Koen Geens (CD&V): Mevrouw de voorzitster, geachte ministers, collega's, de moeilijkheid van een behandeling van een probleem op parlementair niveau is altijd dat men niet tot een holistische benadering komt, in het beste geval tot een gelaagde benadering. Dat is federaal in dit geval. In het geval van terrorisme komt men meestal tot een veiligheids- en penale benadering. Dat is ideologisch voor sommigen een interessante invalshoek, zoals het bij corona ideologisch een interessante invalshoek voor anderen is om alleen over het sanitaire aspect te spreken. We zitten zo in mekaar dat we blijkbaar een bepaalde problematiek liefst vanuit één invalshoek benaderen, alsof die invalshoek alleen de oplossing van het probleem kan brengen.
Wat mij in de discussie altijd verschrikkelijk pijn heeft gedaan, is dat het preventieve aspect niet of nauwelijks aan bod komt, behalve wanneer het gaat over de godsdienst en wanneer het gaat over de opvolging in de gevangenis. Als de preventie daar niet gediend wordt, kan men er ook ideologisch weer met veel plezier voordeel uithalen. Het is niet correct dat de maatschappelijke integratie, de gelijke kansen, de scholing en de opvoeding thuis allemaal buiten schot blijven en dat alle collega's bevoegd voor die vakdomeinen voortdoen alsof er niets aan de hand is.
Ik beperk mij dus tot deze commissie. Ik wil met dit statement alleen maar duidelijk maken dat men steeds en opnieuw Justitie en veiligheid terechtstelt, terwijl het probleem ontzettend veel breder is. Als men wil dat iedereen permanent gecontroleerd wordt, wat in de naam van de privacy dan weer niet mag, moet men vooral zo verder doen. We hebben hier heel veel discussies over privacy, die bijzonder interessant zijn, maar als de privacy niet serieus aan banden wordt gelegd, kan de veiligheid niet bereikt worden die velen onder u willen bereiken wanneer ze proberen uit dit thema electoraal voordeel te halen. Het is soms het een of het ander.
Ten tweede, wat de preventie betreft. Ik focus mij nu op de religie omdat dit de bevoegdheid van deze commissie is. Erediensten vallen onder Justitie. Het moet mij van het hart dat ik mijn hart vasthoud over de richting die wij op dit vlak uitgaan. Ik heb in het Europees Parlement getuigd. Ik heb in het Vlaams Parlement geluisterd. Ik heb in dit Parlement geluisterd. Ik hoor nooit iets anders dan Belgische islam en Europese islam. Dat zijn prachtige slogans. De soennieten hebben geen hiërarchie, de sjiieten wel. Wij hebben in België vooral te maken met soennieten, Turken en Marokkanen.
Zeggen dat men een Belgische, Europese islam wil maken is onvoorstelbaar interessant, maar niet als men er vervolgens niet alles aan doet om dat te bereiken. Ik bid u, mevrouw en mijnheer de minister, om dit probleem niet te behandelen zoals het doorgaans wordt behandeld, in de trant van de islam is antiek, want zij zijn niet voor homoseksualiteit, dat is verwerpelijk, wij zijn sedert het begin der tijden voor homoseksualiteit en zij moeten zich dus maar aanpassen. Dit vergt eeuwen van geduld en in dit geval jaren van geduld. Wat wij gedaan hebben in de vorige legislatuur om de Moslimexecutieve en de imamopleiding ergens te krijgen, was een monnikenwerk. Ik bid u, mijnheer de minister van Justitie, om dit niet zomaar weg te werpen. Het is te gemakkelijk om niet te zien dat dit een probleem van tien, twintig, dertig jaar zal zijn. Er zijn geen pasklare oplossingen met een godsdienst die geen enkele hiërarchie kent.
Wat de opsporing betreft, kijk ik met argusogen naar het komende arrest van het Grondwettelijk Hof inzake de dataretentie. Wij spelen de laatste vijf à zes jaar jojo met het Europees Hof van Justitie en het Grondwettelijk Hof over de vraag of de providers hun data moeten bewaren. Telkens opnieuw gaan de privacyorganisaties naar het Grondwettelijk Hof dat telkens opnieuw een vraag stelt aan het Europees Hof van Justitie en telkens kiest het Europees Hof van Justitie de kant van de privacy. Dat heeft het recent opnieuw gedaan, in het najaar van 2020 en binnenkort zal het Grondwettelijk Hof voor de derde keer een Belgische wet over dataretentie bekijken en misschien wel vernietigen.
Als onze veiligheidsdiensten correct en binnen de grenzen van de wettelijkheid willen werken, is dataretentie relatief tot zeer essentieel. U zult dus op één of andere manier aan een back-up oplossing moeten werken voor het geval het Grondwettelijk Hof doet wat men kan vrezen dat het zal doen. Dit is van cruciaal belang voor het goed functioneren van onze veiligheid. Het is een technisch issue maar het betekent dat Proximus, Telenet en de andere hun data moeten bewaren en deze op verzoek van een onderzoeksrechter moeten meedelen.
Het gaat niet enkel over terroristen. Het kan ook gaan over het terugvinden van ontvoerde kinderen, collega's. Privacy is belangrijk, maar als ik met een paal die data opvangt een ontvoerd kind kan terugvinden dat drie weken eerder onder die paal ontvoerd is, dan heb ik liever een inbreuk op de privacy die er zogenaamd zou bestaan, toegestaan door een onderzoeksrechter nota bene, dan deze niet te hebben.
Ook Europees moeten we ons daartegen blijven verzetten. Het is van cruciaal belang voor de veiligheid.
In datzelfde perspectief van opsporing vertel ik graag iets over e- evidence, de mogelijkheid om toegang te krijgen tot buitenlandse netwerken, te beginnen met Yahoo!, WhatsApp en een heleboel andere die versleuteld zijn met een zogenaamde end-to-end encryption. Dat kunt u zien als u een whatsappbericht verstuurt.
Daar geraken wij maar zeer moeilijk in, tenzij met toestemming van de buitenlandse provider die de toestemming niet per definitie geeft en die de servers meestal in Ierland heeft staan. De Verenigde Staten hebben op dat stuk in ijltempo een cloud act goedgekeurd in 2018. Het is cruciaal dat Europa hetzelfde doet om toe te laten dat onze onderzoeksrechters, wanneer nodig, die Ierse servers, waar zich onder andere Facebook, Twitter en WhatsApp bevinden, kunnen consulteren. Desnoods moet Ierland wat geld krijgen om dat makkelijker te laten verlopen.
Wat de opsporing betreft, vernoem ik het aspect talent. Er wordt in ons land onvoorstelbaar veel opgelost door te antwoorden dat men niet over de nodige middelen beschikt. Bijvoorbeeld, het Parlement kan niet goed werken, mevrouw de voorzitster, want wij hebben geen middelen. Dat is het passe-partoutantwoord dat ik ongeveer altijd opnieuw hoor wanneer het over een concreet issue gaat.
Als het Justitie en veiligheid betreft, dan is dat antwoord waar en onwaar. Het is waar omdat de meeste mensen bij de politie en bij Justitie niet in de materieel comfortabele omstandigheden mogen werken waarin wij mogen werken. Dat is jammer, want het beschikken over behoorlijke stoelen en tafels, een behoorlijk bureau, behoorlijke warmte en verluchting, vormt een kwart van het werkgenot. Veel belangrijker is echter dat de technische middelen en de technische mensen beschikbaar zijn. Ik schrik soms als ik de aantallen zie van onze mensen werkzaam bij politie en Justitie. Wie minister van Justitie wordt, ontdekt plots bijna 25.000 personeelsleden onder zich te hebben. Van het gezag van de minister van Binnenlandse Zaken hangen zowat 40.000 tot 50.000 politiemensen af. Dat zijn gigantische getallen en wij verzorgen die met kleine budgetten. Gelukkig heeft de nieuwe regering de kans om de budgetten wat ruimer te nemen en ik hoop dat dit ongeacht de coronacrisis het geval blijft. Er is echter een relatief klein budget beschikbaar voor een enorme hoeveelheid mensen.
Mijn punt is het volgende. Als men performant wil zijn op het niveau van de federale gerechtelijke politie, op het niveau van bepaalde parketdiensten, om het federaal parket niet te noemen, dan moet men in staat zijn die mensen uitzonderlijk goed te verlonen voor een publieke functie. Het is moeilijk om mensen in Brussel te houden. Het is moeilijk om voor de topdiensten, de FCCU bijvoorbeeld, de beste mensen te blijven aantrekken. Men moet ervoor zorgen dat dit kan blijven gebeuren, ook voor de Veiligheid van de Staat.
Laatste punt, misschien dubbel, driedubbel: assisen voor het terreurproces. Mijnheer en mevrouw de minister, ik bijt een stuk van mijn tong, ik bijt er nog één af, en nog één, maar als het nog nodig zou zijn om op een punt of een komma de wet te herzien, zodoende dat het assisenproces dat de meerderheid absoluut wil, gunstiger zou kunnen verlopen, laten we dan die wet goedkeuren. Met uiteraard een assisenproces, dat heb ik goed begrepen. Dit is, ik bijt een stuk van mijn tong, iets dat zo goed mogelijk moet verlopen. Dat men dus de procedure uitvlooit en onderzoekt of hier of daar nog iets kan worden gedaan waardoor wij zeker zijn dat dit proces rechtszeker verloopt. Wij kunnen ons op dit vlak internationaal geen enkele reputatieschade veroorloven. Als het dan zo moet verlopen – in Frankrijk is het gelukkig ook assisen, en zelfs nog met beroep – dat het dan perfect verloopt.
Ik kom bij de slachtoffers. Mijnheer Van Hecke, u hebt een goed geheugen. Ik ook. Ik denk dat wij het eens zijn, alleen denk ik dat de slachtoffercommissie, wanneer zij zou bedoeld hebben dat men al voor deze crisis een regeling had moeten uitwerken conform de wet van 13 november 2011, zich beter had moeten uitdrukken.
Ik heb steeds gedacht dat ze bedoelde dat dit voor de toekomst was. In die zin heb ik toen ook gesproken. Als mevrouw Onkelinx, die de wet van 1 april 2007 heeft geschreven, op het vlak van de verplichte verzekering tegen terrorisme dat misverstand niet tijdig opheldert in haar verslag, kan ik daaraan niet doen. Als ik echter 1 april zie, denk ik aan de wet houdende verplichte verzekering tegen terrorisme. Ik ken de wet van 13 november 2011, want wij hebben deze verbeterd in 2017 om de foutloze aansprakelijkheid van de gasmaatschappijen te verzekeren in het geval van Ghislenghien. Het is dus zeker niet zo dat wij ons daar vergist hebben.
1 april is een belangrijk datum. De reden waarom wij, en wij hebben dat duizenden keren overlopen, niet weg geraakten, was omdat die verplichte verzekering tegen terrorisme er was. Dat was een nieuwe wet, gloednieuw. Ze was goedgekeurd met de bedoeling te dienen als er terreur was. Ze is onmiddellijk in werking getreden, met het TRIP- systeem.
Wij hebben ontdekt dat verzekeraars traag zijn. Maar verzekeraars zijn ook traag in alle andere gevallen van vergelijkbare schade. Er is geen schade die vergelijkbaar is, maar ze zijn ook in al die andere gevallen traag.
Als ik mij alleen op de toekomst richt, een belangrijke vraag voor ons zal de volgende zijn. Mevrouw de voorzitster, ik vind het belangrijk dat dit een thema is waarover wij spreken wanneer u thema's selecteert voor een volgende zitting. Sommige collega's in het buitenland zeggen dat ze niet iets specifiek voor terreurslachtoffers willen maken, want iedereen is gelijk voor de wet. Willen wij die piste volgen of willen wij wel iets specifiek doen?
Of wij nu het een of het ander doen, of wij nu een garantiefonds maken alleen voor terreurslachtoffers, zoals u suggereert en wat de opvolgingscommissie had gesuggereerd, of niet, wij zullen ervoor moeten zorgen dat een aantal zaken beter functioneert bij de vergoeding van slachtoffers tout court. Als men met een geval van een kind dat verongelukt is bij een fietsongeval tien jaar later nog voor de politierechter staat, heeft men helaas niet het klankbord dat de slachtoffers gisteren hadden, maar wel hetzelfde probleem.
Voor medische expertise bij schadegevallen en verzekeringen hebben we duidelijk een tekort aan mankracht en snelheid. Dat is verschrikkelijk belangrijk voor alle slachtoffers. We hebben in de vorige legislatuur iets proberen te doen aan de onafhankelijkheid van die experts. Ik heb geen mening over de vraag of het nu vooral voor de een of voor de ander moet zijn. Ik kan mij dus voorstellen dat een terreurslachtoffer wordt gezien als een slachtoffer dat de staat vervangt, want het is de staat die geraakt had moeten worden. Aldo Moro werd doodgeschoten, niet allerlei andere mensen. Dat begrijp ik. Men kan proberen. Er zijn landen die een opinie hebben in de ene of andere zin. We schieten echter tekort over heel de lijn, zowel in het justitiesysteem als in het expertisesysteem. Het zou belangrijk zijn dat de terreurslachtoffers ons toelaten om te zien dat het ook elders een ernstig probleem is.
De coaches van Justitie is een zeer goed idee. Ik ben blij dat u dat gerealiseerd hebt.
Veel van wat gebeurt in navolging van het rapport zal voor de toekomst gelden. Dat is onder andere zo voor het uniek loket. We zullen de terreurslachtoffers erkennen indien we ervoor zorgen dat het in de toekomst op heel veel vlakken beter gaat, hoewel het een pleister kan zijn op een houten been. We moeten ons daarvoor maximaal inzetten.
Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, ik dank de collega's voor de vele vragen. Ik zal zorgen dat mijn collega van Binnenlandse Zaken ook nog de tijd krijgt om te antwoorden want ik heb veel antwoorden. Ik dacht dat de afspraak was om tegen 17.30 uur af te ronden.
Eerst en vooral, voorzitters, wil ik benadrukken dat het niet aan mij is als minister om te zeggen hoe u de verdere werkzaamheden moet regelen. Ik heb daarvoor te veel respect voor het Parlement en ik ben daarvoor al te lang parlementslid. Voor mij is dat in ieder geval een begin van het debat, het kan in ieder geval geen eindpunt zijn.
Ik sta volledig ter beschikking van het Parlement om verdere discussies te voeren
Comme on dit en français: "Du choc des idées, jaillit la lumière." Je pense que nous en avons vu un peu aujourd'hui. Cela dit, nous avons besoin d'encore plus de lumière.
Ik denk dat er ruimte moet zijn om hoorzittingen te organiseren. Ik heb dat ook vrijdag reeds gezegd. Er zijn heel wat vraagstukken waarbij de specialisten op het terrein meer toelichting kunnen geven. Ik denk bijvoorbeeld aan het centrale loket bij het federale parket. Ik weet dat de magistraten de heer Lamiroy en mevrouw Pellens ter beschikking staan.
JDC bestaat in Brussel. In andere ressorten is er een ander mechanisme. Ik kom daar straks op terug. Ik weet ook dat de voorzitter van het College van procureurs-generaal, de heer Delmulle, ook ter beschikking staat.
Dat is dus zeker een punt.
Tentweede, het lijkt mij ook interessant om andere collega's te kunnen aanhoren: collega Dermange bijvoorbeeld op het vlak van de
verzekeringen en collega Vandenbroucke op het vlak van de medische ongeschiktheid. Het is immers niet zo dat de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie het geheel van de aanbevelingen kunnen beantwoorden. U weet dat ongetwijfeld.
Ik zal proberen chronologisch een aantal antwoorden te geven op datgene wat u heeft gevraagd. Collega Metsu, u bent begonnen met te vermelden dat u vrijdag bijzonder veel had gehoord over het verleden maar weinig over de toekomst. Ik denk dat u dan selectief heeft geluisterd want de plannen van de regering zijn wel degelijk om voort te bouwen op de aanbevelingen. Getuige daarvan is het feit dat wij heel wat extra middelen laten toevloeien naar Justitie en Veiligheid. Ik weet wel, collega Geens, dat kwantiteit niet altijd gelijkstaat met kwaliteit, maar u heeft zelf ook aangegeven in uw excellente werken op het einde van de legislatuur dat er behoefte was aan een herfinanciering van Justitie. We doen dat nu ook. Dat is noodzakelijk.
Ten tweede, wij spreken niet alleen als regering. We zijn nog geen zes maanden in functie en u heeft reeds gezien dat wij op het vlak van terreurbestrijding actie ondernemen met onze veiligheidsdiensten. We hebben de zaak Sky ECC die uiteraard buiten het bestek van terrorisme valt maar die heel duidelijk gericht is op de georganiseerde criminaliteit. We hebben ook de acties die onze veiligheidsdiensten hebben ondernomen ten aanzien van minderjarigen in Eupen. Ondertussen is ook gebleken dat er nog eens vier minderjarigen afzonderlijk zijn opgepakt en opgesloten omwille van de intentie die ze hadden om gewelddadige feiten te plegen. Met andere woorden deze regering en onze justitie en politie zijn effectief actief.
We hebben ook veel plannen voor de toekomst. Ik nodig u uit om mijn beleidsverklaring ter zake te lezen. Ik verwijs naar de plannen die we hebben om in LIVC's te voorzien in de gevangenissen. Ik verwijs naar onze plannen om de Veiligheid van de Staat te versterken op het vlak van middelen, mensen en bevoegdheden. Dat is een wetsontwerp dat weldra zal worden ingediend. Ik verwijs naar de strategische nota over terrorisme, extremisme en radicalisering. Ik verwijs naar de slachtoffercoaches. Deze regering bulkt van de plannen om niet alleen de aanbevelingen verder uit te voeren, maar ook om een goed, gepast antwoord te vinden voor de nieuwe uitdagingen.
Wordt de strafmaat voor terroristische misdrijven opgetrokken? U weet dat we een nieuw strafwetboek aan het voorbereiden zijn. Dat wordt voorgelegd aan experts. Dit alles wordt dus bekeken.
In de discussie over de terbeschikkingstelling weet ik dat de heer Pivin een voorstel heeft ingediend, evenals de heer Geens en mevrouw De Wit. Die voorstellen worden bekeken, goed wetende dat we daar heel goed rekening moeten houden met onze rechtstaat en de garanties die daarin vervat zitten.
De heer Metsu vroeg ook naar de houding van de regering met betrekking tot het repatriëren van de moeders uit Syrië. Ik wil citeren uit wat de heer Vercauteren van het OCAD in De Standaard vorige zaterdag heeft gezegd. Het OCAD is een veiligheiddienst die u ook apprecieert en waardeert en waarvan u de waarde kunt inschatten.
Ik citeer: "De situatie in de kampen is verslechterd, zeker in Al-Hol
waar IS-vrouwen de situatie in handen hebben. Het is niet uitgesloten dat de Koerden daar de poorten openzetten. Een deel van die vrouwen zal dan allicht naar Turkije gaan en van daar naar ons land komen. Een ander deel zal opnieuw aansluiting zoeken bij IS. OCAD ziet dat niet graag gebeuren. Ons advies is: haal ze terug, de kinderen tot 12 jaar en de moeders. Uit onze analyse blijkt dat een gecontroleerde terugkeer de beste garanties biedt voor een nationale veiligheid. De vrees dat de terugkeerders en de veroordeelde terroristen die vrijkomen uit de gevangenissen tikkende tijdbommen zouden zijn, wordt door de feiten voorlopig niet bevestigd. U zou ervan versteld staan hoeveel echte extremisten we al hebben zien veranderen. Dat is bemoedigend. Van de vrijgelaten vrouwen kent 90% in ons land een positieve evolutie". Dat zegt de heer Vercauteren van het OCAD.
De operatie in Syrië wordt nu voorbereid. U weet dat het gaat om een delicate operatie. We gaan onderzoeksteams sturen om een inschatting te maken van het risico voor de vrouwen. Dat is precies wat u, mijnheer Metsu, destijds in De Morgen heeft gezegd. In die kampen was de toestand blijkbaar onmenselijk, dat heeft u toen met uw eigen ogen gezien. Maar u heeft uw woorden moeten intrekken, omdat uw partij not amused was met uw uitspraken.
De heer Metsu heeft ook gevraagd hoe het zit met het afnemen van de nationaliteit. Ik denk dat ik daar heel uitvoerig op geantwoord heb in de mondelinge vraag die u gesteld heeft in de commissie. Het vervallen verklaren van de nationaliteit staat noch in het regeerakkoord, noch in een beleidsverklaring. Het is ook niet de bedoeling van de regering om hier verder wetgevend tussen te komen. Het bestaande juridische arsenaal lijkt in dit stadium voldoende te zijn. Er was destijds geen meerderheid voor uw voorstel en die meerderheid zal er nu ook niet zijn. Het Parlement heeft trouwens zijn werk grondig gedaan. Verschillende adviezen zijn ingewonnen en instanties werden gehoord, ook naar aanleiding van uw wetsvoorstel. Die adviezen waren overwegend negatief, niet enkel juridisch-technisch maar ook om redenen die een schending zouden kunnen betekenen van het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel.
De heer Metsu heeft ook gezegd dat de slachtoffercoaches een aalmoes krijgen. Ik betreur dat u dat woord gebruikt. Het is een slag in het gezicht van V-Europe, een erkende slachtoffervereniging die expliciet heeft gevraagd om die coaches. Ook het aantal coaches, waar sommigen laatdunkend over doen, is wat V-Europe heeft gevraagd. Zij hebben gevraagd, wij hebben gegeven.
Door die samenwerking met het centraal loket komen we heel veel slachtoffers tegemoet, niet enkel die van de aanslagen van 22 maart. Straks kom ik terug op het vraagstuk van het garantiefonds.
Wat het unieke loket betreft, zegt u dat het nog niet werkt. Mijnheer Metsu, het loket zal werken op het ogenblik dat zich een aanslag of calamiteit voordoet. Intussen is alles in orde gebracht, in verschillende stappen. Het protocol werd afgesloten in 2019 tussen het federaal niveau en de Gemeenschappen om de principes, de doelstellingen en het functioneren van het loket te regelen. De concrete werkingsmodaliteiten zijn bepaald in een draaiboek dat vorig jaar is afgerond. Er is ook een richtlijn van het College van PG's die de werking van het centraal loket toelicht. Dat is ook binnen het OM
verspreid. Het federaal parket heeft tenslotte ook extra personeel aangeworven om ervoor te zorgen dat het loket operationeel kan zijn.
Mijnheer Metsu, u verwees naar het terroproces en artikel 150, dat is een discussie die wij hebben gevoerd. Het dossier werd door Justitie klaargemaakt. Ik wil trouwens de mensen van het federaal parket feliciteren voor het grondige werk dat ze hebben verricht om dit dossier klaar te krijgen. Tien verdachten werden verwezen door de raadkamer. Nu is het aan de kamer van inbeschuldigingstelling. Het is logisch dat die zaak start in september 2022, omdat wij eerst wachten op het proces in Parijs over de feiten die gepleegd zijn in de Bataclan. Dat weet u, dat is geen nieuws. Er is natuurlijk een sterke verwevenheid en betrokkenheid van daders tussen de twee dossiers. Het zou onverstandig zijn om beide processen tegelijk te voeren. Dit zou zeker de slachtoffers niet ten goede komen.
De Justitiasite is klaargemaakt. Er is daar heel wat geld in geïnvesteerd. Er is ook extra ruimte gemaakt voor de slachtoffers. Er is ook heel veel aandacht voor de slachtoffers. Zij moeten het proces in optimale omstandigheden kunnen volgen. Wij mikken ook op videoconferentie, zodat er ook slachtoffers van op afstand kunnen volgen.
Ik heb ook de vraag genoteerd van de heer Geens en anderen om te bekijken of wij eventueel het assisenproces vlotter kunnen laten verlopen. Wij bereiden een aantal voorstellen in die zin voor. Met andere woorden, dit wordt voorgelegd aan de regering en zal daarna naar het Parlement komen.
Mijnheer Van Hecke, u stelde een aantal vragen over de erkenning van lichamelijke letsels en over de dubbele rol waarin deskundigen soms worden gedwongen. U verwees ook naar de problematiek van het posttraumatisch stresssyndroom en de beperkte deskundigheid dienaangaande. Dat zijn zeer pertinente vragen. De onderzoeks- commissie heeft hier waardevolle bijdragen geleverd.
Het departement Volksgezondheid heeft de voorbije jaren veel geleerd over PTSS. Er is op dit moment in de praktijk reeds een soort van unieke expertise ingevoerd op twee niveaus. De eerste is op het niveau van de verzekering. Eén verzekeraar neemt de leiding van de medische expertise op zich. Op het niveau van de overheid is ook voorzien dat er één enkele expertise plaatsvindt door Medex. U zei het reeds, het zou niet mogen dat bij objectieve beoordelingen tot een ander percentage van invaliditeit wordt besloten. Daarom zou het goed zijn om collega Vandenbroucke de kans te geven om bijvoorbeeld in een hoorzitting hierover te komen getuigen en desgevallend ook aanpassingen voor te stellen.
Mijnheer Van Hecke, ik kom bij het vraagstuk van het garantiefonds. De meeste collega's hebben het daar uitvoerig over gehad, dus ik wil graag een aantal dingen hierover verduidelijken.
Eerst en vooral, toen ik vorige week vrijdag in de commissie over het fonds sprak, dan heb ik dat heel duidelijk gedaan met betrekking tot de implicaties voor de huidige slachtoffers. Ik heb inderdaad verwezen naar de werkzaamheden in 2018 inzake de wetgeving van 2019 waarin de wetgever destijds voor de huidige slachtoffers uitdrukkelijk de keuze heeft gemaakt om te werken met subrogatie,
verhoogde voorschotten en snellere betaling. Die keuze werd toen gemaakt. Mijnheer Metsu, u zegt dat dat fonds er had moeten zijn, maar u hebt toen tegen het amendement gestemd dat mevrouw Onkelinx had ingediend. Die verduidelijking wou ik brengen in de commissie. Laat daar geen misverstand over bestaan.
Tegelijkertijd heb ik ook de woorden gehoord van de voorzitter van de parlementaire onderzoekscommissie, Patrick Dewael. Hij zei heel duidelijk dat het altijd de ambitie van de commissie is geweest om naar de toekomst te kijken: zij wou niet spreken over de slachtoffers van wat er is gebeurd, maar wel over eventuele toekomstige slachtoffers.
Aan de wet van 2011 naar aanleiding van Ghislenghien zijn er recentelijk nog aanpassingen gebeurd, maar ook toen is er geen keuze voor een garantiefonds gemaakt. Laat ons dat eerlijk bekennen.
De wet van 2007 over terrorisme vertoont belangrijke hiaten en moet worden aangepast. Ik denk dat het nuttig zou zijn in dat verband minister Dermagne te horen in deze verenigde commissies.
Ik sta uiteraard open voor discussies over de toekomst. Dat is het minste wat u van mij verwacht, maar, voor alle duidelijkheid, het gaat dan over toekomstige slachtoffers, niet over slachtoffers uit het verleden. Wat vandaag door de oppositie wordt gevraagd – de heer Van Hecke en anderen – gaat over de huidige slachtoffers. Zij willen per se een garantiefonds voor de huidige slachtoffers. Dat gaat niet. Die keuze is destijds gemaakt en wij kunnen ze niet terugdraaien. Laat daar geen misverstand over bestaan. Wat de toekomst betreft, moeten wij de discussie echter in alle openheid voeren, want, zoals de heer Geens vroeg, moeten wij ons beperken tot slachtoffers van terreur? Wat doen wij met slachtoffers van treinrampen, wat als er zich een ongeval voordoet zoals Nederland heeft meegemaakt met een passagiersvliegtuig in Oekraïne, wat met een eventuele toekomstige gasexplosie? Gaan wij zo'n fonds beperken tot slachtoffers van terrorisme of spreken wij ook over andere slachtoffers?
Hoe zullen we dat fonds financieren? In Frankrijk doet men dat met een taks op de verzekeringen. U weet dat wij al een dergelijke taks hebben en dat we die gebruiken voor andere doeleinden. Bij ons wordt de Commissie voor Financiële Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden en aan de Occasionele Redders gefinancierd door een retributie die wordt betaald naar aanleiding van de veroordeling. Laat ons ook niet blind zijn voor de tekortkomingen die in Frankrijk bestaan. Ik wil u aanraden om in de hoorzitting tijd te maken voor de voorzitter van die commissie, de heer Van Oudenhove, die u ongetwijfeld kent, die daarover interessante inzichten heeft.
Ik sta open voor de discussie, maar weet dat dit geen antwoord is op wat de slachtoffers vandaag vragen en op hun verzuchtingen. Tot daar mijn antwoord op de vragen van de heer Van Hecke.
Mevrouw Zanchetta, de aanbeve- ling over de Joint Decision Centers (JDC's) werd ontwikkeld onder de coördinatie van de Nationale Veiligheidsraad (NVR); het JDC bestaat voor Brussel. Het Coördi- natiecomité voor inlichting en veiligheid (CCIV) heeft beslist om een andere structuur te installeren in Antwerpen, Gent, Luik en Char- leroi, die veeleer gezamenlijke in- formatiecentra zijn. Wij zullen een en ander in het CCVI en de NVR evalueren en misschien ook tij- dens de hoorzittingen.
Mijnheer Moyaers, u hebt ook expliciet die vraag gesteld; ik hoop dat de vertaling naar het Nederlands voldoende duidelijk was.
We hebben fors geïnvesteerd in een vereniging voor slachtoffer- hulp en -coaching. Mijn collega Dermagne en ikzelf zoeken oplos- singen voor de begeleiding op financieel vlak door de wet van 2007 aan te passen.
Mijnheer Depoortere, volgens u probeer ik de aandacht af te leiden van het werkelijke gevaar, namelijk het islamfundamentalisme. Dat doe ik helemaal niet, integendeel. Ik benoem de dingen zoals ze zijn. Gisteren en vandaag nog verklaarde ik bijvoorbeeld nog dat de vier minderjarigen die de afgelopen maanden afzonderlijk zijn opgepakt jihadterreur pleegden. Ik benoem de dingen zoals ze zijn. Maar ik zal niet met twee maten en twee gewichten werken. U wil niet spreken over het probleem van rechts-extremisme. Dat is een probleem dat groter en groter wordt – niet zo groot als de jihadproblematiek, dat geef ik grif toe – maar het rechts-extremisme is wel een probleem dat de kop opsteekt in ons land. Dat weet u maar al te goed, maar dat probeert u natuurlijk te verzwijgen. U zwijgt dat dood, want dat komt u niet goed uit. Ik heb ook die reportage gezien op VTM waarin uw partij zelfs niet durfde tussen te komen.
Deze regering zal elke vorm van extremisme aanpakken, of het nu gaat om jihadextremisme, links-extremisme of rechts-extremisme. We zullen dat ook benoemen en we zullen daar ook iets aan doen. Als u de regering verwijt dat we bepaalde zaken verzwijgen, stop dan met uw twee maten en twee gewichten. Verklaar als Vlaams Belang dat u de strijd aangaat tegen elke vorm van extremisme, ook tegen rechts-extremisme, waarvan u zeer goed weet dat vele van die mensen zich ook in uw kringen bevinden.
U verwijst ook naar het schriftelijke antwoord dat ik gegeven heb op de vraag van de heer Creyelman. Daar wil ik natuurlijk verduidelijking bij geven. Er staan inderdaad nog een zeshonderdtal dossiers open. Dat betekent echter niet dat in die dossiers niets werd gedaan, integendeel. Sommige van die dossiers staan juist nog open op vraag van en in het belang van het slachtoffer. Er staan bijvoorbeeld dossiers open omdat een voorbehoud werd gegeven voor advocatenkosten die nog zullen worden gemaakt in het kader van het proces van de aanslag. In andere dossiers zijn er nog discussies met de verzekering of is de schade nog niet finaal vastgesteld omdat de
schade blijvend evolueert. Ik kan u wel verzekeren dat geen enkel dossier nog openstaat zonder reden. Daarnaast werden er op de valreep van het vervallen van de indieningstermijn vorig jaar nog tweehonderd dossiers ingediend. Ook die worden nu onderzocht en behandeld.
Mijnheer Depoortere, de vorige regering heeft beslist een termijn van drie jaar te hanteren voor het indienen van een dossier bij de commissie voor financiële hulp. Ook hier moeten we eerlijk zijn, die termijn was al verstreken in maart 2020, als ik me niet vergis. Ik ben minister van Justitie geworden op 1 oktober 2020. Een termijn verlengen die al is verstreken is logistiek niet haalbaar. Dat weet u vast als voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken. Ik moet er ook aan toevoegen dat er toen ook door de vorige regering heel specifiek voorbehoud is gemaakt voor de advocatenkosten, zodat de kosten van het proces nog mee in rekening kunnen worden gebracht. Dat is trouwens een uniek systeem dat gecreëerd is voor de slachtoffers van terroristische aanslagen.
Radicalisering is de kern van het probleem. De vorige regering heeft een reeks maatregelen genomen, in het bijzonder de Deradexafde- lingen (vandaag 3 gedetineerden in Hasselt en 6 in Itter) en de structurele samenwerking tussen het gevangeniswezen, onze veilig- heidsdiensten en OCAD. Er zijn ook satellietgevangenissen, waar de geradicaliseerde gedetineerden specifieke begeleiding krijgen.
We zullen inlichtingencoördinato- ren aanstellen in elke gevangenis, dankzij de 125 miljoen euro die dit jaar extra wordt geïnvesteerd.
We creëren een gevangenis met lokale integrale veiligheidscellen (LIVC's), teneinde een begelei- dingsprogramma op maat te kun- nen bieden. De federale en ge- meenschapsdiensten kunnen daar in een vertrouwelijk kader een pro- gramma uitwerken dat gericht is op de behoeften, de kwetsbaar- heden en de sterke punten van de gedetineerde.
Collega Geens, hetgeen u vertelde over preventie is waarschijnlijk hetgeen met de meeste waarde. Ik moet opletten dat ik dingen naar waarde schat. Ik zei het reeds vrijdag en ik herhaal het: "ouvrir une école, c'est fermér une prison," een uitspraak van Victor Hugo. Ik kan u daarin volmondig bijtreden. De strijd tegen radicalisering is niet alleen een verantwoordelijkheid van justitie en politie, het vergt de inzet van alle maatschappelijke actoren en het middenveld.
Dat is ook de kern van het beleid dat de voorbije jaren op poten werd gezet. Het gaat niet alleen over een samenwerking met de veiligheidsdiensten, maar ook over een samenwerking met de socio- preventieve diensten en het maatschappelijk middenveld. Dat is een holistische benadering van de problematische radicalisering. De creatie van de LIVC's is daarvan het beste bewijs.
Mijnheer Pivin, er zijn 400 LIVC's. Er zijn er inderdaad te weinig in Wallonië. Ik dring er bij de burge- meesters op aan om de nodige maatregelen te nemen.
Collega Geens, het is beter te voorkomen dan te genezen. Het frappeert mij dat er ook veel mensen in de veiligheidswereld zijn, zoals uzelf, als voormalig minister van Justitie, en de federale procureur, die sterk doordrongen zijn van de noodzaak van preventie. De woorden die federaal procureur Van Leeuw bijvoorbeeld heeft uitgesproken in De Zevende Dag van afgelopen zondag, waren in die zin zeer treffend.
U sprak ook over religie, mijnheer Geens, en de Belgische en Europese islam. U zei ook letterlijk dat het geleverde werk niet zomaar mag worden weggeworpen. Ik zeg daarover het volgende: ik pleit, samen met u, voor een islam die zich inbedt in onze maatschappij en die gestoeld is op de gemeenschappelijk sokkel van waarden en normen waarop onze samenleving is gebaseerd. Het is niet mijn bedoeling om het werk van de vorige regeringen – het gaat immers al lange tijd mee – zomaar overboord te gooien, maar wij moeten wel durven evalueren en bijsturen waar nodig.
U weet dat ik eind 2020 een rapport van de veiligheidsdiensten heb ontvangen waaruit bleek dat er in de Grote Moskee sprake was van inmenging.
Mijnheer Dallemagne, ik heb niet gesproken over "spionage", maar dat woord werd wel gebruikt door de Veiligheid van de Staat.
Ik kon dat natuurlijk niet onbetuigd laten. Vandaar dat ik een negatief advies heb gegeven en als gevolg daarvan heeft een belangrijke figuur de nodige stappen ondernomen.
Waar het mij om te doen is, is dat er een Executief van de Moslims van België is. Dat is een structuur die wij uiteraard zullen behouden. Wij zullen die niet weggooien, maar die structuur moet wel evolueren. Zij zijn trouwens zelf ook tot die conclusie gekomen. Met name op het vlak van representativiteit: de verschillende strekkingen binnen de islam moeten vertegenwoordigd zijn en er moet een evenwicht man- vrouw en Nederlandstalig-Franstalig zijn. Ik druk op het laatste, mijnheer Geens, het Nederlands moet meer en meer tot de identiteit behoren van het Executief van de Moslims van België, maar ook op
het vlak van transparantie en op het vlak van de professionaliteit.
Ik wil onmiddellijk overgaan tot de imamopleiding – mevrouw Gabriëls en de heer Moyaers hebben die vraag gesteld. U weet dat ik plichtsgetrouw de aanbeveling van de POC wil uitvoeren, ook als het gaat over de inrichting van een Belgische imamopleiding.
Mijnheer Dallemagne, in 2019 heeft de vorige regering een ak- koord gesloten met de vzw AFOR, die enkel een Franse naam heeft: Académie de Formation et de Re- cherches en Études Islamiques.
Een vzw voor imamopleiding, bestaande uit een burgerlijk deel en een theologisch deel. Voor de burgerlijke vakken moest AFOR een overeenkomst afsluiten met de KUL en de UCL. De vorige regering heeft een budget vrijgemaakt, maar we hebben moeten vaststellen dat er heel weinig studenten zijn ingeschreven. Van de vijf studenten aan Nederlandstalige kant en geen studenten aan Franstalige kant is het zelfs niet duidelijk of ze uiteindelijk het traject zullen uitdoen. Bovendien ontbreekt op dit ogenblik het theologische luik. Dat is trouwens ook het oordeel van de KUL, dat zich daar nog vrij kritisch over heeft uitgelaten. Ik kan niet anders dan concluderen dat er weinig schot zit in de imamopleiding. We zullen dus binnenkort samenzitten met de inrichtende machten om na te gaan of een voortzetting nog zin heeft. Ik zal met de Gemeenschappen bekijken of we andere initiatieven kunnen ontwikkelen. Uiteraard is het de bedoeling dat we werk maken van een Belgische imamopleiding.
Collega Geens, u hebt ook gesproken over de dataretentie en u hebt een aantal treffende voorbeelden gegeven. Ik deel volledig uw bezorgdheid. We zijn trouwens de laatste maanden hard aan het werken met de verschillende kabinetten. Dit is immers niet iets wat alleen in handen ligt van mijzelf, het ligt ook bij het kabinet van minister De Sutter, het kabinet van minister Verlinden en bij Defensie. Het zijn allemaal departementen die daardoor worden geraakt. We werken aan een alternatieve regeling, waarbij we tegemoetkomen aan de opmerkingen van het Europees Hof. Tegelijkertijd willen we dat onze veiligheidsdiensten hun werk kunnen blijven doen. Kijk naar Sky ECC waar het belang van data cruciaal is geweest voor een doorbraak. Het zal geen gemakkelijke oefening zijn, we zullen creatief moeten zijn, maar we zijn er volop mee bezig. Het arrest van het Grondwettelijk Hof wordt één van de weken verwacht, zoals u weet.
Ik ben een liberaal en een democraat: privacy is mij veel waard. Ik druk mij voorzichtig uit, maar de soms wat dogmatische benadering veroorzaakt nogal wat ongewenste problemen voor onze veiligheidsdiensten en gerechtelijke autoriteiten. Het spanningsveld is dus groot. Net nu Justitie meer dan ooit moet kunnen werken met data, met big data, dreigt ze ontdaan te worden van de rechtsmiddelen om dat te doen. Als we dat laten gebeuren, bewijzen we vooral een dienst aan de criminelen en niet zozeer aan onze privacy. Daarom blijven wij ons tegelijkertijd inzetten op Europees niveau – onze wetgeving is al voor de tweede keer aangepast – voor redelijke oplossingen en dit samen met Frankrijk. Met collega
Dupond-Moretti heb ik daar uitdrukkelijk een gesprek over gehad. We spelen een trekkersrol om de wetgeving daarop aan te passen.
Dan was er ook de vraag over de financiële middelen, het tekort aan middelen en de kwantiteit versus de kwaliteit. Het is effectief niet alleen een kwestie van meer mensen en middelen. We kunnen wel alle diensten versterken maar als die vervolgens naast elkaar zouden werken, dan zijn dat weinig zinvolle investeringen. Het is dus vooral een kwestie van het zo effectief mogelijk inzetten van het aanwezige personeel. Men moet slimmer zijn dan de tegenstander, wat alleen kan als informatie maximaal wordt gedeeld en als er wordt samengewerkt.
Dat is de cultuuromslag waar ik al vaak over gesproken heb. Ik zie bijvoorbeeld in het dossier Sky ECC dat verschillende diensten goed hebben samengewerkt, ook met internationale instellingen, om doorbraken te realiseren. Ondanks het feit dat er soms tekorten zijn bij een dienst zijn mensen in staat om boven zichzelf uit te stijgen. Dat toont wel aan hoeveel talent wij hebben bij de politie, bij de Justitie en bij onze veiligheidsdiensten. We gaan die diensten versterken maar we gaan dat niet op een blinde manier doen. Het wordt dus geen blinde investering, wel een slimme, om bijvoorbeeld gespecialiseerde profielen toe te laten.
Collega Geens heeft ook verwezen naar het terreurproces en de aanpassing van de wetgeving. Ik ben daar niet doof voor. Ik hoop binnenkort naar het Parlement te kunnen komen met concrete aanpassingen ter zake.
Collègues Gabrïels et Dallemagne, vous avez aussi parlé de radicalisation et de déradicalisation.
Mevrouw Gabriëls en mijnheer Dallemagne, radicalisering is een vlag die vele ladingen en problemen dekt. Het unieke deradicaliserings- programma heeft nooit bestaan, omdat elk individu anders is. Voor sommigen speelt de ideologie een belangrijke rol. Die moeten we dan ideologisch benaderen. Denk bijvoorbeeld aan de inzet van islamconsulenten voor jihadi's. Voor ideologische hardliners moeten we denken aan disengagement, het afzweren van gewelddadig gedrag. Voor andere zogenaamde labiele personen moet naar psychiatrische begeleiding worden gezocht. We moeten dus voortdurend op zoek gaan naar een aanpak op maat.
Ik citeer opnieuw uit het artikel van het OCAD in De Standaard van vorige zaterdag: "U zou ervan versteld staan hoeveel echte extremisten we al hebben zien veranderen". Laat ons dus niet defaitistisch zijn. Mits de juiste inzet kunnen we die mensen op het juist spoor krijgen.
Ook in de gevangenissen zetten we heel wat specifieke programma's op met de Gemeenschappen, maar het is niet altijd een garantie op succes. Dat is geweten.
Ik wou ook nog een misverstand ophelderen. Het is niet omdat iemand, die werd veroordeeld voor terrorisme, vrijkomt uit de gevangenis, hij of zij automatisch van de OCAD-lijst verdwijnt. Ik hoor dat bepaalde lokale politici die opmerking maken. Dat is ten onrechte. Iemand die op de OCAD-lijst staat, wordt blijvend gevolgd. Op het
moment dat het OCAD de dreiging van een persoon lager inschat, wordt die persoon van die lijst gehaald. Dat is geen politieke beslissing, dat is een beslissing van het OCAD.
Mevrouw Gabriëls vroeg naar de evolutie van het terrorisme. Ik heb dat ook net gezegd tegen de heer Depoortere. Ik hoop dat hij dat goed heeft gehoord. Er is wel degelijk een probleem van rechts- extremisme. We zien de laatste tijd dat het aantal rechts-extremisten toeneemt. We hebben incidenten in de gevangenissen gehad met rechts-extremisten. We hebben dreigingen gekend. Er zijn ook incidenten geweest. Er zijn ook gerechtelijke onderzoeken naar brandstichtingen die wijzen op de invloed van rechts-extremisten. Mevrouw Gabriëls, dat rechts-extremisme wordt een fenomeen dat breder gaat dan alleen jihad-extremisme.
De heer Dewael wil ik bedanken voor zijn uiteenzetting, voor het werk dat is geleverd en voor de verduidelijking ten aanzien van het garantiefonds. Ik denk dat dit de werkzaamheden van de commissies kan verduidelijken.
De heer Moyaers heeft vragen over de kruispuntdatabank gesteld die voor mevrouw Verlinden zijn.
Mijnheer Moyaers, uw vragen over het JDC, de radicalisering en de imamopleiding heb ik beantwoord.
Met betrekking tot de jongeren die hun tijd voor een scherm door- brengen wegens de pandemie en die op die manier radicaliseren, zal ik nogmaals OCAD citeren.
Op dat vlak heeft De Standaard wel een heel interessante reeks gebracht over extremisme. Ik citeer de heer Vercauteren, de directeur ad interim: "Dat geradicaliseerden steeds jonger worden, is een tendens om in het oog te houden. In onze dossiers duiken tegen- woordig vaak ook heel jonge mensen op. Ze zijn zestien, zeventien of net achttien. Er was de zaak in Eupen, maar we hebben ook cases gehad waarbij minderjarigen op Telegram berichten uitwisselden met IS-sympathisanten om 'iets' te doen."
Monsieur Dallemagne, vous avez parlé d'AJ+, mais ici je parle de Telegram.
Ze wisselen op Telegram berichten uit met IS-sympathisanten om 'iets' te doen. Het zijn jonge mensen die weinig kennis hebben over het conflict in Syrië en van wie de ouders ook niet zijn gaan vechten. Toch zijn ze via onlinekanalen geradicaliseerd.
De veiligheidsdiensten hebben niet enkel de twee minderjarigen in Eu- pen opgepakt, maar in januari en februari ook nog vier andere min- derjarigen.
In de maanden januari en februari hadden zij duidelijk de intentie om over te gaan tot gewelddadige acties. U ziet dat onze veiligheidsdiensten heel attent zijn. Er moet niet alleen gepatrouilleerd worden in de werkelijke wereld maar ook op het internet en daar moeten wij de radicalisering in de kiem smoren.
Mijnheer Dallemagne, u hebt ver- wezen naar het rapport van 2016, dat in 2017 bijgewerkt werd; een nieuwe update zou inderdaad inte- ressant zijn. De visums voor imams vallen niet onder mijn be- voegdheid, maar onder die van de heer Mahdi.
Ik weet dat er tot 2019 tijdens de ramadan jaarlijks een tachtigtal imams uit het buitenland overkwamen, voor het overgrote deel uit Marokko. Deze imams werden tijdens de ramadan voornamelijk ingezet in de kleine moskeeën die geen vaste imam hebben. Vorig jaar zijn er omwille van corona geen imams overgekomen. Waarschijnlijk zal dat dit jaar ook zo zijn. De moskeeën kunnen immers maximaal 15 gelovigen tegelijkertijd ontvangen zoals ook geldt voor de andere gebedsplaatsen. Daardoor zijn er veel moskeeën gesloten.
Tijdens de vorige legislatuur wer- den er werkgroepen opgericht om werk te maken van een eenmalige expertise. Een enkele verzekeraar zal de medische expertise regelen en Medex zal een enkele expertise uitvoeren voor de overheid.
De taken van het uniek loket voor de slachtoffers werden vastgelegd door een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de FOD Justitie en de Gemeenschappen. In mei 2019 werd er een protocol ondertekend waarin de werkzaam- heden van het centraal loket gere- geld werden. Dat centraal loket dient geactiveerd te worden na een terroristische aanslag of een grote ramp. Het loket moet refe- rentiepersonen in de Gemeen- schappen contacteren opdat er binnen de 24 tot 48 uur een dos- sierbeheerder aangewezen wordt; die dossierbeheerder zal de slachtoffers binnen de 48 uur con- tacteren en hen begeleiden bij de stappen die ze moeten zetten.
Slachtoffers kunnen online de 'Gids voor Belgische slachtoffers
van een terroristische aanslag in het buitenland' raadplegen. Deze site (aanslagenbuitenland.be) wordt steeds up-to-date gehouden.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de voorzitster, mijn excuses voor de duur van mijn toelichting. Ik heb geprobeerd op de meeste vragen een antwoord te geven.
Minister Annelies Verlinden: Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minsiter, dames en heren parlementsleden, bedankt voor al uw uiteenzettingen.
Elke vraag op zich verdient eigenlijk een ruimer debat. Ik kijk daarom naar het Parlement om de werkzaamheden in dat verband verder te organiseren. Ik heb alle vragen en beschouwingen in elk geval met veel aandacht beluisterd.
De documentatie die u bezorgd werd, is in ieder geval heel uitgebreid en bevat al enkele antwoorden op de vragen. Graag geef ik nog enkele aanvullingen mee. In voorkomend geval zal ik daarbij verzoeken om de vraag als een schriftelijke vraag in te dienen, zodat ik een meer gedetailleerd antwoord kan verschaffen, of als mondelinge vraag herin te dienen, zodat we erop kunnen terugkomen in de commissie voor Binnenlandse Zaken en zodat ik meer, al dan niet technische, details kan geven.
Sommigen onder u verwijzen naar het realiseren van een cultuuromslag. Dat is niet iets wat men van vandaag op morgen kan doen. Dat is een werk van vele jaren. Het is mijn overtuiging dat we daaraan moeten blijven verderwerken en dat we de opdrachten die al werden uitgevoerd verder moeten bestendigen door de bestaande structuren en communicatienetwerken te consolideren.
In elk geval is het belangrijk om te blijven verderwerken aan de relatie en het vertrouwen tussen de verschillende diensten en beleidsniveaus. Het staat u uiteraard vrij om de betrokkenheid van alle partners te verhogen, maar het zou mijn aanbeveling zijn om op regelmatige basis een debat te voeren in het Parlement om die aanbevelingen en de voortgang te agenderen, te bespreken en te kijken waar we de komende maanden en jaren staan.
Zoals gezegd, zal ik nu ingaan op een aantal vragen die collega Van Quickenborne nog niet heeft behandeld, in de hoop op deze manier alvast wat meer toelichting en informatie te verschaffen. Ik zal de volgorde van de sprekers wat proberen volgen zodat we wat structuur in de vragen krijgen.
Een eerste vraag van de heer Metsu ging over de voortgang, de vrees om te slabakken wat betreft de aanbevelingen die al werden geformuleerd en over de aanpak van deze en de vorige regering. Ik heb vandaag in deze commissie bijna unisono gehoord dat het ieders wil is om de goede initiatieven, waarvan er al bepaalde tijdens de vorige legislatuur werden gerealiseerd, te consolideren, eventueel bij te sturen en te evalueren.
Er ligt nog heel wat werk op de plank en we mogen niet op onze lauweren rusten. Dat doen we zeker niet. Dit is iets dat blijft evolueren. Dit is een problematiek die nooit afgehandeld zal zijn en die evolueert. De context en de situatie in het dichte of verre buitenland blijven veranderen. Dit zal een werk zijn waarover we mekaar nog heel vaak zullen terugzien.
Collega D'Haese, u had een vraag over de reorganisatie van DJSOC en de status daarvan. De werking werd intussen geëvalueerd en gereorganiseerd met acht uitgangspunten van de POC als leidraad. Om een overlapping te vermijden en de informatie-uitwisseling met de diensten Terro van vooral de vijf grootste FGP's te vermijden, werd tussen DJSOC en elke FGP een SLA afgesloten. Dat heeft reeds veel problemen opgelost die door de POC werden aangekaart inzake bijvoorbeeld het naast elkaar werken en het niet delen van bepaalde informatie. DJSOC Terro voert geen strikt operationele opdrachten uit, zoals u wellicht weet, maar coördineert en ondersteunt de FGP's, al dan niet op hun verzoek. Daardoor wordt ook de geïntegreerde werking met andere partners, zoals de Staatsveiligheid, de Militaire Veiligheid; het Crisiscentrum maar ook het OCAD beter gevrijwaard.
De informatiedoorstroming en -deling met organen zoals de nationale en lokale taskforces, de samenwerking met de parketten in de schoot van het JDC-concept werd uitgewerkt in samenwerking en in de geest van de ideeën die al deze partners daarover hadden.
U heeft intussen wellicht ook gehoord over het plan van de nieuwe directeur-generaal van de Federale Gerechtelijke Politie met betrekking tot het duidelijk en gestructureerd beleid, wat hij omschreven heeft DGJ 3.0. Daarbij is heel belangrijk dat die FGP mee kan evolueren met de tijdsgeest en alle daaraan gekoppelde noden.
In dat licht en vanuit die insteek zal de Algemene directie van de FGP de komende jaren investeren in vijf kerndomeinen om op die manier te evolueren naar een dynamische, moderne en gespecialiseerde
gerechtelijke politie. Daarbij zijn voor mij twee elementen bijzonder belangrijk. Ten eerste, de investering in technieken en technologieën: alles wat te maken heeft met IT en data-analyse, bepaalde licenties die moeten verworven worden. Daarnaast is het ook belangrijk om gespecialiseerde en specifieke (senior)profielen te rekruteren, eventueel met een laterale instroom.
In het domein van het terrorisme is binnen de FGP's in een aantal specifieke profielen voorzien, zoals islamologen en analisten. Op een meer algemene wijze dient de gerechtelijke politie, ons inziens, te beschikken over een groot aantal gespecialiseerde functies. Zoals ik al herhaaldelijk heb gezegd, hebben wij de vacatures voor 450 nieuwe rollen binnen de FGP opengesteld. Wat mij betreft, gaan die in de eerste plaats naar die gespecialiseerde profielen, zoals IT-experten. Die rekruteringen lopen momenteel. Wij proberen ook een intensieve campagne daarrond te voeren. Onze hoop en verwachting is dat het Sky ECC-dossier heeft bijgedragen aan de employer branding- campagne omdat de politie daar het beste van zichzelf heeft laten zien en op die manier mensen warm kan maken voor een job en een boeiende carrière bij de politie. Die rekrutering loopt. Wij hebben wekelijks overleg met de commissaris-generaal om de evolutie van de instroom op te volgen. Wij volgen die zeer goed op.
Collega D'Haese, u had een vraag over de werving en selectie in het bijzonder. Als ik goed geluisterd heb, heeft ook collega Geens verwezen naar de middelen en mensen. Ik deel helemaal uw standpunt, collega Geens, dat wij met de mensen en middelen die wij hebben, moeten proberen om zo ver mogelijk te lopen en ons werk zo goed mogelijk moeten proberen te doen. Het is uiteraard niet nieuw dat wij ook investeren in een versterking, een grotere instroom. Het is daarbij zeer belangrijk dat wij werken aan de diversiteit binnen de politie zodat de politie een weerspiegeling kan zijn van de maatschappij die zij dient. Daarbij is het geen geheim dat wij bepaalde loonschalen zo goed mogelijk moeten maken om de aantrekkelijkheid van die rol, ook ten aanzien van de private sector, waar er een grote rush on talent is voor IT-experten, mogelijk te maken binnen de politie. Het is mijn overtuiging dat wij daarbij moeten denken aan consultancy of bijvoorbeeld interimcontracten om de rekrutering van de gespecialiseerde profielen verder te faciliteren.
Daarnaast kunnen we ook out of the box denken wat betreft de versterking. Zo kan men denken aan jobstudenten en interim- contracten om de ploeg van de politie groter te maken. Om dat allemaal te faciliteren zijn de softwarepakketten vernieuwd en verbeterd, om heel het personeelsbeleid te ondersteunen.
Wat de rekruteringsprocedure zelf betreft, werken we aan een nieuwe concept. De teksten worden momenteel voorbereid, zowel voor de interne als voor de externe instroom bij de politie. De lancering van dit nieuwe concept zou wat ons betreft kunnen gebeuren in Q2 van dit jaar, binnenkort dus. Ook dit moet bijdragen aan de versterking.
Er is een nieuw personeelsplan opgesteld om de functies goed te kunnen alloceren bij de lokale en federale politie en bij alle specifieke diensten binnen de federale politie.
U hebt wellicht vernomen dat wij intussen ook praten met de vakbonden over het sectoraal akkoord. De krachtlijnen daarvan zullen
uiteraard ook relevant zijn voor de rekrutering in de toekomst. Dat gesprek loopt en wij hebben daar een timing voor opgesteld. In de komende maanden hopen we vooruitgang te kunnen boeken.
Mijnheer D'Haese, u had ook een vraag over de internationale politiesamenwerking. Ik meen dat ik daar vorige week ook al iets over gezegd heb en ik zal het dus kort houden. De verbindingsofficieren blijven in elk geval een cruciale rol spelen in de internationale samenwerking. Zij hebben in het buitenland intussen allemaal toegang toe de Algemene Nationale Gegevensbank via de applicatie Be Secure. Er is een evaluatie gemaakt van het netwerk van verbindingsofficieren en er is een post geopend in Londen. De federale politie en de Veiligheid van de Staat hebben een protocol ondertekend voor het organiseren van de informatieflux voor het omgaan met geclassificeerde informatie door de bilaterale verbindingsofficieren.
De beeldvorming wordt ook op punt gesteld en geactualiseerd voor het Belgisch internationale politiebeleid, waarbij het netwerk opnieuw zal worden geëvalueerd. Er zal bekeken worden of er bijkomende plaatsing nodig is van verbindingsofficieren in bepaalde landen of bepaalde regio's, en of dit kan bijdragen tot de internationale politiesamenwerking en dus ook de veiligheid in België.
U weet ook dat er een analyse werd gemaakt voor de samenwerking tussen België en Turkije. Dat is ook zeer belangrijk voor ons land. Op basis daarvan werd beslist om de verbindingsofficier in Turkije in Istanbul te laten. Daaromtrent is er een bilateraal actieplan afgesloten voor de periode 2019-2020. De uitvoering daarvan is wat vertraagd omwille van de COVID-19-pandemie, maar blijft zeker op de agenda staan, gelet op het belang waar ik net al naar verwees.
In een andere vraag had u het over de bestuurlijke politie en de bestuurlijke handhaving. Daarover hebben we al aangekondigd dat we werk willen maken van de wetgeving omtrent bestuurlijke handhaving, om op die manier lokale besturen en burgemeesters een efficiënte tool te geven om georganiseerde criminaliteit te kunnen aanpakken. U weet dat hierover al werkzaamheden verricht zijn en dat er ook wel wat zorgen en vragen waren van de Raad van State. Ook met het dossier Sky ECC is het zeer duidelijk geworden dat we de illegale witwasoperaties moeten aanpakken. Dan kan een uitbatingsvergunning op basis van een wetgevend initiatief bestuurlijke handhaving wel een rol spelen.
Als ik het goed heb, had u verder ook nog een vraag over de integriteit binnen de politie. Er zijn een heel aantal aspecten die daarmee verband houden. Ik denk dat het enorm belangrijk is. We hebben het vaak over respect van en voor de politie, daarin speelt integriteit een cruciale rol. Op wetgevend vlak denken we aan verschillende activiteiten, allereerst een hervorming van de tuchtwet. Daar maken we ook effectief werk van en dat staat los van de debatten over het sectorale akkoord, maar het is nodig om een goed werkgeversinstrument te kunnen zijn met bescherming van alle rechten van werknemers, en om te kunnen optreden tegen eventuele malversaties binnen de politie.
Wij werken eveneens aan een nieuwe wetgeving rond het melden van integriteitschendingen, waarbij vertrouwenspersonen in plaats kunnen
gesteld worden en een cruciale rol spelen. Momenteel wordt er een procedure uitgewerkt. Het zou ook goed zijn om een wettelijke basis te creëren om een personeelsscreening gedurende de hele loopbaan bij de politie te kunnen uitvoeren. Dat gebeurt vandaag reeds bij aanvang, maar dingen kunnen ook tijdens een carrière een andere wending. Dat is een van de werkpunten waaraan wij denken.
Een van de cruciale elementen om de integriteit bij de politie te bewerkstelligen, is ethisch leiderschap. Voorbeeldgedrag en assertieve bespreking van een aantal problemen die er zijn in een korps, moeten zowel negatief als positief behandeld kunnen worden. Ook leidinggevenden bij de politie moeten voldoende gevormd en bijgestaan worden om dat ethisch leiderschap te kunnen tonen.
In dat verband wordt gelet op de beeldvorming en ervaringen in het verleden de illegale consultatie van databanken, een specifieke vaststelling, aangepakt. Daaraan moet inderdaad paal en perk gesteld worden, omdat op die manier ook informatie de verkeerde richting kan uitgaan. Het politieapparaat is uiteraard slechts zo solide als de eventuele gaten. Wij zetten dus onze schouders onder dat werkpunt.
Mijnheer Van Hecke, u stelde vragen over de opvang van psychisch getraumatiseerde politiepersoneelsleden. Die expertise zit momenteel bij het stressteam. De psychologen in dat team hebben extra opleiding gevolgd om die politiepersoneelsleden bij te staan. Sommige politiezones doen een beroep op een extern stressteam of werken met een eigen stressteam. Bij de federale politie wordt het stressteam ingeschakeld op verschillende momenten bij psycho- therapeutische ondersteuning, naar gelang van het tijdstip waarop het op de hoogte wordt gebracht van de situatie of een aanvraag krijgt. Zowel de lokale als de federale politie heeft daarvoor een apparaat ter beschikking. Het stressteam bij zowel de lokale als de federale politie biedt primaire preventie aan via opleidingen aan het personeel en aan de leidinggevenden, omdat zij moeten omgaan met de mensen in een traumasituatie.
Het meer reactieve, het omgaan met zo'n trauma, is ook belangrijk. Men kan ook optreden op het moment dat er zich zo'n potentieel traumatiserend incident voordoet. Daarvoor is een wachtdienst bij de federale politie beschikbaar, die op elk moment tussenbeide kan komen wanneer die op de hoogte wordt gebracht van een moeilijke situatie. Het kan daarbij gaan om debriefings, het verstrekken van psycho-informatie, individuele of groepsgesprekken. Het wordt ook overgelaten aan de omstandigheden of de beoordeling van de betrokken psychologen welke mechanismen ze dan inzetten om de betrokken personeelsleden bij te staan.
We hebben een mentaliteitswijzi- ging nodig als het gaat over gege- vensuitwisseling. We moeten over- stappen van het 'need to know'- principe naar het 'need to share'- principe. De Kruispuntbank Veilig- heid, volgens de visietekst die de partners opgesteld hebben in 2020, is een uitdaging die we hoe dan ook zullen aangaan. We willen geen nieuwe databank creëren,
maar we willen werk maken van een veilige interconnectiviteit tus- sen de verschillende databanken van de veiligheidsdiensten. De toewijzing van het project e-police is al een grote stap in die richting. W e gaan naar een geïntegreerd beeld van de informatie, zowel bin- nen als buiten de politie, dat toe- gespitst zal zijn op het profiel van de gebruikers en hun specifieke werkcontext. De gebruikers zullen dus gerichte en relevante informa- tie te zien krijgen.
Dit zal een aanzienlijke investering vragen vanuit ICT en de verschillende veiligheids- en inlichtingendiensten. Het samenbrengen van al die gegevens komt tegen een aanzienlijke kostprijs. Bovendien gaat dat ook gepaard met een langetermijnplanning. Dat is immers niet iets wat we van vandaag op morgen kunnen realiseren.
Verschillende IT-projecten met verschillende planningen, met inbegrip van de nodige budgetten, zijn al jaren vooraf gepland. We mogen de Kruispuntbank, maar ook de bestaande ICT-projecten die al lang gepland zijn, niet in het gevaar brengen. Dit is met stip een van de prioriteiten omdat het heel belangrijk is om die informatie te kunnen blijven delen.
Dankzij het Plan R, dat zal evolue- ren naar een strategische nota over extremisme en radicalisme, zullen er uniforme werkmethodes ingevoerd kunnen worden waar- door elke partner over een duide- lijk referentiekader zal beschikken.
Het Plan R werd, zoals u allicht weet, niet goedgekeurd door de deelstaten. Er is daarover al een interfederale IKW geweest. De teksten van het samenwerkingsakkoord worden nu aan een laatste GDPR-check onderworpen. Wij hebben als duidelijk doel om de teksten in de komende weken een eerste keer ter discussie voor te leggen aan de deelstaten om op die manier verder te gaan.
Mijnheer Depoortere, wat veiligheid betreft, liet u zich uit over de rol van de wijkagenten en de wijkteams. Ik onderschrijf dat het belang van de wijkteams en community policing essentieel is, ook om bepaalde signalen op te pikken en contact te houden met wat er leeft op het terrein. Ik heb dan ook al in mijn beleidsverklaring aangegeven dat de functie van wijkinspecteur aantrekkelijker moet worden. In veel
gevallen is dat vandaag een soort bijzondere carrière, maar ik denk dat er daarin heel veel toegevoegde waarde zit en dat wij er alles aan moeten doen om de wijkteams en -inspecteurs aantrekkelijk te maken voor iedereen buiten en binnen de politie. Wij moeten ook denken aan wijkteams – dat gebeurt nu al in een aantal steden – waarin niet één wijkagent, maar wijkteams met een aangepaste opleiding op het terrein kunnen gaan en op die manier ook de dialoog en het debat met de jongeren kunnen blijven aangaan. Preventie is immers enorm belangrijk. Minister Van Quickenborne sprak al over de scholen, maar ook preventie op het terrein met de wijkteams kan een determinerend verschil maken.
Mijnheer Depoortere, u verwees ook naar een brief over de beveiligingsfunctie in de luchthaven van Brussel. Ik heb die brief niet gekregen, dus het was mij niet helemaal duidelijk, maar mogelijk heeft het te maken met private beveiliging. Misschien moet u daarover wat meer informatie delen, zodat wij dat samen in detail kunnen bespreken bij een volgende gelegenheid.
Als u me een schriftelijke vraag zou stellen over de actieve LIVC's in België zou ik daar meer in detail op kunnen antwoorden.
Mijnheer Pivin, de Passenger Information Unit verzamelt al 86 % van de passagiersgegevens uit de luchtvaartsector. Dat is tamelijk veel in vergelijking met andere Eu- ropese passagiersinformatie-een- heden. Als de verbindingen met de luchtvaartmaatschappijen gepara- metriseerd en getest zijn, zal dat tegen eind 2021 of begin 2022 bij- na 100 % zijn.
Wat de proefprojecten met Euro- star en FlixBus betreft, hebben we ons in eerste instantie gefocust op Eurostar. In tegenstelling tot de luchtvaartsector heeft die maat- schappij niet de gewoonte om pas- sagiersgegevens te versturen, zo- dat het niet evident is. Momenteel zijn er technische werkzaamheden aan de gang en in de loop van dit jaar zal men daar ook bij FlixBus mee aan de slag gaan.
Op dit ogenblik worden er voor- stellen uitgewerkt om de rechts- grond voor het PNR te optimalise- ren. Bovendien wordt de slimme data-analyse van de onderliggen- de netwerken aangemoedigd. Er
wordt stevig gelobbyd op EU-ni- veau om ervoor te zorgen dat de ontvangen PNR-gegevens van de hoogste kwaliteit en volledig zijn.
Mijnheer Geens, u had nog een vraag over dataretentie. Collega Van Quickenborne heeft daar ook al op geantwoord. Ik sluit mij graag aan bij uw beschouwingen, mijnheer Geens. Privacy is inderdaad een essentieel grondrecht, maar er moet sowieso een solide wettelijke basis zijn voor de veiligheids- en informatiediensten, zodat zij hun werk kunnen voortzetten. Zonder data geen veiligheid. Het evenwicht tussen beide moet zeker voor ogen worden gehouden. Er wordt momenteel gewerkt, zoals collega Van Quickenborne zei, aan die wettelijke basis. Hopelijk volgt er in de komende maanden meer daarover.
We hebben inderdaad de golf van IS-terreur gezien in West-Europa tussen 2014 en 2018. Het algemene dreigingsniveau in België zat toen op niveau 3. De aanslagen van 2015 in Parijs en van 2016 in Brussel waren de laatste grote aanvallen van getrainde IS- commando's. Mijnheer Depoortere, er is geen enkel probleem om dat op die manier zo te benoemen en uit te spreken. Bij het begin van uw uiteenzetting was ik even verward over waar u naartoe wilde.
De aanslagen in West-Europa waren uiteraard van een heel ander type. Radicalisering gebeurt via het internet, dat is niet nieuw. Vandaag gebeuren die acties op individuele basis. Individuen handelen op eigen houtje. Op vele vlakken zijn de gebruikte methodes eenvoudiger en ze gebruiken daarbij minder spectaculaire wapens. Door de manier waarop die wapens gebruikt worden, kunnen ze wel bijzonder pijnlijk en impactvol zijn. Doordat het nu gaat om meer individuele acties moet de focus van de veiligheidsdiensten worden verlegd.
De dreiging is sinds de individuele acties wat gedaald. Dat betekent echter niet dat er geen dreiging of gevaar meer is vanuit die jihadistische hoek. Die propaganda en ideologie bestaan nog steeds en behouden hun invloed. We moeten dus blijven inzetten op het tegengaan van die activiteiten. Dat is ook nog duidelijk geworden bij de aanslagen in Frankrijk en Oostenrijk waarbij het absoluut cruciaal is dat we waakzaam blijven ten aanzien van zulke triggerevents die ook anderen op totaal verkeerde ideeën kunnen brengen.
Zoals collega Van Quickenborne heeft gezegd, is de voorbije jaren de opmars van extreem-rechts gedachtegoed en geweld opgemerkt. Daarmee sluit België aan bij de internationale trend. Ook in andere landen is dat namelijk al gezien. Allicht heeft de economische crisis, maar ook de migratiecrisis daarin een rol gespeeld. Dat moeten we zeker ook blijven opvolgen.
In dat verband, mijnheer Dallemagne, gaat er een grotere dreiging uit van individuen dan van groepen, en het internet speelt een belangrijke rol. We moeten ervoor waken dat rechts-extremisme en jihadisme elkaar wederzijds ver- sterken.
De politiediensten hebben geïn- vesteerd in bijkomende veilig- heidsmaatregelen om snel te kun- nen reageren. Op de luchthaven werden er extra mobiele en dyna- mische patrouilles ingezet en werd er gezorgd voor camerabewaking op de toegangswegen en de par- kings, een dynamische controle van de toegangen tot de veilig- heidszone van de gebouwen, bij- komende sensibilisering van het veiligheidspersoneel van de tran- sportbedrijven.
De functie van Behaviour Detec- tion Officer werd ingevoerd om on- gewoon of afwijkend gedrag te de- tecteren. De federale gerechtelijke politie, de Luchtvaartpolitie en de Directie Beveiliging (DAB) hebben die opleiding gevolgd. De DAB werd in 2017 opgericht en verzorgt de beveiliging van de infrastructuur van Brussels Airport.
De komende jaren staan ons tal van uitdagingen te wachten, zoals de invoering van het Europese Entry/Exit System.
Ik ga over naar de vragen van de heer Moyaers, die in de eerste plaats een vraag had over de verzadiging van de communicatie- netwerken.
ASTRID heeft intussen de spreiding van het radionetwerk verder uitgebouwd, door de bouw van ongeveer dertig extra zendmasten. Ook de capaciteit van het netwerk zelf is structureel versterkt. Sinds mei 2018 maakt een realtimemonitoringtool voor de capaciteit van het radionetwerk het mogelijk de situatie op het netwerk op de voet op te volgen en eventueel ook in te grijpen en in gevallen waar dat nodig zou zijn extra capaciteit te activeren.
Er wordt ook geïnvesteerd in opleiding en training binnen ASTRID door het gebruik van e-learning, en er werd bijkomend geïnvesteerd in Blue Light Mobile, dat beantwoordt aan de specifieke eisen en wensen van de hulp- en veiligheidsdiensten.
Indien het netwerk op bepaalde momenten alsnog overbelast zou geraken, is er een prioritaire toegang tot het netwerk voor de politie en de veiligheidsdiensten.
Het businessplan van ASTRID dat wij hebben kunnen bespreken, voorziet nog verder in de ontwikkeling, de uitrol en de exploitatie van het breedbandradionetwerk voor nood- en veiligheidsdiensten, gebaseerd op 5G. ASTRID heeft de intentie een eigen nationaal kernnetwerk uit te rollen dat ook de functionaliteiten zal kunnen activeren die nodig zijn voor de kritische toepassingen van de toekomst.
Mijnheer Moyaers, u had ook een vraag over oefeningen op de luchthaven. Ik wil u vragen over de specifieke cijfers inzake het aantal oefeningen en de specificiteit van de opleidingen een schriftelijke of een mondelinge vraag te stellen. Dan kan ik u die details bezorgen.
In elk geval, vandaag wordt er al om de twee jaar een oefening georganiseerd op de luchthaven van Zaventem. De volgende komt er binnenkort aan. Zij wordt georganiseerd in overleg en in werking met de gouverneur van Vlaams-Brabant, zodat ook alle hulp- en politiediensten en de veiligheidsdiensten daarbij ingeschakeld kunnen worden en die oefening kunnen volgen.
Mijnheer Moyaers, u had ook een vraag over de noodplanning. De reactie op het terrein in geval van crisis of noodsituatie moet, net zoals het beleid, geharmoniseerd zijn. De eenheid van commando moet daarbij het codewoord zijn. Wanneer er iets gebeurt, is het op het terrein weliswaar niet altijd meteen duidelijk of het wel degelijk gaat over een terroristische aanslag. Daarom is bij de eerste reactie altijd de brandweerofficier betrokken. Zodra het duidelijk is dat het om terrorisme gaat, zal de politie overnemen en betrokken worden. Dat kan beslist worden op het moment zelf op basis van bepaalde protocollen.
Wat de politie betreft, is het duidelijk dat het altijd moet gaan om iemand met een brevet van directeur Operaties.
De KB's waar u naar verwees, regelen een en ander verder inzake de noodplanning, zowel op lokaal niveau als op federaal niveau met de vaststelling van een nationaal noodplan, wanneer het gaat om een terroristische gijzeling of een terroristische aanslag. In dat geval bepaalt het KB van 2019 dat de multidisciplinaire functie van de directeur Operaties uitgeoefend wordt door de officier van de hulpverleningszone op wiens grondgebied de interventie plaatsvindt. Die zal aanwezig zijn op de plaats van de interventie en moet uiteraard ook in het bezit zijn van een bekwaamheidscertificaat, zoals ik net heb gezegd.
Het KB van 22 mei 2019, waar ik net naar verwees, is opgesteld na overleg met de lokale partners. Voor hen moest het vooral heel duidelijk zijn dat de directeur Operaties de eerste plaats heeft in geval
van een noodsituatie, omdat die een multidisciplinair zicht heeft op het aansturen van de operatie op dat moment, wat bij een noodsituatie uiteraard zeer wenselijk is.
U vroeg ook naar de andere KB's. Het is belangrijk dat het Federaal Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid blijft meebouwen aan het verzamelen van alle ervaringen die met betrekking tot dit soort situaties voorhanden zijn, zodat toekomstige situaties kunnen worden voorkomen en het die ervaringen kan delen. Dat komt overigens ook aan bod in de opleidingen die worden gegeven om dat bekwaam- heidsattest te kunnen verwerven.
Dit was het voor mijn eerste uiteenzetting. Ongetwijfeld kan het debat worden voortgezet.
Het incident is gesloten.