Commissie Justitie: aanpak fiscale fraude op justitie

op 21 juni 2016 11:30 Commissie Justitie

Inleidende uiteenzetting over programmawet: aanpak fiscale fraude op justitie

Ik heb de eer u vandaag de hoofdstukken 6 en 7 van de programmawet van titel 3 Financiën toe te lichten.

Deze hoofdstukken, die de organisatie van Justitie betreffen, hangen samen met de hoofdstukken die de organisatie van Financiën betreffen die de strikter aanpak van de fiscale fraude beogen. Door de bevoegdheden van de rechterlijke macht samen uit te breiden met de bevoegdheden van sommige fiscale functies van Financiën wil ik samen met de Minister van Financiën een duidelijk signaal geven dat de aanpak van fiscale fraude een nauwe samenwerking vereist tussen beiden actoren: de administratieve actor die Financiën is en de rechterlijke actor die Justitie is.

De Regering besliste inderdaad nog tot de oprichting van een gezamenlijke taskforce Justitie – Financiën die de samenwerking moet stroomlijnen met het oog op een coherente en doelgerichte aanpak van fiscale fraude en -ontwijkingsmechanismen. Daarbij worden de Hoge Raad van Financiën betrokken en het expertisenetwerk van het Openbaar Ministerie om vanuit de praktijk effectieve maatregelen uit te werken. Het opduiken van de Panamapapers heeft inderdaad weer aangetoond dat er nog heel wat werk te verrichten is op het internationale forum van de organisatie van de fiscaliteit.

Teneinde de strijd tegen de internationale fiscale fraude te versterken wordt de rechterlijke orde verstevigd met fiscale competenties. Het aantal fiscale ambtenaren die ter beschikking gesteld worden van Justitie wordt verdubbeld, alsook het aantal fiscale substituten.

Het aantal fiscale substituten wordt verdubbeld door enerzijds de kaders in te vullen met 6 bijkomende eenheden en het kader uit te breiden met 9. Zo realiseren we de vooropgestelde verdubbeling van 15 naar 30 fiscale substituten.

De verdubbeling van het aantal ter beschikking gestelde fiscale ambtenaren vereist geen wetgevend initiatief. De plaatsen van hun tewerkstelling worden eerstdaags met het Openbaar Ministerie overlegd en op het vakbondsoverleg van Financiën gebracht.

In de strijd tegen de fiscale fraude kunnen voor beide administraties belangrijke efficiëntiewinsten gerealiseerd worden door de toegang tot het Centraal Aanspreekpunt bij de Nationale Bank te realiseren. Dit Centraal Aanspreekpunt bevat een overzicht van de rekeningnummers in België en het buitenland en de identificatie van de rekeninghouders. Vandaag moeten de actoren van Justitie alle banken aanschrijven alvorens ze een antwoord krijgen op de specifieke vraag van wie welke rekeningen aanhoudt. Door een elektronische bevraging te organiseren binnen een welomschreven kader wordt het werk voor de financiële instellingen aanzienlijk vereenvoudigd en voor de leden van de rechterlijke organisatie en een aantal actoren van Justitie wordt de onderzoeksprocedure aanzienlijk versneld.

Voor de parketmagistraten worden de onderzoeksbevoegdheden van art. 46 quater van het wetboek van strafvordering uitgebreid met de elektronische bevraging van het Centraal Aanspreekpunt in het onderzoek naar misdrijven van witwas, financiering van terrorisme en fiscale fraude en dat voor alle belastingen. In art. 56 wordt de elektronische bevraging van het Centraal Aanspreekpunt geregeld voor de onderzoeksrechter. Naast het parket, kan de rechtbank, waarmee de zetel wordt bedoeld, tevens het Centraal Aanspreekpunt bevragen en dit met een specifiek en met redenen omkleed verzoek.

Omdat de toegang tot het Centraal Aanspreekpunt tevens belangrijke efficiëntiewinsten kan meebrengen voor de notarissen, wordt de Ventôsewet aangevuld met de mogelijkheid het Centraal Aanspreekpunt te bevragen in het kader van de afhandeling van nalatenschappen.

Ook het CFI, de witwascel, waar zowel de Minister van Justitie, als de Minister van Financiën voor bevoegd zijn, krijgt de mogelijkheid een elektronische bevraging te organiseren van dit Centraal Aanspreekpunt.

Met het verstrekken van deze welomlijnde toegangen tot het CAP denk ik dat een evenwicht is gevonden tussen de belangen van privacy van de burger en de gerechtsvaardigde onderzoeksmogelijkheden van de actoren van Justitie om op een vlotte manier hun werk te kunnen doen. Dat is alleszins ook de mening van de privacycommissie die op 8 juni haar gunstig advies verstrekte.

Ik vraag dan ook de goedkeuring van de wetgevende Kamer voor de onderdelen van dit wetsontwerp die mijn departement, Justitie, betreffen