Beste lezer,
De vier grootouders waaraan ik elk jaar mijn nieuwjaarsbrief voorlas, overleefden de twee wereldoorlogen. Ze zouden nu gemiddeld 120 jaar oud geweest zijn. Hoewel sterk geworden in relativeren, vonden ze niettemin dat elke generatie recht had op haar eigen problemen.
Maar oorlog, dat was toch erger, zegden ze, als we het met ‘onze’ problemen te bont maakten, oorlog dat wilden ze niet meer meemaken. Ze hadden weliswaar nog gehamsterd voor de Korea-oorlog (1953), maar dat was zonder overtuiging gebeurd. Ze hadden het wel gehad, met die oorlog.
Mocht er lekker gegeten en gedronken worden, ze hadden hun principes. Eén grootmoeder ging elk jaar naar Lourdes met de zieken. En één grootvader was koster – al maakte hij die ‘roomsch-heid’ goed door heel actief lid te zijn van een minder lokale voetbalclub. En ja, van fascisten of communisten werd er nooit goeds gesproken.
Mijn grootouders waren gezonde mensen. Ze werden alle vier 85 of meer. Ze waren daar zeer dankbaar om. Ze begonnen dus altijd met een goede gezondheidswens, eraan toevoegend, ”belangrijker dan wat ook, jongen”.
Mijn grootouders langs vaderskant verloren twee van hun drie kinderen voor die kinderen dertig waren. Vandaag hadden die kinderen wellicht gered kunnen worden.
Eén van mijn grootvaders was klerk bij de dorpsnotaris, maar toen die ermee ophield ging grootvader nog vijf jaar werken als bediende in de stad. De andere grootvader was zelfstandige. De eerste werkte tot 65, de ander tot 80, zijn pensioen was te klein, zei hij lachend.
Van de –in hun ogen- ‘vrijgevigheden’ in de verplichte verzekeringsstelsels die er in de jaren ’60 kwamen, hebben ze nooit veel begrepen, mijn grootvaders. Ze waren in elk geval te oud om er nog van te genieten. Maar klagen deden ze niet. Integendeel ze studeerden met vreugde de BTW, “een moderne belasting, jongen”.
De vooruitgang juichten ze onvoorwaardelijk toe. Bobbejaan Schoepen, dat kon, maar geen overdreven ‘tijd van toen’-gedoe. Ze genoten hartelijk mee van de nieuwe technologieën zoals televisie en koelkast, en uiteraard van de reizen met de gepensioneerden.
Gemakshalve gaven mijn grootvaders toe dat hun vrouwen verstandiger waren, niet wijzer, wel te verstaan. Die grootmoeders kregen dus een heel ruime beleidsmarge. Beiden hadden ze maar tot hun 16 mogen leren. Bij mijn éne grootmoeder bleef dat een pijnlijke kiezelsteen, nu ze als oudste wekelijks per fiets de propere en de vuile kleren had moeten dragen naar het internaat van haar broers, 20 km verder. Ze stuurde daarom haar drie kinderen, waaronder twee dochters, verplicht naar de universiteit, dat was in de late jaren ’40. Die grootmoeder kende goed Frans, en één zinnetje Engels, dat ze reciteerde, ook nog toen ze dementeerde.
Er is veel veranderd. Zonder het hard labeur van die mensen was ik nu niet wie ik mag zijn, en dat geldt voor ieder van ons in mindere of meerdere mate.
Enkele dingen in hun leven waren van vitaal belang: vrede en vooruitgang, gezondheid, onderwijs, werk en sociale zekerheid. En liefde voor elkaar, voor de kinderen en voor de naasten. Daarzonder geen samenleving met perspectief. Dat alles wens ik u in overvloed toe.
Ik weet het, er loopt veel mis in de wereld, deze nacht nog in Turkije, en ook in België is het niet al goud dat blinkt. Dat was vroeger zo, en is nu niet anders. Ik denk dat het nu zelfs beter is dan toen. Maar daar schieten we niets mee op. Er kan nog zo oneindig veel ten goede veranderen. Daarom werken we ook zo hard, om het te verbeteren, elke dag opnieuw.
Als zwarte ideeën u bekruipen, en u wil alles meteen revolutionair veranderd zien, misbruik ik graag enkele zinnen van Leonard Cohen, om u op betere gedachten te brengen: “Let’s change the system from within. We don’t want it darker, do we?”.
Als het dus dat is wat u ook wil, change the system from within, zouden mijn geëmancipeerde grootmoeders, nog voor mij, minstens in mijn plaats, overtuigd gezegd hebben: ‘I’m your man.’
Koen Geens
Lees mijn wensen voor 2017 »