Geens geeft duidelijke richtlijnen om eergerelateerde misdrijven grondiger te onderzoeken

op 05 mei 2017 12:30 Persbericht

Vandaag werd de nieuwe omzendbrief van de minister van Justitie en het College van procureurs-generaal betreffende het opsporings- en vervolgingsbeleid inzake eergerelateerd geweld, vrouwelijke genitale verminking voorgesteld. Minister Koen Geens en het College geven hiermee vorm aan het strafrechtelijk beleid inzake de aanpak van verschillende vormen van eergerelateerd geweld. Zo zal aan elk dossier, waarbij uit onderzoek een context van eergerelateerd geweld blijkt, een strafrechtelijk antwoord moeten worden gegeven. De magistraten krijgen ook richtlijnen voor het voeren van zulke onderzoeken.

Het fenomeen van eergerelateerd geweld omvat drie problematieken: fysiek en psychisch eergerelateerd geweld, gedwongen huwelijken en samenwoningen en vrouwelijke genitale verminkingen. De richtlijnen in de omzendbrief moeten zorgen voor een meer gerichte aanpak van dit soort geweld.

Eerst en vooral op het vlak van detectie: wanneer er signalen zijn die kunnen wijzen op eergerelateerd geweld, maakt de politie het dossier over aan hun referentieambtenaar. Op basis van een controlelijst in de omzendbrief beslist de ambtenaar of de feiten vanuit de invalshoek van het eergerelateerd geweld bekeken moeten worden. Indien er bij de politie twijfel bestaat over de kwalificatie van dit dossier, dan zal deze contact opnemen met de referentiemagistraat. Die beslist dan of een zaak al dan niet wordt gekwalificeerd als eergerelateerd geweld. Elk dossier moet hoe dan ook onderzocht worden en indien uit onderzoek een context van eergerelateerd geweld blijkt, een strafrechtelijk antwoord aan gegeven worden.

Vervolgens legt de omzendbrief een aantal richtlijnen vast voor de magistraat voor het voeren van zijn onderzoeken: alle daders, mededaders of medeplichtigen moeten geïdentificeerd worden, hoe videoverhoren moeten worden afgenomen en in welke gevallen is het nuttig om een onderzoeksrechter te vatten bijvoorbeeld. Op basis van de gegevens die worden verzameld tijdens het onderzoek wordt een plan van aanpak opgesteld om een einde te stellen aan het gepleegde geweld, de slachtoffers de nodige bescherming te geven en de dader te herinneren aan het na te leven wettelijk kader. Hiertoe kan het parket een aantal burgerrechtelijke, protectionele en strafrechtelijke maatregelen nemen. Daarenboven wordt een bijzondere aandacht geschonken aan verzwarende omstandigheden, bijvoorbeeld discriminatie op basis van het geslacht of van de band tussen de dader en het slachtoffer.

Tenslotte vergt deze aanpak een georganiseerde samenwerking tussen de verschillende diensten. Zo zullen de parketmagistraten het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (IGVM) steeds op de hoogte brengen van een zaak betreffende eergerelateerd geweld die aanhangig werd gemaakt bij de bevoegde rechtbank. Daarnaast zullen alle kopieën van de vonnissen en arresten ter zake aan het Instituut bezorgd worden.

Op 1 juni treedt de omzendbrief in werking.

Koen Geens: “Met de nieuwe omzendbrief geven we de problematiek opnieuw de nodige aandacht. Het fenomeen kent, zeker wat betreft de vrouwelijke genitale verminking, een hoog dark number en blijft daardoor nog te veel onder de radar. Door op verschillende fronten en bestuursniveaus samen te werken, geven we een eenduidig signaal, namelijk dat er in onze rechtsstaat geen plaats kan zijn voor geweld, ongeacht welke de oorzaken of motieven zijn.”