Parlementaire vragen over de toewijzing van Nederlandstalige griffiers

op 01 april 2015 17:58 Parlementaire Vragen

Mondelinge vraag van mevr. Carina Van Cauter & mevr. Van Vaerenbergh aan de Minister van Justitie.

Betreft : toewijzing van minstens 7 Nederlandstalige griffiers aan de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel.

Te samen met de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde heeft de institutionele meerderheid tijdens vorige legislatuur evenzeer het gerechtelijk arrondissement Brussel hervormd. Zo kwam er onder meer een Nederlandstalige en een Franstalige rechtbank van eerste aanleg terwijl het parket werd gesplitst in een Brussels parket en een parket van Halle-Vilvoorde.

De wet van 19 juli 2012, die gestalte heeft verleend aan deze hervorming, voorzag evenzeer in een voorlopige verdeling van de personeelsformatie. Een definitieve verdeling diende te geschiedde na een werklastmeting. Het resultaat van die meting heeft uitdrukking verkregen in de wet van 6 januari 2014.

Er dient niet meer te worden gezegd en herhaald hoe gevoelig en ingewikkeld deze gehele hervorming werd tot stand gebracht.

Groot was dan ook mijn verbazing wanneer men mij recentelijk ter kennis bracht dat de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Brussel bij loutere beschikking de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg heeft verzocht om minstens 7 Nederlandstalige griffiers aan de Franstalige rechtbank van eerste aanleg toe te wijzen, terwijl het kader van die laatste rechtbank is volzet .

Graag had ik dan ook van de heer minister vernomen of deze informatie juist is.

Zo ja, welke handeling hij wenst te stellen opdat er in niets enige afbreuk kan worden gedaan aan wat in dit verband werd overeengekomen ?

Antwoord van de Minister:

De Eerste Voorzitter van het Hof van beroep te Brussel heeft inderdaad, bij beslissing van 13 maart 2015, vijf griffiers en twee medewerkers van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel gedelegeerd naar de griffie van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel, met ingang van 1 april 2015.

Voor zijn beslissing beroept de Eerste Voorzitter zich op artikel 328, al. 4 en 5 van het Gerechtelijk Wetboek. Aan de basis van deze bepalingen ligt de wet van 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde, waarvan de bepalingen in voege traden op 1 april 2014.

De betrokken bepalingen voorzien onder meer dat:

  • aan personeelsleden van niveau A of B (griffiers), zelfs zonder hun toestemming, een opdracht kan worden gegeven om hun ambt uit te oefenen in een andere griffie van het rechtsgebied voor een periode van ten hoogste een jaar
  • aan personeelsleden van niveau C en D (assistenten en medewerkers), eveneens zelfs zonder hun toestemming, een opdracht kan worden gegeven om hun functie uit te oefenen in een andere griffie van de afdeling, maar ook "in een andere griffie van het arrondissement Brussel, Waals-Brabant of Leuven voor een hernieuwbare periode van ten hoogste een jaar".

In dit concreet geval is het evenwel zo dat de betrokken zeven gedelegeerde personeelsleden zich allen zelf expliciet akkoord hebben verklaard met de delegatie.

Artikel 328 van het Gerechtelijk Wetboek voorziet evenwel dat de opdracht wordt verleend "met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken".

Deze gedelegeerde personeelsleden zijn houder van een getuigschrift waaruit blijkt dat zij geslaagd zijn in het examen over de actieve en passieve mondelinge kennis én tevens over de actieve en passieve schriftelijke kennis van het Frans. Bovendien hebben zij reeds eerder, toen het gerechtelijk arrondissement Brussel slechts één rechtbank van eerste aanleg kende, binnen dit rechtscollege in de Franse taal gewerkt.

De Eerste Voorzitter is van oordeel dat artikel 53 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken niet bepaalt dat enkel "Franstalige griffiers" kunnen worden benoemd in de Franstalige rechtbank.

In samenlezing met artikel 1 van de wet van 15 juni 1935 kan in de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel niemand "worden benoemd tot het ambt van griffier (…), indien hij het bewijs niet levert van de kennis van het Frans".

Krachtens paragraaf 6 van hetzelfde artikel wordt de kennis van één van de drie landstalen van rechtswege afgeleid van de taal waarin de kandidaat-griffier een getuigschrift heeft behaald van genoten onderwijs. De kennis van de andere taal wordt geleverd door het slagen in een door SELOR georganiseerd examen dat handelt over de "actieve en passieve mondelinge kennis en over de actieve en passieve schriftelijke kennis" van deze taal.

Eens de (grondige) kennis bewezen is, kan de kandidaat benoemd worden in de griffie van een rechtbank waarvan de taal gelijk is aan deze waarvoor hij met succes een volledig examen heeft afgelegd. Volgens de Eerste Voorzitter lieten de wijzigingen aangebracht door de wet van 19 juli 2012 de bestaande regeling inzake de in artikel 53, § 1, van de Taalwet vermelde benoemingsvoorwaarden ongemoeid.

Met andere woorden, stelt de Eerste Voorzitter, krachtens artikel 53, § 1, van de Taalwet volstond het en volstaat het nog steeds dat een kandidaat-griffier van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel (grondige) kennis van het Frans heeft om benoemd te kunnen worden. En deze kennis kan de kandidaat-griffier bewijzen hetzij door de voorlegging van een diploma of getuigschrift waaruit blijkt dat hij Franstalig onderwijs heeft genoten, hetzij door het slagen in het door SELOR ingerichte examen over de passieve én actieve, schriftelijke én mondelinge, kennis van het Frans.

Wanneer vervolgens de wetgever door de wet van 1 december 2013, in werking getreden op 1 april 2014, in artikel 328, 4e lid, Ger. W. aan de Eerste Voorzitter van het hof van beroep de bevoegdheid verleent om binnen zijn rechtsgebied, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935, gerechtspersoneel te delegeren van de ene griffie naar een andere, wordt hiermee de regeling beoogd zoals deze reeds vóór de splitsing van toepassing was, meent de Eerste Voorzitter. Het beginsel van de eentaligheid van de rechtbanken van eerste aanleg, rechtbanken van koophandel en arbeidsrechtbanken van Brussel wordt niet aangetast door de benoeming van gerechtspersoneel dat zijn (volledige en grondige) kennis bewijst van de taal van de betrokken rechtbank, ook al zou het personeelslid onderwijs hebben gevolgd in een andere landstaal.

In de interpretatie van de Eerste Voorzitter zou geen enkele wettelijke bepaling zich verzetten tegen een delegatie van leden van het gerechtspersoneel van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel naar de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel wanneer deze personeelsleden, zoals te dezen het geval is, beschikken over een getuigschrift waaruit de volledige en grondige kennis – en dus geen louter functionele kennis – blijkt van de taal van de rechtbank waartoe zij tijdelijk worden gedelegeerd.

De Franstalige rechtbank telt actueel slechts 38 griffiers op een kader van 125. Het is dus slechts uit absolute noodzaak dat de Eerste Voorzitter heeft gemeend gerechtspersoneel van de reeds onderbezette Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel te moeten delegeren naar de nog veel sterker onderbezette Franstalige rechtbank.

Artikel 399 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de procureur-generaal bij het hof van beroep, de procureurs des Konings en de arbeidsauditeurs waken over de regelmatige uitoefening van de dienst en de uitvoering van de wetten en verordeningen in de rechtbanken.

Gelet op de tegenstrijdige standpunten van de Eerste Voorzitter van het Hof van beroep te Brussel en de Voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel heb ik de procureur-generaal om een advies verzocht aangezien ik geen enkel risico wens te nemen op het vlak van regelmatigheid van de procedures voor de rechtbank.

Uiteraard zal ik tegelijkertijd ook alles in het werk stellen om zo spoedig mogelijk een haalbare oplossing voor het personeelstekort bij de Franstalige rechtbank van eerste aanleg aan te reiken, in overleg met het College van hoven en rechtbanken.