Toespraak studiedag "Tools voor het omgaan met intrafamiliaal geweld"

op 12 juni 2015 18:57 Toespraken

Dames en Heren,

Het onderwerp van de studiedag van vandaag betreft een materie die mij als minister van Justitie bijzonder ter harte gaat: het intrafamiliaal geweld en hoe kunnen we dit voorkomen of stoppen?

Het gaat mij bijzonder ter harte omdat ik ervan overtuigd ben dat bij een vroegtijdige gepaste interventie deze vorm van geweld tijdig te voorkomen is.

Het gaat mij ook bijzonder ter harte omdat ze een belangrijke toetssteen vormt voor ons model van een herstelgerichte justitie.

We moeten in deze materie immers een strafrechtelijk beleid voeren dat er in de eerste plaats op gericht is te voorkomen dat het slachtoffer verder gevictimiseerd wordt. Maar tegelijk moeten we ervoor zorgen dat de dader, na verloop van tijd, effectief de kans wordt geboden om te resocialiseren in de maatschappij en, waar dit nog mogelijk is, terug contact te hebben met zijn familie of gezin, zonder dat het risico op herval en nieuwe geweldplegingen latent aanwezig blijft.

Ik hoef een publiek van professionals als u allen, die bij deze problematiek betrokken bent, niet te vertellen dat dit allesbehalve een eenvoudige opdracht is.

Intrafamiliaal geweld blijkt bovendien één van de meest voorkomende vormen van geweld te zijn, die helaas nog te vaak verdoken blijft, of te laat wordt opgemerkt om nog tijdig te kunnen remediëren en oplossingsgericht te werken.

De cijfers die ik onder ogen kreeg en die vandaag ongetwijfeld reeds meermaals aan bod zijn gekomen, sterken mij alvast in de overtuiging dat we de aanpak moeten versterken.

Wanneer bijvoorbeeld tijdens een bevraging in het kader van een universitaire studie in 2010 1 op 7 vrouwen verklaart dat ze tijdens de voorbije 12 maanden slachtoffer is geweest van een daad van geweld door een partner of ex-partner, dan vind ik dat schokkend.

Wereldwijd wordt zelfs 1 op 3 vrouwen slachtoffer van fysiek en/of seksueel geweld door een partner, zo blijkt uit een rapport van de wereldgezondheidsorganisatie.

Dergelijke cijfers confronteren ons met een andere werkelijkheid dan wij graag zouden willen aannemen, en die wij met onze fundamentele rechten en vrijheden van gelijkheid, recht op fysieke integriteit en veiligheid algemeen onderschrijven.

Niet dat vrouwen het monopolie op het slachtofferschap van intrafamiliaal geweld zouden hebben. Ook 12,5 % van de mannelijke respondenten stelden slachtoffer te zijn geweest. Sowieso verdient ieder slachtoffer van geweld, man of vrouw, hulp en erkenning.

Bovendien zijn dergelijke cijfers wellicht nog een onderschatting van de reële omvang van het fenomeen.

Intrafamiliaal geweld is immers een geweldsmisdrijf met een zeer hoge “dark number”, doordat de aangiftebereidheid bij de slachtoffers om meerdere uiteenlopende redenen vaak erg laag is en vele geweldsplegingen dus niet gemeld worden.

Om die redenen moeten we ervoor zorgen dat eenieder die een nuttige bijdrage levert aan de aanpak van de problematiek, maximaal zijn of haar rol kan spelen.

Dit vergt vooreerst een verhoogde alertheid voor de tekenen van intrafamiliaal geweld, gekoppeld aan de wettelijke mogelijkheid om de problemen tijdig te melden aan de hulpverlening, en waar nodig de politie en justitie. Ik kom daar verder nog op terug.

We moeten er ons verder ook van bewust zijn dat het een erg complexe en gelaagde vorm van delinquentie is, die voorkomt in alle bevolkingsgroepen in onze samenleving.

Al zullen de verschijningsvormen van intrafamiliaal geweld, de redenen waarom onvoldoende aangifte wordt gedaan en de tolerantiedrempel ten aanzien van psychisch of fysiek geweld ook wel beïnvloed worden door sociale en culturele parameters, intrafamiliaal geweld komt zeker niet alleen in de minder begoede sociale klassen voor.

Integendeel zijn de regelmatig terugkerende familiedrama’s, die zich evenzeer in de welstellende middenklasse van onze samenleving voltrekken, pijnlijke getuigen van een problematiek die vaak jarenlang verborgen bleef achter de façade van de “happy family”, en waar de tekenen van de problemen en de signalen om hulp onvoldoende en te laat werden gecapteerd.

Onder de noemer van intrafamiliaal geweld gaat overigens ook veel meer schuil dan partnergeweld of geweld op vrouwen. Het omvat ook eergerelateerd geweld, genitale verminkingen en gedwongen huwelijken, waar culturele achtergronden een zeer belangrijk gegeven zijn, en strekt zich uit tot diverse vormen van kindermishandeling en seksuele delinquentie. De aanpak mag dus geen “bandwerk” zijn, maar vergt integendeel een aanpak op maat en met aandacht voor de specificiteit van de verschillende verschijningsvormen.

Zoals ik al zei, beoogt deze regering een versterkte aandacht voor intrafamiliaal geweld. Dit werd ook veruitwendigd in het regeerakkoord, dat aan de bestraffing en behandeling van seksuele delinquenten en van plegers van intrafamiliaal geweld bijzondere aandacht wil verlenen.

Er ontstond verwarring omtrent de vraag of intrafamiliaal geweld ook in het nationaal veiligheidsplan (NVP), dat een belangrijk plan is voor de geïntegreerde politie, als prioriteit zal worden weerhouden dan wel in de regulier programmawerking van de politie.

Ik wil voorlopig geen uitspraken doen over de prioriteiten van dit nationaal veiligheidsplan, aangezien dit pas definitief vorm zal krijgen nadat het nationaal politioneel veiligheidsbeeld is afgewerkt. Hierin zitten tal van analyses van criminele fenomenen en hun aanpak. Ook de problematiek van intrafamiliaal geweld wordt vanuit de politiële invalshoek geanalyseerd. Dat beeld zal pas eind juni beschikbaar zijn en nadien besproken worden binnen de regering, de nationale veiligheidsraad, de interministeriële conferentie met de gemeenschappen en de gewesten en de federale politieraad.

Alle uitspraken over het nationaal veiligheidsplan lijken dus nog voorbarig, maar gezien het regeerakkoord hieraan prioriteit verleent en zowel ikzelf als mijn collega van Binnenlandse Zaken ervan overtuigd zijn dat een integrale en geïntegreerde aanpak van deze problematiek absolute noodzaak is, kan ik u verzekeren dat het intrafamiliaal geweld in alle gevallen een belangrijke plaats zal innemen in de veiligheidsplannen, en dit op de verschillende bestuursniveaus. Over deze lijn van het regeerakkoord wil ik persoonlijk waken.

Zoals gezegd ben ik er mij ten volle van bewust dat in deze problematiek bij uitstek een integraal strafrechtelijk beleid moet worden gevoerd: een beleid dat de problematiek benadert vanuit de gehele veiligheidsketen en dat met alle actoren samen de problematiek aanpakt. Een integraal en geïntegreerd veiligheidsbeleid dus.

In het federale regeerakkoord werd onze intentie ter zake reeds verduidelijkt en werd gesteld dat we de samenwerkingsverbanden tussen politie, justitie, hulpverlening, OCMW en bestuur in het kader van complexe dossiers willen optimaliseren.

Zoals ik in mijn beleidsverklaring aangaf, staat justitie hier niet alleen en is het overleg met de deelstaten ingevolge de hertekening van de staatsstructuur erg belangrijk.

Een integraal beleid inzake intrafamiliaal geweld begint immers bij preventie en sensibilisering, die ook noodzakelijk is om nefaste patronen van samenleven binnen de familiestructuren, die zich soms over meerdere generaties heen hebben ontwikkeld, te kunnen doorbreken.

We moeten inderdaad de geweldscyclus kunnen doorbreken en ervoor zorgen dat het geweld stopt. De sociale hulpverlening, die in Vlaanderen door de Centra Algemeen Welzijn vorm wordt gegeven, speelt hier de eerste viool. Hulpverleningsinitiatieven als “Let op de kinderen”, voor kinderen die getuige waren van huiselijk geweld, zijn belangrijke stappen in de goede richting. Ook het onderwijs, de jeugdsector en de medische zorgverstrekking kunnen hier een actieve rol in spelen.

Vervolgens moeten we een vroege detectie van problematische situaties, en een snelle doorverwijzing naar de meest gerede hulpinstanties voorzien, zowel van slachtoffer als van dader.

Bij het slachtoffer moet worden ingezet op zowel psychologische als juridische en praktische bijstand, niet in het minst om het zelfbeeld en het zelfrespect van het slachtoffer te herstellen; bij de dader moet inzicht worden gewekt in de ontwrichtende gevolgen van zijn gewelddadig gedrag.

Bij geweldplegingen moet de interveniërende politiedienst ook over de nodige instrumenten kunnen beschikken om de ernst van de situatie correct in te schatten. De politieambtenaar die met een acute situatie van geweld wordt geconfronteerd, moeten we in staat stellen om de risico’s op grond van zichtbare tekenen en signalen goed te kunnen taxeren, daarbij rekening houdend met het feit dat hij natuurlijk geen gediplomeerd gedragstherapeut is.

Twee elementen zijn hierbij van belang:

1)een toegankelijk en efficiënt ‘risico-taxatieinstrument’ , dat verder wordt ontwikkeld in opdracht van collega Sleurs, bevoegd voor het gelijke kansenbeleid.

2)Een duidelijke en eenvormige registratie van de feiten, met een controlelijst om het proces-verbaal op te stellen.

Deze laten immers toe om de inschatting van de ernst van de situatie te maken op grond van vastgestelde feiten én van de antecedenten.

Ook andere mogelijkheden van informatie-uitwisseling en overleg zijn belangrijk voor een tijdige detectie en reactie en wil ik hier vermelden.

Ik verwijs naar de talrijke projecten van casus-gericht overleg, zoals het CO3-project te Antwerpen, het LINK-project te Limburg en de Korte Keten te Mechelen of, in de specifieke context van de kindermishandeling, het protocol van Moed, die hun nut hebben aangetoond, maar nog te vaak stuiten op de wettelijke grenzen van het beroepsgeheim of het geheim van het onderzoek. De deelname van politie en parket aan dit overleg is nochtans onontbeerlijk vanuit een integrale ketenbenadering.

Het is onze wens om deze projecten te laten doorgroeien naar meer vaste structuren van multidisciplinaire aanpak, zoals dat bijvoorbeeld het geval is in de zogenaamde family justice centers, waar de hele keten fysiek wordt samengebracht op eenzelfde plaats: de CAWs, de justitieassistenten en slachtofferonthaal, vertegenwoordigers van de hulpverlening, de politie.

Wat betreft de informatie-uitwisseling tussen de actoren, zullen we samen met de gemeenschappen zoeken naar een sluitende juridische oplossing om deze wettelijk mogelijk te maken, zonder de bescherming van persoonsgevoelige gegevens uit het oog te verliezen.

Daarnaast moet de politie, in samenspel met zowel de justitiële als de bestuurlijke autoriteiten, ook over de wettelijke instrumenten beschikken om optimaal te reageren in geval van een acute noodsituatie.


Op initiatief van senator Sabine de Bethune werd in 2012 de wettelijke mogelijkheid ingesteld voor de procureur des Konings om een huis- en contactverbod op te leggen, gekoppeld aan een snelle toeleiding van het slachtoffer naar het slachtofferonthaal en slachtofferhulp en van de dader naar een gedragstherapie. De zaak wordt aanhangig gemaakt bij de familierechtbank, die als gespecialiseerde rechtbank de eventuele juridische antecenten aangaande de familiale problemen kent en daar rekening mee kan houden bij een eventuele definitieve beslissing in een burgerrechtelijke procedure.

De toepassing van de wetten van 2012 is echter dringend aan een evaluatie toe en het College van PG zal hier met haar steundienst werk van maken.

Ook om de link naar de hulpverlening te leggen, kan justitie een belangrijke rol spelen, niet als zuiver straffende actor, maar als facilitator voor herstel van de schade en quasi-gedwongen behandeling van de dader. Hoe eerder de geweldpleger geconfronteerd wordt met een overheid die hem resoluut terechtwijst, des te sneller zal geweld door een gerechtelijk optreden aan banden kunnen worden gelegd en verdere escalatie kunnen worden voorkomen.

Naar het voorbeeld van de drugsbehandelingskamers die in sommige rechtbanken als gespecialiseerde kamers voor delinquenten met een verslavingsproblematiek werden opgericht, zouden in de correctionele rechtbanken ook gespecialiseerde kamers voor intrafamiliale geweldsdelicten kunnen worden voorzien, met magistraten die de problematiek van intrafamiliaal geweld en de mogelijkheden van de therapeutische zorgverstrekking goed kennen. Binnen het kader van het nieuwe gerechtelijke landschap en het verzelfstandigd beheer van de rechterlijke organisatie, dient deze piste mogelijks verder te worden onderzocht.

Wat betreft het strafrechtelijk beleid inzake partnergeweld op het niveau van de parketten, werd trouwens recent de gemeenschappelijke omzendbrief COL 4/2006 herzien.

De verbeterde registratie van feiten van intrafamiliaal geweld, a.d.h.v. een controlelijst, is hierin opgenomen, alsook de toepassing van het huisverbod en maatregelen aangaande de bescherming van de kinderen die inwonen of rechtstreeks mee slachtoffer zijn.

Tenslotte is er natuurlijk ook de nazorg, en dit zowel voor de slachtoffers als wat betreft de opvolging en begeleiding van daders van dergelijke geweldplegingen. Nog te vaak eindigt immers de zaak met de strafrechtelijke uitspraak en de eventuele strafuitvoering, terwijl de partijen geen verdere ondersteuning of opvolging meer krijgen. Bovendien speelt in de geesten van de mensen nog te vaak een zuivere beveiligingslogica, die de resocialisatie en normalisering van de toestand verhindert. Ook hier zullen zowel de gemeenschappen als de bestuurlijke autoriteiten een taak moeten vervullen.

Ik wil eindigen met 2 belangrijke initiatieven waar wij momenteel vanuit justitie aan werken en die eveneens een belangrijke impact zullen hebben op het strafrechtelijk beleid inzake intrafamiliaal geweld, met name:

1)de Kadernota Integrale Veiligheid en het Nationaal Veiligheidsplan

2)de hervorming van ons materieel strafrecht en de strafprocedure

De kadernota en het Nationaal Veiligheidsplan

Zoals aangekondigd in het regeerakkoord zal de huidige regering opnieuw een beleidsdocument opstellen dat het veiligheids- en handhavingsbeleid op de verschillende bestuursniveaus omkadert en een aantal belangrijke lijnen uitzet. Op federaal vlak heb ik in dit project de “lead” genomen, samen met mijn college van Binnenlandse Zaken die in het Nationaal Veiligheidsplan een voortrekkersrol heeft opgenomen.

In deze kadernota zullen niet alle veiligheidsfenomenen in onze samenleving worden opgesomd, maar wordt integendeel de nood aan een integrale beleidsaanpak als uitgangspunt genomen.

Zoals ik hoger reeds omstandig uit de doeken deed, is intrafamiliaal geweld bij uitstek een dergelijk veiligheidsfenomeen.

Over deze kadernota werd een samenwerkingsakkoord met de gemeenschappen en de gewesten gesloten waarin de politieke validatie wordt toevertrouwd aan een interministeriële conferentie, en waarin bepaald wordt dat de gemeenschappen en gewesten vanuit hun bevoegdheden hun input kunnen en moeten geven. Dit is een erg belangrijk gegeven. De expertengroep die het project in goede banen zal moeten leiden, werd enkele weken geleden samengesteld en ik heb professoren Cyrille Fijnaut en Brice De Ruyver bereid gevonden om de expertengroep voor te zitten.

Intrafamiliaal geweld wordt in de cluster van de beleidsdomeinen misdrijven tegen de personen expliciet opgenomen en zal volledig in lijn liggen met het nieuwe Nationaal Actieplan Partnergeweld, dat momenteel in voorbereiding is bij collega Elke Sleurs. Dit laatste zal worden afgestemd met het CAHVIO-verdrag (het verdrag van Istanbul inzake geweld tegen vrouwen) waarvan de ratificatie door België op zeer korte termijn wordt gerealiseerd. Het dossier is daartoe overgemaakt aan de diensten van Buitenlandse Zaken.

De bestuurlijk-gerechtelijke informatie-uitwisseling en de samenwerking tussen federaal, deelstatelijk en lokaal niveau zullen als rode draad doorheen de fenomenen en initiatieven van de kadernota lopen. Het eindresultaat wordt voor het einde van dit jaar verwacht, samen met het Nationaal Veiligheidsplan van de politie.

Verder wil ik nog even een tip van de sluier lichten aangaande de geplande hervormingen van het materieel strafrecht

U weet wellicht dat ik enkele maanden geleden een ambitieus justitieplan heb voorgesteld aan het parlement en dat er in dat plan een hoofdstuk wordt gewijd aan de hervorming en modernisering van het strafrecht en de strafprocedure.

Dit plan roept een aantal belangrijke criminologische en penologische vragen op, die als vertrekpunt dienen te worden genomen voor de hervormingen in het strafrecht. Zo stelt zich de vraag welke de kerntaak of kernfunctie van ons stafrechtelijk bestel is.

Want zoals u eveneens weet, mist ons huidige strafwetboek op vele vlakken coherentie en eenduidigheid en laten de vele criminologische stromingen en maatschappelijke inzichten uit de negentiende en twintigste eeuw zich als het ware doorheen ons strafwetboek en haar vele bijzondere wetten lezen.

Met de hervormingen wil ik een proportionele en doelgerichte toepassing van de strafwet mogelijk maken, in functie van een herstelgerichte, rechtvaardige en efficiënte justitie.

Abstractie makend van de meest zware misdaden, waar het risico op recidive en redenen van beveiliging waardevolle drijfveren zijn om een lange opsluiting van de daders te voorzien, moeten we ons realiseren dat wanneer louter om redenen van vergelding een gevangenisstraf wordt opgelegd, zonder perspectief op verbetering, het strafrecht jammerlijk faalt in haar normstellende taak. De afschrikking van de korte gevangenisstraf heeft nog maar weinig criminelen weerhouden om verder daden te plegen, en de geweldpleger in de familiale context is geen beredenerende “homo economicus” die bij het plegen van geweld zijn risico op straf en de in de wet gestelde strafmaten mee in overweging neemt.

Wanneer de straf de resocialisatie en gedragsverandering bij de dader verhindert, moeten we die dus in vraag durven stellen en vrij radicaal aanpakken.

Om die reden heb ik aangekondigd dat ik de korte gevangenisstraffen van minder dan 1 jaar wil afschaffen en vervangen door meer zinvolle straffen, zoals een werk- of leerstraf, een hechtenis onder elektronisch toezicht, een therapie of ontwenningskuur onder justitiële druk als probatiestraf, enz.

De problematiek van het intrafamiliaal geweld biedt bij uitstek de kans om van deze differentiëring van straffen en maatregelen, op maat van de dader, gebruik te maken.

Herstel betekent dat immers niet alleen dat het slachtoffer zijn schade vergoed weet maar ook zijn gevoel van eigenwaarde kan terugwinnen, bijvoorbeeld door spijtbetuiging en bekentenis van schuld door de geweldpleger. Het betekent ook dat de dader gestimuleerd wordt om zijn problematisch gedrag te wijzigen en daarbij inzicht krijgt in de gevolgen van het gepleegde geweld.

Met de autonome probatie en een nieuw wettelijk kader voor verval van strafvordering mits uitvoering van maatregelen, zoals het volgen van een verplichte opleiding of therapie, of het uitvoeren van een dienstverlening (al dan niet na bemiddeling), zullen de strafrechter en het openbaar ministerie een meer gepast antwoord kunnen bieden dan de vrijheidsstraf pur sang. De tekst voor dit laatste instrument is inmiddels zo goed als klaar voor bespreking binnen de regering.

Ik wens u alvast een goede verderzetting van deze studiedag en zal met belangstelling kennis nemen van de conclusies.

Ik dank u.