Parlementaire vragen in de Commissie Justitie

op 08 juni 2016 12:00 Parlementaire Vragen

Vraag van Els Van Hoof (CD&V) over de reclame voor kansspelen.

ANTWOORD

1. Ik heb de Kansspelcommissie (KSC) gevraagd om werk te maken van reclameregels om de wildgroei aan reclameboodschappen voor de goksector in te perken. In eerste instantie werd hierbij gedacht aan een convenant, naar analogie met het alcoholconvenant. Hiervoor werd beroep gedaan op de Jury voor Ethische Praktijken inzake Reclame (JEP).Terugvaloplossing – mocht een convenant geen soelaas brengen - zou regelgevend worden opgetreden via een koninklijk besluit.

2. De eerste vergadering met de betrokken partijen vond plaats op 19 januari van dit jaar. Toen werd het ontwerp van convenant dat door de KSC werd opgesteld, voorgelegd aan de betrokken partijen: kansspelsector, hulpverlening, Gezinsbond, Test Aankoop, Pro League, media voor opmerkingen. Ook de weken volgend op deze vergadering was het mogelijk om opmerkingen over te maken aan de KSC. Na de ontvangen opmerkingen te hebben geïntegreerd, volgde op 16 februari een tweede vergadering waarbij het aangepaste ontwerp van convenant werd voorgelegd. Er was aan het einde van de vergadering nog geen sprake van een akkoord.

Op 25 februari vond opnieuw een overleg plaats, ditmaal op initiatief van de kansspelsector zelf. De sector had intussen immers werk gemaakt van een eigen code en legde die ter advies voor aan de JEP. Het voorstel van de sector werd effectief besproken binnen de Raad van Bestuur van de JEP, maar er werd beslist om geen standpunt in te nemen zolang er geen consensus bestond tussen de betrokken partijen.

De sterkte van een convenant is er pas als de betrokken partijen het allemaal eens zijn met elkaar. De JEP is echter zélf een van die partijen, eerder dan dat het hen toekomt om te beslissen met welke code wordt gewerkt. Aangezien een convenant autoregulerend is, moeten de partijen onderling tot een akkoord zien te komen. De KSC kan weliswaar vergaderingen plannen en voorstellen formuleren, maar zij kan – in het geval van een convenant - niet bepalen of/verplichten dat de partijen al dan niet meestappen in het verhaal.

3. Waar een convenant steunt op een akkoord en de goodwill van de betrokken partijen en autoregulerend werkt, heeft een KB een veel dwingender karakter. Een KB is voor alle partijen wettelijk afdwingbaar en de betrokken partijen hoeven dus niet tot een akkoord te komen over de inhoud ervan. Daarom heb ik de KSC gevraagd om een ontwerp van KB op te stellen, dat de eerste keer werd voorgelegd ter advies op de vergadering van de KSC van 13 april. Reclameregels via een KB zijn van toepassing op vergunninghouders, en op de Nationale Loterij wat de weddenschappen betreft.


Vraag van Goedele Uyttersprot (N-VA) over ouderverstoting.

ANTWOORD

De huidige wetgeving bevat reeds een aantal middelen die ter beschikking staan van de rechter om te kunnen ingrijpen indien er problemen dreigen te ontstaan bij de naleving van de verblijfsregeling. De rechtbank kan ingrijpen op het niveau van het ouderlijk gezag en kan dwangmaatregelen opleggen in geval van niet naleven van de verblijfsregeling volgens artikel 387bis en 387ter van het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast beschikt de rechter ook over de mogelijkheid om de nodige onderzoeken te laten uitvoeren, zoals een maatschappelijk onderzoek of een psycho-medisch onderzoek van het kind. Ik wijs ook op het belang van de neutrale bezoekruimtes, die precies tot doel hebben een normale uitoefening van het recht op persoonlijk contact mogelijk te maken in problematische gevallen. Voorts bestaat er de mogelijkheid voor de rechter om een andere invulling te geven aan de klassieke gerechtelijke expertise, met als doel het bewerkstelligen van een herneming of versterking van de ouderlijke band, en dit onder een permanente rechterlijke controle. Daarnaast is er natuurlijk ook nog het strafrechtelijke luik met de artikelen 431 en 432 van het Strafwetboek met betrekking tot het niet-afgeven van kinderen.

Het belangrijkste is evenwel om te trachten de ouders terug te laten overeenkomen en samenwerken. Ik denk dan in de eerste plaats aan de rol van bemiddeling. Met de invoering van de familierechtbank kregen de bemiddeling en andere alternatieve wijzen van minnelijke oplossing van conflicten een belangrijke rol. Partijen worden geïnformeerd over deze mogelijkheden en de rechter kan partijen ruimte laten en stimuleren om akkoorden te sluiten.

De aanpak van ouderverstoting staat op de politieke agenda. Het spreekt voor zich dat er met de Gemeenschappen, die bevoegd zijn voor de jeugdbescherming, zal worden samengewerkt. Een goede samenwerking tussen de departementen Justitie en Welzijn is vereist om de problematiek van de vechtscheidingen op integrale wijze aan te pakken.

Het Vlaams Forum Kindermishandeling, een advies- en overlegorgaan tot stand gekomen op basis van het protocol Kindermishandeling Justitie-Welzijn van 2010, heeft in die zin recent een beleidsadvies inzake vechtscheidingen overhandigd, waarin ook de thematiek van de ouderverstoting aan bod komt en dat verschillende aanbevelingen bevat. De aanpak van vechtscheidingen werd ook opgenomen in het nieuwe nationaal actieplan over Gendergerelateerd geweld 2015-2019.

Een samenwerking met verenigingen die het contact tussen kind en ouder opnieuw trachten te herstellen, valt zeker te overwegen, maar moet samen met de Gemeenschappen worden bekeken.

Op dit ogenblik heb ik geen weet van veroordelingen van België door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in deze materie.

Tenslotte, wens ik te wijzen op de in december 2015 vernieuwde gemeenschappelijke omzendbrief COL 4/2006 van de minister van justitie en het College van procureurs-generaal betreffende het strafrechtelijk beleid inzake partnergeweld. In deze omzendbrief zijn er immers reeds richtlijnen opgenomen aangaande de niet-afgifte van kinderen (art. 432 Sw.). Het is een van de vernieuwingen aan de omzendbrief COL 4/2006 dat er meer aandacht zal worden geschonken aan de bescherming van de kinderen en dat er meer samenwerking zal zijn tussen de correctionele en de jeugdparketten, alsook de familierechtbank. Het is de bedoeling dat de civielrechtelijke, protectionele en strafrechtelijke procedures meer op elkaar afgestemd worden. Hiervoor is ook een nieuwe controlelijst als bijlage bij de hernieuwde omzendbrief toegevoegd, die een soort checklist inhoudt voor de politie en het parket bij de eerste vaststellingen en het verder opvolgend van dergelijke dossiers. Momenteel worden zaken van ouderverstoting dus behandeld als een vorm van partnergeweld, maar het Vlaams Forum Kindermishandeling heeft ook geoordeeld dat vechtscheidingen, met daarbij zaken van ouderverstoting in het bijzonder, als een vorm van kindermishandeling kan beschouwd worden. Het mag duidelijk zijn dat het over zeer complexe feiten gaat, waarbij het belang van het kind voorop moet blijven staan. Er wordt op dit ogenblik onderzocht of het opportuun zou zijn om nieuwe richtlijnen uit te vaardigen.