Toespraak in het Joods Museum - Antwoorden op antisemitische haatmisdrijven

op 02 april 2019 11:39 Toespraken

Geachte dames, heren,

Het evenement waaraan u vandaag zal deelnemen is de vrucht van een lange voorbereiding en samenwerking tussen het Bureau voor democratische instellingen en mensenrechten van de OVSE en onze federale administratie gelijke kansen. Ik ben dan ook verheugd dat België zich hiermee aansluit bij de lijst van OVSE-lidstaten die de handleiding, die u vandaag wordt voorgesteld, mee ondersteunen en helpen uitdragen. Ik ben ook het Joods museum bijzonder dankbaar dat het ingegaan is op ons verzoek om dit evenement hier te mogen organiseren.

De veiligheidsbehoeften van de Joodse gemeenschappen en de strijd tegen antisemitische haatmisdrijven moet in België hoog op de politieke agenda blijven staan. Uit recente cijfers inzake antisemitisme van UNIA van 2018 blijkt namelijk een verdubbeling van dit fenomeen ten aanzien van 2017. En dat terwijl we weten dat er sprake is van onderrapportering waardoor de statistieken geen weerspiegeling zijn van het aantal werkelijk beleefde haatmisdrijven. Recent onderzoek van het Europees Grondrechtenbureau heeft nog aangetoond dat 80% van de Belgische deelnemers antisemitisme als een groot probleem ervaart.

Dit zijn vaststellingen die we niet naast ons neer kunnen leggen, niet op politiek niveau maar evengoed niet door de diensten die op het terrein geconfronteerd kunnen worden met antisemitisme en daar horen adequate opvolging aan te geven. Het is dan ook in de eerste plaats voor hen dat dit evenement wordt georganiseerd en tot wie de handleiding zich richt. Niet vanuit een vingerwijziging maar des te meer als aanmoediging om samen met vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschappen, hier aanwezig, in dialoog te treden over de situatie die elkeen in de praktijk beleeft en hoe daar gezamenlijk oplossingen kunnen voor worden gezocht.

Je suis convaincu que nous avons déjà franchi des étapes importantes en ce qui concerne la formation des agents de police et des magistrats de même que la désignation de magistrats de référence expérimentés en relation avec des fonctionnaires de référence spécialisés au sein de la police. Des progrès ont également été réalisés en vue d’améliorer la coordination et l’échange d'informations, et renforcer l’attention pour l’aide aux victimes. Toutefois, des lacunes persistent toujours et ce manuel peut se révéler être un guide bien utile afin d’aider les autorités à inventorier les risques et les besoins en matière de sécurité et de fournir des orientations quant aux réponses qu’il convient d’apporter.

En collaboration avec les ministres de l’Egalité des chances et de l’Intérieur, j’ai pris l’initiative de réactiver la Cellule de veille contre l’antisémitisme qui se veut un lieu d’échange et de dialogue privilégié entre la communauté juive et les pouvoirs publics. Au sein de cette plateforme sont représentées les autorités répressives, les Communautés juives, UNIA et l’administration fédérale de l’égalité des chances. Les étapes pratiques pointées dans le manuel correspondent en grande partie aux objectifs et aux méthodes de travail de la Cellule de veille. Ces étapes visent en effet à accroitre la conscientisation des autorités et du large public, à entamer un dialogue sur l’approche menée par les autorités afin de lutter contre les incidents motivés par la haine, et enfin à initier un processus de collaboration entre les autorités et les Communautés juives. Cette collaboration devra permettre d’identifier et de communiquer les risques spécifiques en matière de sécurité, de renforcer la confiance mutuelle et enfin de contribuer à un meilleur recueil de données.

Trois thèmes prioritaires ont été retenus lors de la première réunion de la Cellule de veille : la problématique des messages de haine publiés en ligne, l’amélioration du signalement et de l’enregistrement des plaintes et la définition opérationnelle de l’IHRA, c’est-à-dire l'Alliance internationale de la mémoire de l'Holocauste.

En ce qui concerne la définition opérationnelle de l’IHRA, nous nous sommes engagés en décembre dernier, au niveau européen, à intégrer son usage dans les formations destinées notamment aux autorités répressives, comme étant un outil complémentaire à la législation en vigueur.

Ensuite, il convient de consentir à davantage d’efforts afin de baisser le seuil de rapportage des plaintes et d’améliorer les méthodes d’enregistrement. L’objectif n’est pas seulement d’enregistrer plus précisément le suivi d’un incident haineux et d’identifier plus facilement la motivation antisémite de ce crime haineux, mais également, de pouvoir se faire une meilleure idée des tendances. Les études actuellement menées par la Fondation Roi Baudouin, en collaboration avec UNIA et l’Institut national de Criminalistique et de Criminologie, sur le sous rapportage et sur le taux élevé d’affaires classées y contribueront grandement. Le manuel nous fournit également des exemples pratiques, tels que l’utilisation d’indicateurs permettant d’identifier le motif antisémite. Certaines zones bénéficient déjà d’une certaine expérience à cet égard. Des initiatives, telles que antisemitisme.be, complètent également les canaux officiels visant à enregistrer les signalements.

Tot slot is er de problematiek van online haatboodschappen. Dit wordt terecht door alle actoren aangestipt als een van de meest bedreigende fenomenen niet in het minst omwille van het vlugge en enorme sneeuwbaleffect dat de verspreiding van haatboodschappen met zich meebrengt. De massa bagger die dagelijks over de sociale media wordt uitgegoten neemt onrustwekkende proporties aan. De schaduwzijde van moderne technologieën moet in de eerste plaats op zo groot mogelijke schaal worden aangepakt, en dus op Europees niveau en in overleg met onze trans-Atlantische partners. De Europese Commissie heeft al enkele lovenswaardige initiatieven genomen.

Ik denk, echter, dat we nog beter kunnen en moeten doen. Daarom heb ik dit onderwerp vorige week op de agenda geplaatst van de groep Vendôme die de ministers van Justitie van de Benelux, Frankrijk, Duitsland, Spanje en Italië bijeenbrengt, met de bedoeling om gezamenlijk dit thema meer prominent op de agenda van de Europese Unie te brengen.

De Duitse wetgeving inzake online haatboodschappen, die ten aanzien van de providers strenger is dan de Europese “Code of conduct”, werd ook besproken. In Frankrijk ligt een gelijkaardig wetsvoorstel voor. Deze dwingende nationale wetten tonen aan Facebook, Google of Twitter dat de Europese aanpak zelf dwingender kan worden wanneer ze hun verplichtingen om niet naleven om haatboodschappen van hun platformen te verwijderen.

Dames en heren,

Ik hoef u hiervan niet te overtuigen: we weten allemaal dat er nog veel werk op de plank ligt en dat de uitdagingen groot zijn. We kunnen daarbij alle hulp gebruiken en ik dank dan ook het Bureau voor democratische instellingen en mensenrechten van de OVSE en de vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschappen en van onze autoriteiten hier aanwezig vandaag voor de vele inspanningen die zij al hebben en nog zullen doen.