Parlementaire vraag over het FAVV en gerechtelijk onderzoek in Veviba

op 14 maart 2018 18:15 Commissie Justitie

Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Lambrecht, mijnheer Van Hecke, mevrouw Lijnen, met betrekking tot uw vragen over cijfers omtrent het aantal onregelmatigheden die door het FAVV de afgelopen drie jaar werden gemeld aan het parket en omtrent het aantal gerechtelijke onderzoeken, moet ik u melden dat het openbaar ministerie in een dergelijk korte tijdspanne geen cijfers kan verstrekken.  

Wel kan ik u meedelen dat de meeste onregelmatigheden die het FAVV vaststelt over heel het land en in alle sectoren, aan de parketten worden gemeld, maar dat de meerderheid ervan, ongeveer 80 %, via administratieve sanctionering wordt afgerond door de commissarissen voor de administratieve geldboetes van het FAVV. Dit maakt deel uit van de beleidsafspraken. Uiteraard worden de ernstige inbreuken via strafrechtelijke wijze vervolgd via opsporingsonderzoeken of gerechtelijke onderzoeken. Ik kom daar bij de volgende vragen op terug.  

Ik wil u nu al duidelijk maken dat, naast de eigen sanctionering, het FAVV ook eigen administratieve middelen heeft om onmiddellijk een einde te stellen aan de operator die de volksgezondheid in gevaar brengt. Ik denk dan bijvoorbeeld aan schorsing of intrekking van de exploitatie­vergunning.  

Te allen tijde kan het FAVV zelf een onaangekondigd bezoek brengen aan een bedrijf en dat betreden in toepassing van artikel 3, § 2 van het KB van 22 februari 2001. De privéwoonstbetreding vergt uiteraard de toestemming van de politierechter, maar ook dat kan het FAVV doen.  

Op de vraag of het garanderen van de voedselveiligheid wel degelijk een prioriteit is voor de parketten kan ik u het volgende meedelen. Bij het openbaar ministerie is er verhoogde aandacht voor de steeds verdergaande graad van specialisatie om voedselfraude te bestrijden. Vandaar dat er bij de parketten, op provinciaal niveau, één aanspreekpunt is voor deze misdrijven zodat de competenties worden geconcentreerd bij een referentiemagistraat.

Het College van procureurs-generaal bereidde vorig jaar, op het niveau van het openbaar ministerie, de bevoegdheden uit van het expertisecentrum in deze materie naar een Pharma and Food Crime Center met een meer gerichte aanpak van de criminaliteit met betrekking tot geneesmiddelen en voeding, en de vermogensvoordelen die daaruit worden gepuurd.  

Ook voor de Nationale Hormonencel, onder leiding van Justitie door zijn referentiemagistraat, is een ruimer kader uitgewerkt met aandacht voor een meer multidisciplinaire aanpak van hormonen, maar ook van doping, geneesmiddelen en voedselveiligheid.  

Zowel het openbaar ministerie, de federale politie, als de verschillende inspectiediensten in die materies bundelen hun krachten en expertise in die multidisciplinaire cel. Op die manier is een integrale aanpak mogelijk van onderscheiden misdrijven en bescherming van de bevolking.  

In de gevallen waarin ingrijpende onderzoeks­daden moeten plaatsvinden zoals huiszoekingen, invallen, inzage van computerbestanden en tapmaatregelen, vordert het parket een gerechtelijk onderzoek bij de onderzoeksrechter die vanaf dan de leiding en de verantwoordelijkheid heeft over het onderzoek, met uitsluiting van het parket, zowel inzake de sturing van en de opdrachten en instructies aan de speurders en de onderzoekers, zij het de politie, de inspectiediensten of het FAVV, de inhoud van de onderzoekshandelingen, de tactiek en de timing ervan. Bij de afsluiting van dat onderzoek deelt de onderzoeksrechter het dossier mee aan het parket, dat dan bekijkt of het volledig is en bij voldoende bezwaren bij de feiten zijn eindvordering opstelt met een omschrijving van de feiten, de kwalificaties, verdachten, plaatsen en tijdstippen, zodat de raadkamer de zaak kan verwijzen naar de correctionele rechtbank die ten gronde zal oordelen over de schuld en over de straffen.  

In de gevallen waarin er geen onderzoeksrechter nodig is, kan het parket de zaak rechtstreeks dagvaarden voor de correctionele rechtbank. De parketten brengen de zaken voor de correctionele rechtbank op grond van onder andere de volgende voorgeschreven criteria: ernst van de feiten, verwevenheid met georganiseerde criminaliteit, precedenten en samenhang met andere feiten. Belangrijk daarbij is dat verschillende zaakverdelingsreglementen, zoals in West-Vlaanderen en Antwerpen, bepalen dat gespecialiseerde rechtbanken die zaken behandelen. Ook bij de zetel is er dus specialisatie ingericht.  

Ik wil nog benadrukken dat het parket, wanneer het naar aanleiding van een strafonderzoek aanwijzingen heeft van een gevaar voor de volksgezondheid, steeds de bevoegde instanties, zoals het FAVV, verwittigt, voor zover die nog niet op de hoogte zijn gebracht.  

In antwoord op de vragen over de concrete inhoud en het verloop van het onderzoek kan ik u de informatie meedelen die ik ontving van het parket-generaal van Luik en het parket van Luxemburg. Ik moet er vooreerst, zoals in andere strafzaken, wel op wijzen dat het onderzoek geheim is  en dat het hier om een onderzoek in handen van een onderzoeksrechter gaat. In casu werd door het parket van Luxemburg een onderzoeksrechter gevorderd en aangesteld. De mededelingen van het parket-generaal van Luik en het parket van Luxemburg zal ik zo precies mogelijk overbrengen, via citaten na vertaling in het Nederlands – die vertaling is voor mijn rekening – en soms in een andere volgorde, gelet op de structuur van uw vragen.  

Wat het door u gevraagde chronologische overzicht betreft, citeer ik de antwoorden van het parket-generaal en van het parket: "Het FAVV heeft op 5 oktober 2016 een oorspronkelijk proces-verbaal opgesteld in verband met de export op 19 september 2016 van twintig ton vlees van de firma Veviba uit Bastenaken naar Kosovo. Dit vlees werd bij een controle aan de grensovergang in Kosovo in beslag genomen. Een veterinair inspecteur van het FAVV is ter plaatse gegaan om de vrachtwagen te controleren. Het onderzoek liet toe vast te stellen dat de traceerbaarheid van het uitgevoerde vlees was vervalst. Het merendeel van de etiketten die de afkomst van het vlees identificeren, was afgetrokken. Op de resten van de etiketten werd vastgesteld dat bepaalde stukken vlees dateerden uit 2004. Dit vlees was herpakt in verzegelde dozen met een erkenningsnummer van NV Veviba. De resten van de etiketten lieten tevens toe om vast te stellen dat een deel van het vlees afkomstig was uit de slachthuizen van Izegem en Harelbeke. Het parket van Luxemburg vat twaalf dagen later, op 17 oktober 2016, de onderzoeksrechter ten laste van de NV Veviba, de bvba Slachtgroep Leieland en nv E.E.G. Slachthuis Verbist Izegem uit hoofde van valsheden en gebruik van valsheden, bedriegerij, vervalsing van voedingsmiddelen en misdrijf op het reglement 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002. In deze vordering tot het instellen van een gerechtelijk onderzoek vroeg het parket een huiszoeking op de zetel van de drie vermelde vennootschappen met het oog op het overgaan tot beslag van ieder document dat nuttig is voor de traceerbaarheid van de kwestieuze voedings­middelen en te trachten om de vervalsingen in de informatica aan te duiden die ervoor zorgden dat deze voedingsmiddelen konden worden gecommercialiseerd".  

Het parket van Luxemburg meldt nog het volgende in verband met de chronologie: "Een tweede proces-verbaal van het FAVV, opgesteld op 3 december 2016, in mijn kantoor aangekomen op 10 maart 2017" – 3 december 2016, aangekomen op 10 maart 2017 – "werd gevoegd aan het gerechtelijk onderzoek op 26 april 2017 met uitbreiding van de saisine en had betrekking op de biokwaliteit van de producten van Veviba.  

Het proces-verbaal bracht verdenkingen aan van vervalsingen van de traceerbaarheid, intern bij Veviba, met het oog op het inbrengen van niet-biovlees in de filière van bio. Het biovlees dat merkelijk duurder is, zou zo toelaten om de winstmarge van Veviba te verhogen."  

Op uw andere vraag waarom het gerecht anderhalf jaar heeft gewacht om een huiszoeking uit te voeren, deelde het parket-generaal mij het volgende mee: "De onderzoeksrechter voert zijn onderzoek in volledige onafhankelijkheid zonder dat het openbaar ministerie hem orders of directieven kan geven. Met betrekking tot de programmatie door de onderzoeksrechter van de gevorderde acties van het openbaar ministerie en met name tot de periode tussen de saisine van de onderzoeksrechter en de operatie van einde februari 2018 past het om de volgende elementen aan te brengen: In het begin was er geen motief om aan te nemen dat er een groot risico was voor de volksgezondheid en dus voor een dringende actie. Tussen de instelling van een gerechtelijk onderzoek op 17 oktober 2016 en de operatie van einde februari 2018 is er geen enkel element bij het parket aangebracht om deze inschatting te wijzigen. Nogmaals, de oorspronkelijke vordering van het parket had betrekking op de vervalsingen van voedingsmiddelen, zoals bepaald in artikel 500 en volgende van het Strafwetboek. Dit misdrijf houdt verband met een frauduleuze handeling die niet schadelijk is voor de gezondheid. Indien er gevaar was geweest voor de gezondheid, dan zou de vordering van het parket gebaseerd geweest zijn op de misdrijven vervat in artikelen 454 en volgende van het Strafwetboek: hij die stoffen mengt of doet mengen die de dood kunnen teweegbrengen of de gezondheid zwaar kunnen schaden. Ten tweede heeft het parket niet alleen onmiddellijk een gerechtelijk onderzoek gevorderd, maar tevens specifiek een huiszoeking gevraagd. Ten derde is het van belang aan te geven dat alleen een huiszoeking met grote draagwijdte toegelaten heeft om de nu gekende misdrijven te kennen. De gewone administratieve controles zoals het FAVV die dagelijks doet, volstaan daarvoor niet. Het is verwonderlijk om vast te stellen dat Justitie nu wordt verweten om die andere, ergere misdrijven te hebben blootgelegd. De ernst van de situatie is slechts nadien ontdekt dankzij de huiszoeking. De andere misdrijven, vastgesteld bij de huiszoeking die niet het voorwerp uitmaakten van de oorspronkelijke saisine van de onderzoeksrechter zijn op grond van een nieuw oorspronkelijk proces-verbaal van het FAVV gevoegd aan het gerechtelijk onderzoek. Het gaat dus om een uitbreiding van de saisine.  

Ten vierde, het is tevens evident dat een dergelijke operatie" - nog steeds volgens het parket-generaal - "dertig agenten van het FAVV en twintig onderzoekers van de federale gerechtelijke politie, tijd vergt voor de coördinatie, te meer daar de vertrouwelijkheid absoluut moet worden gewaarborgd, hetgeen gelet op het aantal betrokken personen bij de operatie niet gemakkelijk is. Ten vijfde, over de inschatting van het gevaar voor de Volksgezondheid beschikt het FAVV over een bijzondere expertise. Op geen enkel ogenblik heeft het Agentschap het nuttig geoordeeld, zo lijkt het, om op grond van zijn eigen administratieve bevoegdheden een grondige controle uit te voeren in de installaties te Bastenaken. Hoewel het Agentschap van in het begin op de hoogte was van de instelling van een gerechtelijk onderzoek, het zich nooit meer heeft gemanifesteerd bij de onderzoekende magistraat, dit is de onderzoeksrechter, om te doen gelden dat een tussenkomst dringend was". Nog steeds aldus het parket-generaal.  

De procureur van Luxemburg meldde nog het volgende: "Ik betreur niettemin dat de onderzoeksrechter het niet nodig oordeelde om het openbaar ministerie te betrekken bij een coördinatievergadering die blijkbaar heeft plaatsgehad op 7 december 2017, zoals hij evenmin het openbaar ministerie op de hoogte heeft gebracht van de vooropgestelde huiszoeking." Ook meldde de procureur van Luxemburg in verband met een eventueel aanbrengen van de zaak bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling nog het volgende: "Ik voeg toe dat de onderzoeksrechter was gevat en dus de leiding had van het onderzoek. We hadden in casu geen voldoende ernstige en verontrustende elementen om de Kamer van Inbeschuldiging­stelling daarover te vatten. Dit is trouwens een procedure die delicaat is om uit te brengen."

 

Mevrouw Lijnen, ik ben laat op de hoogte gebracht van uw vraag, maar omdat u ze naar verluidt tijdig zou gesteld hebben als ik de lichaamstaal van de voorzitter goed begrijp, wil ik toch proberen te antwoorden. Ik heb op alle vragen geantwoord, behalve op de derde. Het antwoord op de derde, met name of er inzage is gevraagd van het strafdossier door het FAVV, overeenkomstig artikel 21bis van het Wetboek van strafvordering, is: naar ons weten niet. Maar dat is naar ons weten, want we hebben hierover geen overleg meer kunnen plegen met het parket. Wel is het zo dat het FAVV in strikte zin geen partij is, maar onderzoeker, en dus normalerwijze van de meeste elementen van het strafdossier kennis zou moeten hebben.  

De Belgische staat, dat weet u, heeft zich burgerlijke partij gesteld, maar dat is dan weer een ander verhaal.  

Ik dank u, mijnheer de voorzitter, geachte collega's, voor uw geduld.

 

(...)

 

Minister Koen Geens: Mag ik nog twee woorden zeggen, voorzitter?  

Ik wil eerst en vooral de vraagstellers vragen om niet te veel af te leiden uit de tijdspanne tussen december 2016 en maart 2017. Alle betrokken personeelsleden hebben tegen een hoge snelheid moeten werken. Die data staan inderdaad in de stukken die wij vannacht gekregen hebben, maar ik sluit niet uit dat er ergens een vergissing is gemaakt. Ik zou dus niet graag hebben dat u onmiddellijk zware gevolgtrekkingen maakt.  

Ten tweede, mevrouw Lambrecht, het is niet mijn bedoeling om olie op het vuur te gieten. Daarom heb ik ook zo nadrukkelijk geciteerd. Uiteraard moet het FAVV zelf nog met zijn rapport komen.  

Ik wil alleen herlezen wat het parket-generaal heeft gezegd in antwoord op uw vraag, omdat ik niet graag zou zien dat men die woorden aan de minister van Justitie toeschrijft. Ik ben in deze eigenlijk ook geen partij. Mijn parket is onafhankelijk en de onderzoeksrechter is dat bovenmate. 

Wat zegt het parket-generaal? "Op geen enkel ogenblik heeft het Agentschap het nuttig geoordeeld, zo lijkt het, om op grond van zijn eigen administratieve bevoegdheden een grondige controle uit te voeren in de installaties te Bastenaken, hoewel het Agentschap van in het begin op de hoogte was van de instelling van een gerechtelijk onderzoek, het zich nooit meer heeft gemanifesteerd bij de onderzoeksrechter om te doen gelden dat een tussenkomst dringend was". Dat zijn de woorden van het parket-generaal. Ik wil die niet in twijfel trekken, ik wil alleen niet dat men mij partij maakt bij de betwisting en zegt dat minister van Justitie dat heeft gezegd. Ik neem aan dat dat waar is, maar er staat in dat zinnetje ook "zo lijkt het" en we moeten het rapport van het FAVV nog krijgen.  

Ik zou dus niet graag zien dat men hier een veldslag van maakt. Dat zou voorbarig zijn en dat zou ook niet helpen. Ik wil dus alleen maar zeggen dat het de woorden zijn van het parket-generaal. De procureur zelf heeft gezegd "zo lijkt het".