Tussenkomst Minister Geens in onderzoekcommissie aanslagen 22 maart

op 19 december 2016 18:49 Persbericht

De Minister van Justitie Koen Geens werd vandaag gehoord door de parlementaire onderzoekscommissie die zich buigt over de terroristische aanslagen. De minister van Justitie gaf zijn diagnose over de aanloop naar de aanslagen. Een reeks tekortkomingen van ons veiligheids- en justitieapparaat is aan het licht gekomen sinds de aanslagen in Parijs en Brussel en moeten worden aangepakt.

De Minister gaf in een antwoord op een vraag van de commissievoorzitter aan dat hij sedert zijn aantreden 3 grote verbeterpunten in het veiligheidslandschap en in de aanpak van terrorisme heeft gedetecteerd. Het betreft de opvolging van de strafuitvoering, de politie-architectuur en de informatievergaring en de informatieverwerking.

1. Strafuitvoering

Een belangrijk probleem is het feit dat niemand zich echt verantwoordelijk voelt voor het ganse proces van opvolging van de strafuitvoering. Er zijn heel veel actoren betrokken en de communicatie verloopt niet altijd even vlot. De diagnose draait rond volgende punten:

  • Er verloopt te veel tijd tussen het opleggen van een maatregel en de kennisgeving hiervan aan de controlediensten;
  • Er is een achterstand in het vatten van de maatregelen en voorwaarden in de Algemene Nationale Gegevensbank (ANG) doordat dit manueel door de politie dient te gebeuren, waardoor er een risico is dat sommigen door de mazen van het net glippen;
  • Er is nood aan een meer heldere duiding bij wat de politiediensten effectief moeten verstaan onder de opvolging van personen onder voorwaarden. Dit moet duidelijker vertaald worden naar het terrein.

De Minister legde een paar concrete voorstellen op tafel. Zo wil hij voor de opvolging van personen die vrijkomen onder voorwaarden een sterke coördinatorrol voor het Openbaar Ministerie die steunt op volgende pijlers:

  • Het Openbaar Ministerie, de gevangenisdirecties en andere opdrachtgevers die op een snelle, betrouwbare en heldere manier de maatregelen en voorwaarden top down communiceren naar de politie en justitiehuizen die deze moeten opvolgen;
  • In real time informatie-uitwisseling tussen opdrachtgever en controlediensten zodat snel kan opgetreden worden bij niet-naleving van de voorwaarden.
  • Er zijn in dit verband al projecten opgestart in Oost-Vlaanderen en Henegouwen waarbij het Openbaar Ministerie, de justitiehuizen, en de politie geïntegreerd werken. In een volgende stap moet er beslist worden welk systeem nationaal kan uitgerold worden op basis van de lokale ervaringen.

2. Politie-architectuur

Verder is er volgens de Minister nood aan een vernieuwde gerechtelijke politie. Waar deze ongeveer 4500 mensen tellende federale dienst actueel nog steeds ingebed is binnen de federale politie, pleit de Minister daar voor een sterkere aansturing, controle en coördinatie van de gerechtelijke politie door de Procureurs-Generaal van het Openbaar Ministerie. Het gebrek hieraan kwam meermaals aan bod tijdens de hoorzittingen van de voorbije maanden.

  • Om het strafrechtelijk en in het bijzonder het opsporingsbeleid nog beter ten uitvoer te kunnen brengen, zou er volgens de Minister op niveau van de politionele opsporing en het onderzoek een versterkte sturende controle- en coördinatiefunctie moeten kunnen komen voor de Procureurs-generaal; per rechtsgebied dus.
  • De band tussen het OM en de gerechtelijke politie moet op dat niveau sterker gemaakt worden zodat er effectief gestuurd kan worden; niet alleen inhoudelijk maar ook op vlak van capaciteit. Ook het federaal parket zou beroep moeten kunnen doen op een eigen onderzoeksdienst binnen de gerechtelijke politie.
  • Het Openbaar Ministerie moet niet alleen het strafrechtelijk beleid mee uitvoeren en dus inhoudelijk werken, maar ook mee kunnen sturen op de ingezette capaciteit. Meer dan ooit moet de politionele aanpak van terrorisme perfect aansluiting vinden bij de rest van de ketenaanpak, moet een snel schakelen met politiecapaciteit mogelijk zijn, dient er een hoge graad van specialisatie te zijn, is de interoperabiliteit van informatiesystemen absoluut noodzakelijk en dient er een bijzonder goed contact te zijn tussen magistraat en onderzoekers.

3. Informatievergaring en informatieverwerking

Tenslotte gaf de Minister aan dat de informatiepositie van de Staatsveiligheid nog beter moet uitgebouwd worden. De Minister verwijst daarmee naar een rapport van het Comité I dat stelde dat er te weinig goed geplaatste bronnen zijn binnen het jihadistisch milieu en dat daar moet op ingezet worden. Hij gaf onmiddellijk ook een opsomming van de genomen en nog te nemen maatregelen.

  • Er wordt er gewerkt aan een grotere specialisatie binnen de informantenwerking. Dit betekent dat inspecteurs die aan HumInt-werk doen ontlast moeten worden van de meer administratieve taken die ten koste gaan van de daadwerkelijke rekrutering en behandeling van bronnen.
  • Er wordt nu meer ingezet op vorming, bijvoorbeeld het vlak van talen en kennis over de gemeenschap en het milieu waarin potentiële bronnen zich bewegen.
  • De Veiligheid van de Staat moet nog gerichter en binnen de relevante milieus bronnen kunnen werven.

Ook naar informatiedoorstroming zijn er mogelijkheden tot verbetering. De Algemene Nationale Gegevensbank en de eilandarchitectuur van aparte niet-geconnecteerde expertendatabanken moet anders georganiseerd worden.

  • Een bevraging vanop afstand van de expertendatabanken die geclassificeerde informatie bevatten, moet mogelijk worden. Bijvoorbeeld op basis van hit - no hit. Zo weet een onderzoeker tenminste dat er info is. In het algemeen moet er meer interconnectie zijn. Zo moet er naast een 'push' systeem waar informatie van één actor naar andere actoren gestuurd wordt, ook een 'pull' systeem bestaan waaruit alle betrokken actoren de pertinente informatie kan uittrekken.
  • Een veelheid aan diensten vaardigden seiningen over dezelfde personen uit en informaties over de controles kwamen niet steeds bij de seinende eenheid terecht. In november 2015 vaardigde DJSOC/Terro een richtlijn uit en in augustus 2016 kwam er een aangepaste nota, na een periode van praktijktests, in samenspraak met het federaal parket en het College Procureurs-Generaal. Concreet zijn er vandaag nu duidelijke regels voor politionele seiningen van foreign terrorist fighters in de nationale en internationale databanken en is er ook duidelijkheid wie seint, welke soort seining opgelegd moet worden en wie informatie ontvangt indien een geseinde persoon wordt aangetroffen.
  • Het i-Police systeem moet gerealiseerd worden. Via deze end-to-end solution moeten alle processen gedekt worden, van het ontvangen van een melding tot het rechercheren en opmaken van een proces-verbaal met centrale vatting van alle beschikbare gegevens.