures voor het Grondwettelijk Hof neer te leggen tegen 13 augustus.

Zolang het Grondwettelijk Hof de prejudiciële vragen niet beantwoord heeft blijft de behandeling van de procedures voor de Raad van State in beginsel opgeschort.

In de beslissing van 3 juli beoordeelt de Europese Commissie of de waarborgregeling al dan niet een vorm van staatssteun uitmaakt en zo ja, of deze steun aanvaardbaar is.

Deze beslissing sluit het onderzoek af dat de Commissie startte nadat de Belgische Staat de Commissie op eigen initiatief in november 2011 over de waarborgregeling inlichtte. Vooraf merk ik op dat het staatssteunaspect van de garantie voor de Tak 21 produkten die ten behoeve van Ethias werd ingevoerd gecleard werd door de Europese Commissie nav het herstructureringsonderzoek dat zij doorvoerde inzake de noodhulp die aan Ethias werd verstrekt.

Samengevat is de Commissie in haar recente Arco beslissing van oordeel dat de garantieregeling een vorm van staatssteun voor ARCO uitmaakt die niet verenigbaar is met de interne markt.

De door ARCO genoten steun zou er met name uit bestaan dat door de garantieregeling, en door de aankondiging ervan in 2008 en 2009, coöperanten minder geneigd waren om uit ARCO te treden. Hierdoor zou ARCO een concurrentievoordeel hebben genoten waarvan concurrerende ondernemingen niet konden genieten. Anders dan inzake de Tak 21 garantie, zou dit voordeel selectief zijn, omdat vergelijkbare concurrerende binnen- en buitenlandse ondernemingen zoals Ethias toegang hebben tot het verzekeringsgarantiesysteem, terwijl dit niet zonder meer duidelijk is voor Arco-concurrenten.

De Commissie meent bovendien dat de Arco steun niet kan genieten van de uitzondering van art. 107, 3°, b: de staatsteun was niet noodzakelijk ter voorkoming van een ernstige verstoring van de Belgische economie volgens de Commissie, dit omdat de impact van de financiële coöperatieven op de economie en de organisatie en aard van deze coöperatieven verschillend zouden zijn van deze van een klassieke bank of kredietinstelling. De Commissie heeft ook kritiek op het feit dat op vrijwillige basis aan de garantieregeling kan worden deelgenomen. Zij besluit:

La Commission est dès lors arrivée à la conclusion que l'aide n'est pas compatible avec le marché intérieur. Pour cette raison, la Belgique doit, selon la Commission:

- Récupérer immédiatement et effectivement l'aide octroyée à ARCO;
- Mettre un terme à l'aide;
- S'abstenir de tout paiement en vertu de la mesure d'aide.

La décision doit être mise en œuvre dans un délai de quatre mois à compter  de sa notification. Cette notification a eu lieu le 4 juillet dernier.

La mise en œuvre doit être entamée sous peu. L'Etat belge doit donc encore, dans un délai de deux mois après la notification (c.à.d. pour le 4 septembre) fournir à la Commission:

- Un aperçu des mesures prises et envisagées afin de satisfaire à la décision de la Commission; et
- La preuve qu'ARCO a été chargé de rembourser l'aide.

La Commission estime que l'aide reçue par ARCO doit être calculée comme suit:

(a) Soit 10% du capital des sociétés, tenant compte du niveau le moins élevé de ce capital du 10 octobre 2008 jusqu'au 8 décembre 2011 inclus;
(b) Soit la valeur de la part de 10 % des associés, calculé sur base la part moyenne dans le capital, au moment où le nombre d'associés était le plus faible dans la période allant du 10 octobre 2008 jusqu'au 8 décembre 2011.

Momenteel wordt bestudeerd hoeveel de terugvordering zal bedragen en hiervoor moet ook de noodzakelijke informatie voor de berekening worden opgevraagd bij de betrokken coöperatieve vennootschappen.

De Commissie zetelt in deze zaken als een administratief rechtscollege. Het staat een Lid Staat dus vrij om het respectvol oneens te zijn met een beslissing of met bepaalde aspecten daarvan. Dat is geen federale of confederale deloyaliteit naar Europa toe, integendeel, het betreft een elementair recht van verdediging en beroep in de Europese rechtstaat. Hoewel de beslissing nog volop bestudeerd wordt kan ik alvast melden dat een beroep bij het Gerecht van Eerste Aanleg in de lijn van de verwachtingen ligt, maar hierover uiteraard moet overlegd worden binnen de Regering.

Zoals wij uitvoerig uiteenzetten in de verschillende procedures die omtrent dit garantiestelsel gevoerd worden meen ik inderdaad dat ons stelsel wel degelijk geoorloofd was. De situatie van de coöperanten is immers vergelijkbaar met deze van een kleine spaarder of intekenaar op een verzekering van het type "Tak 21". Het is dan ook geoorloofd om voor elk van deze categorieën in een vergelijkbare garantieregeling te voorzien. Er is veel te doen over de vraag of een zgn. deelbewijs in een erkende coöperatieve een spaar- of een risicoprodukt is. Zoals hoger reeds toegelicht aan de hand van de Memorie van Toelichting die aan de Wet van 14 april 2009 voorafging zal iedereen moeten toegeven dat er meer dan gerede twijfel kan bestaan: een deelbewijs dat enkel recht geeft op de nominale waarde bij verkoop, en op een laag maximumdividend, en dat fiscaal behandeld wordt zoals een spaarboekje, is een vreemd aandeel. Zonder garantie deelt men in de verliezen, niet in de meerwaarde. En het dividend is beperkt naar het voorbeeld van de interest, omdat er fiscale vrijstelling is.

Zelfs indien er, zoals de Commissie beweert, onverenigbare staatssteun aan ARCO zou zijn verleend, dan nog meen ik dat dit niet betekent dat er onder het garantiestelsel geen betalingen aan de coöperanten zouden kunnen gebeuren. De jurisdictie van de Commissie ziet immers niet op particulieren, enkel op ondernemingen.

De enige partijen die volgens de Commissie onverenigbare staatssteun genoten zijn de vennootschappen van de groep ARCO. Daarom moet de staatssteun worden teruggevorderd. Maar dat volstaat om de volgens de Commissie verboden staatssteun situatie recht te zetten.
Een bijkomend verbod om de garantieregeling ten aanzien van de coöperanten uit te voeren kan, precies gelet op de tot ondernemingen beperkte jurisdictie van de commissie, enkel verantwoord zijn indien dit verbod nodig is om de marktverstoring op te heffen die voortvloeit uit het concurrentievoordeel dat ARCO wegens de steunmaatregel genoot.

Van enig concurrentievoordeel voor ARCO is echter geen sprake meer. ARCO is immers in vereffening. Zij oefent haar activiteiten niet langer uit en is dan ook geen concurrent voor andere ondernemingen. Betalingen aan de coöperanten kunnen dan ook geen voordeel aan ARCO verschaffen of marktverstorend werken.

Il pourrait donc s’avérer que l'interdiction de la Commission de procéder aux paiements en vertu du système de garantie soit non-fondée.

L'Etat belge pourrait dans ce cas contester la décision de la Commission devant le Tribunal de Première Instance de Luxembourg. Nous avons deux mois pour introduire ce recours, jusqu’au 15 septembre.

L'introduction d'un recours auprès du Tribunal de Première Instance contre la décision ne suspend pas la force exécutoire de cette décision. Je ne vois pas non plus de raison pour requérir du Tribunal qu'il suspende la décision pendant l'appel.

L'Etat belge devra alors aussi, pendant un éventuel recours, procéder à la récupération de l'aide dont ARCO a bénéficié selon la Commission, et ce par l'introduction d'une créance auprès des liquidateurs. La question se pose naturellement de savoir si les liquidateurs disposent d'actifs suffisants pour rembourser effectivement l'aide.

En toute hypothèse, la récupération aura lieu sous toute réserve d'une procédure d'appel contre la décision.

Je vous remercie.