Commissie justitie Benelux Parlement

op 15 januari 2016 12:06 Toespraken

Geachte voorzitter,

Dames en heren volksvertegenwoordigers,

Ik ben zeer verheugd en zeer vereerd om deel te nemen aan deze commissie voor Justitie van het Beneluxparlement, die zich buigt over de strijd tegen het terrorisme.

Zoals u weet belangt dit België in het bijzonder aan. De Belgische diensten trokken als een van de eersten aan de alarmbel in verband met het fenomeen van de Europese Syriëstrijders. Ons land had de trieste eer om als eerste Europese staat te worden geconfronteerd met een terroristische aanslag gepleegd door een van die teruggekeerde "foreign fighters" uit Syrië. Dat was in het Joods Museum in Brussel, op 24 mei 2014.

Op 15 januari 2015, een week na de aanslagen tegen Charlie Hebdo en Hyper Kasher, werd een op handen zijnde soortgelijke aanslag in België verijdeld na een antiterreuractie. Bij die operatie kwamen twee terroristen om.

En uiteraard waren er de aanslagen in Parijs op 13 november waarmee België kennelijk in verband wordt gebracht, en een bijzondere periode van zeer ernstige terreurdreiging in Brussel.

Vandaag blijven de diensten op hun hoede en wordt er door hen keihard gewerkt. Dat operationele werk gaat gepaard met reflectie en introspectie op verscheidene niveaus om na te gaan of alles in het werk is gesteld om de aanslagen te voorkomen, met name in termen van toezicht en informatiedeling.

De vorige en de huidige Belgische regering hebben tal van maatregelen getroffen in respons op de steeds evoluerende situatie en de op de omvangrijke dreiging voor ons land.

incriminations, le Code pénal belge, comme celui de nos partenaires, évolue pour viser de plus en plus de comportements se situant en amont de l’attentat terroriste. L’incitation, le recrutement et la formation au terrorisme ont été incriminés en 2013 et le voyage à des fins terroristes en 2015. Je suis en train de préparer un nouveau projet de loi pour combler encore certaines lacunes, dans le sens d’ailleurs du projet de loi déposé par mon collègue Felix Braz au Luxembourg.

procédure pénale.

garde à vue », c’est-à-dire la période entre l’arrestation de la personne et sa présentation devant un juge. Il est probable que le délai de 24h actuellement prévu, et déjà nuancé dans le cadre de la procédure dite Salduz, sera élargi. Mais l’étendue de cette extension reste à définir. La question de la portée de l’extension, c’est-à-dire spécifique ou non pour le terrorisme, est au cœur du débat.

perquisitions de nuit dans les enquêtes de terrorisme.

l’accès aux données électroniques et sur les communications. Il comprend plusieurs mesures.

méthodes de recherche liées à Internet et aux télécommunications pour s’adapter à l’évolution technologique. Le projet vient créer des méthodes nouvelles comme la recherche secrète à distance dans un système informatique ou encore l’infiltration sur Internet. Le projet prévoit chaque foisdes garanties minutieusement dosées. Il faut protéger la vie privée et empêcher la surveillance généralisée mais permettre une surveillance ciblée dans des enquêtes précises.

data retention » après l’annulation par la Cour constitutionnelle en juin dernier. Le projet de loi maintient l’obligation de conservation de certaines données d’identification et de trafic par les opérateurs tout en renforçant les garanties sur l’accès aux données.

cartes SIM prépayées.


coopération pénale européenne et internationale. L’utilisation par les terroristes de services comme Whatsapp, Viber ou Skype crée des défis supplémentaires pour nos services de police et de renseignement. La Belgique, le Luxembourg ou les Pays-Bas ou même le Benelux n’ont malheureusement pas toutes les cartes. Et je veux remercier à cet égard les deux autres Ministres de la justice Benelux, Felix Braz et Ars Van der Steur, qui ont chacun fait de ce thème une priorité de leurs travaux dans le cadre de leur Présidence de l’Union européenne. Ces travaux ont commencé sous Présidence luxembourgeoise et ce sera le point principal de discussion au Conseil informel d’Amsterdam dans une dizaine de jours. C’est absolument essentiel pour une lutte efficace contre le terrorisme.

delen van informatie. De evolutie van de dreiging noopt reeds enkele jaren tot een verandering van aanpak en een ontkokering van de informatie tussen de verschillende diensten en de verschillende beleidsniveaus. De zaken zijn reeds geëvolueerd, maar druk op de ketel houden blijft noodzakelijk. Deze verandering vereist niet alleen eenduidige procedures maar ook een mentaliteitswijziging bij de actoren. Samen met de minister van Binnenlandse Zaken heb ik in september een omzendbrief uitgevaardigd, met een verdere precisering van de verplichtingen en van de methode voor het delen van informatie tussen niet alleen de veiligheidsdiensten maar ook met de lokale actoren.

Ook werken wij aan de wettelijke grondslag en technische oplossing voor een gemeenschappelijke databank die het aldus mogelijk moet maken om informatie te delen over personen die reeds vervolgd zijn, ofwel blijk geven van een mate van radicalisering die als verontrustend wordt beoordeeld. Ik heb tevens het Parlement een aanpassing van het wettelijke kader voorgesteld met het oog op een vlottere uitwisseling van informatie inzake financiering van het terrorisme.

De gevangenis is het vijfde aandachtspunt. Er moeten mechanismen voorhanden zijn waardoor de rechter kan beslissen tot de voorlopige hechtenis van gevaarlijke en vervolgde personen, vooral wanneer zij terugkeren uit Syrië. Het is ook en vooral de bedoeling de nodige maatregelen te nemen zodat de gevangenis haar rol kan vervullen doorindien mogelijk het traject van de betrokkene te heroriënteren en in ieder geval het verspreiden van radicalisme in de gevangenis te beletten.

vrijheidsbeperkende of vrijheidsbenemende gerechtelijke maatregelen, andere dan de gevangenis, zijn van essentieel belang, en hiermee zijn we aanbeland bij punt zes. Dit gebeurt in samenwerking met de gefedereerde entiteiten. Ingevolge de recente Belgische staatshervorming zijn zij voortaan bevoegd voor de uitvoering van maatregelen zoals het elektronisch toezicht en de probatiebegeleiding.

Op dat niveau moeten de "deradicaliseringsprogramma's" worden opgezet, in samenspraak met het federale niveau. Ook hier moeten wij oog hebben voor zowel de veiligheid, in het licht van het aspect "toezicht" van die gerechtelijke maatregelen, als de re-integratie van de betrokkenen dankzij geïndividualiseerde begeleidingsmaatregelen. Ik wil hierbij mijn achting uitspreken voor de inspanningen geleverd door mijn collega Felix Braz, die samen met Europees Commissaris Vera Jourova een stimulans heeft bezorgd aan het delen van ervaringen in dit verband tussen de Europese landen tijdens zijn voorzitterschap in het afgelopen semester.

beheer van de eredienst is het zevende aspect. De verschillende religieuze gemeenschappen moeten steun krijgen om de radicalisering tegen te gaan en verdraagzaamheid te bevorderen. Daarbij wil ik verwijzen naar de maatregelen in verband met de islamconsulenten in de gevangenis, onze inspanningen om het representatief orgaan van de islamitische eredienst te helpen bij de herstructurering ervan, de lopende werkzaamheden rond het sluiten van de radicale eredienstplaatsen alsook het verhinderen van het betreden van het grondgebied en indien nodig de uitzetting van radicale predikers uit het buitenland. Ook hier werken wij samen met de gefedereerde entiteiten, die bevoegd zijn voor bepaalde aspecten zoals de erkenning van de moskeeën en de opleiding van de imams.

renforcement des moyens budgétaires dans le cadre de la lutte contre le terrorisme. A titre d’exemple, 400 millions d’euros en plus du budget initialement prévu ont été alloués dans ce secteur à la suite des attentats de Paris. Le renforcement des capacités opérationnelles du parquet, de la police et des services de renseignement est une priorité.

La recherche du bon équilibre et la résolution d’agir vite et bien sont les fils conducteurs de tout ce travail. Nous ne pouvons pas nous permettre d’accepter des lacunes dans notre dispositif. Nous ne pouvons pas non plus nous permettre de sacrifier nos valeurs ou renforcer la polarisation dans la société par des mesures stigmatisantes. Il s’agit de protéger notre démocratie non seulement contre toute dérive autoritaire mais aussi tout mesure contre-productive à l’égard de certains groupes de personnes qui ne ferait que renforcer la radicalisation et les groupes terroristes.

Cette recherche du bon équilibre est permanente, j’en suis sûr, dans le chef de chacun des trois Ministres de la justice du Benelux. Nous sommes en contact et nos administrations sont en contact pour échanger là-dessus. Si je compare les mesures prises par les gouvernements belges et luxembourgeois après les attentats de Paris, je suis frappé par les similitudes : délai de garde à vue, perquisitions de nuit, fin de l’anonymat des cartes prépayées, suivi du contenu radical sur internet, méthodes particulières de recherche … Les deux listes se rejoignent en bien des points.

Certains aspects sont difficiles et l’échange d’expérience entre pays partenaires est essentiel. Je pense en particulier à la question transversale de la répartition entre mesures administratives et mesures judiciaires qui est cruciale et délicate.

Avant de céder la parole à mon collègue Felix Braz, je voudrais m’écarter un bref instant de la lutte contre le terrorisme tout en restant dans le secteur du droit pénal et de la sécurité. Je veux insister sur le besoin à mon sens de redynamiser la coopération Benelux dans le secteur de la coopération judiciaire pénale. Depuis un 15aine d’années environ, notre coopération judiciaire se développe surtout à travers l’évolution des instruments de l’Union européenne qui ont connu une évolution considérable. Je pense que ce cadre est en train de se stabiliser. Il apporte des améliorations notables pour une coopération à 28. Mais il faut aller plus loin dans une coopération à trois sur une territoire comme le Benelux où la coopération transfrontalière est devenue un élément normal des procédures pénales.

La double autorisation judiciaire d’une mesure d’enquête, c’est-à-dire à la fois dans l’Etat où la mesure est ordonnée et celui où la mesure est exécutée, ne me semble plus toujours justifiée pour des mesures ordinaires comme l’audition volontaire d’un témoin ou l’identification du titulaire d’un numéro de téléphone. Il est temps pour le Benelux de jouer à nouveau le rôle de pionnier qui a été le sien pendant plusieurs décennies dans ce secteur. Des travaux sont en cours dans ce sens, les obstacles sont importants mais je crois que nous pouvons réussir.

Après cette parenthèse, je voudrais conclure mon intervention. Je vous remercie, Madame la Présidente, Mesdames, Messieurs, pour votre attention et je me tiens à votre disposition pour répondre à vos questions éventuelles.