Tussenkomst van Koen Geens over ‘de beleidsverklaring van minister Van Quickenborne’ in de Commissie Justitie

Parlementaire tussenkomsten

Mijnheer de Vice-premier, mijnheer de Minister van Justitie,

Ik was heel blij om uw beleidsverklaring en -nota te lezen, omdat zij samen met het regeerakkoord de continuïteit van het tijdens de vorige legislatuur gevoerde beleid huldigen. Dat doet mij als voormalig Minister van Justitie oprecht veel plezier, ik had reeds de gelegenheid u dat persoonlijk te zeggen, maar de politieke gebruiken verbieden mij om daarover ook hier, nu al, te veel te zeggen. Ik zal dus kort zijn.

Als ik beslist heb om te zetelen in deze Commissie Justitie, dan zijn daar meerdere redenen voor. Vooreerst dat u, ondanks het feit dat u mijn oud-student bent, bereid bent gevonden om mij op te volgen in het domein dat u studeerde.

Ten tweede omdat dat justitiedomein mij sterk boeit, en dat is een ‘kwaal’ die erger wordt.

Ten derde, de Commissie Justitie is een Commissie die zeer grondig en constructief werkt, en die om die reden steeds de tweede lezing vraagt, tenzij collega Van Hecke van zijn goede gewoonte die te vragen zou afwijken nu hij in meerderheid en niet langer in oppositie zit. Maar zo ken ik hem niet. Ik beveel die tweede lezing sterk aan, omdat de Juridische Dienst van de Kamer veel nuttige correcties en amendementen suggereert, die zelfs het bekwaamste kabinet niet anders kan dan in grote dank aanvaarden.

Ten slotte, en niet in het minst, omdat collega Philippe Goffin die vijf van de zes jaar van mijn ministerschap deze Commissie Justitie voorzat, en met wie ik een opmerkelijk duo kon vormen, evenzeer opnieuw in deze Commissie zitting neemt, nadat we het voorbije jaar collega’s waren in de regering Wilmès. Ik dank hem voor de vriendelijke woorden die hij daarstraks over mij gesproken heeft, de waardering en vriendschap zijn volstrekt wederzijds, weinig van wat ik gedaan heb op wetgevend vlak zou zonder hem mogelijk geweest zijn.

Collega Aouasti heeft daarstraks gezegd dat de rechterlijke macht een ‘pouvoir constitué’ is, een gesteld lichaam. De rechterlijke macht is even onafhankelijk en soeverein als de wetgevende macht. En de Minister van Justitie is in onze traditie niet de Attorney General die in de Anglo-Amerikaanse traditie aan het hoofd van het parket staat. Integendeel, het parket is door onze Grondwet in de vervolging even onafhankelijk als de zittende magistratuur in de berechting. De positie van de Minister van Justitie is dus niet de eenvoudigste: door parlement, pers en publieke opinie wordt hij aangesproken op indivuele gevallen, maar in wezen is het parket en de rechtbank de enig bevoegde en volstrekt onafhankelijke instantie, en daarin moet de Minister hen respecteren.

De wetgevende macht organiseert haar eigen werkzaamheden volledig autonoom. Men kan zich niet indenken dat zij voor haar infrastructuur, huisvesting, informatica of functionering afhankelijk zou zijn van de uitvoerende macht. Uiteraard krijgt het parlement daarvoor een budget van de Regering, maar dat stemt het parlement uiteindelijk zelf. Anders ligt het bij de rechterlijke macht die voor haar operationele en infrastructurele werking steeds is aangewezen geweest op de uitvoerende macht. Daarom heeft onze voorgangster Turtelboom begin 2014 de beheersautonomie in het vooruitzicht gesteld. En onze andere voorgangers Vandeurzen en De Clerck wilden reeds de werklast meten om tot een correcte middelenverdeling op het stuk van personeel en werking te komen tussen de verschillende jurisdicties en parket. Tijdens de vorige legislatuur zijn we ver geraakt met het voorbereidend werk, en ik ben ervan overtuigd dat u samen met de colleges van Zetel, Parket en Cassatie zal slagen. U moet de laatste minister zijn met deze molensteen rond zijn nek.

Nast de derde macht, is er ook nog een vierde, en daarmee bedoel ik niet de pers, maar de advocatuur die in een rechtsstaat een essentiële en volstrekt onafhankelijke rol te spelen heeft. Ook haar Ordes zijn voor de Minister van Justitie een belangrijke actor waarover zijn functie andermaal en uit de aard zelf geen enkele voogdij en gezag kan laten gelden.

Wanneer het tekort aan magistraten wordt onderstreept, durf ik uw aandacht vragen voor de impact van de zware examens die de Hoge Raad voor Justitie in volle autonomie afneemt. Het vermeende gebrek aan aantrekkelijkheid van de functie is uiteraard groter in bepaalde excentrische regio’s zoals Luxemburg en Doornik-Bergen. Maar onze universiteiten leveren jaarlijkse zoveel juristen af dat het bevreemdt dat het moeilijk zou zijn om voldoende kandidaten te vinden.

Justitie komt aan het einde van de keten, en is ook de meest zichtbare schakel ervan. Dit geldt voor misdrijven, voor familiale betwistingen, voor echtscheidingen, voor contractuele litiges … Het vervult zodoende de rol van evidente zondebok voor alles wat in de voorgaande schakels is misgelopen, bijvoorbeeld op het stuk van preventie. De mislukking wordt met andere woorden pas voluit zichtbaar in de justitiële fase.

De traagheid waarmee Justitie zijn rol vervult heeft niet alleen te maken met een tekort aan middelen. De traagheid is ook inherent. Immers in een proces, het weze burgerlijk of penaal of commercieel, is doorgaans één van de partijen niet op snelheid gebrand, met name de verweerder of de beklaagde. En meestal zal één van de partijen het proces ‘verliezen’. Ziedaar een andere reden voor ontevredenheid over justitie. De verliezende partij kan immers niet altijd leven met dat verlies.

Juristen houden niet van cijfers, noch van begrotingscijfers, noch van statistiek. Mevrouw De Wit bewees daarstraks wat haar betreft nochtans het tegendeel. Maar om mijn punt te maken: een belangrijke actor in justitie vroeg me eens of het waar was dat de pro deo-gelden meer budget opslorpten dan de rechterlijke orde. Toen de vraag mij gesteld werd was de verhouding 70 miljoen pro deo tegenover 700 miljoen voor de rechterlijke orde. Als men alle taken overloopt die justitie heeft, is het een mirakel dat die allemaal vervuld worden met nauwelijks 2 miljard euro. Terwijl de brede medische sector, te weten volksgezondheid (30), invaliditeit (10) en welzijn (25), in dit land ongeveer 65 miljard opslorpt.

De proof of the pudding van uw nota en verklaring zal dus de budgetcontrole in maart 2021 zijn, zo kondigde u hier vorige week aan. Het zal belangrijk zijn dat wij dan samen waken over de realiteit en de besteding van de zo duurzaam bevochten budgetverhoging.

De informatisering is een veel geciteerde zondebok in Justitie, al werd grote vooruitgang geboekt en -is er zeker geen lineair verband tussen de snelheid van justitie en de staat van ontwikkeling van de gebruikte informatica. Maar door het mislukken van de grote projecten Phoenix en Cheops werd een achterstand van 10 jaar opgelopen. De ANG van de politie daarentegen is wel gelukt, en was revolutionair, zodat men nu op middellange termijn naar het in ontwikkeling zijnde I-police kan overstappen. Daarom kozen we op justitie voor bescheidenheid en probeerden we heel de rechterlijke orde al op het bestaande en weliswaar niet gloednieuwe MACH-systeem aan te sluiten zodat, naar het voorbeeld van de politie, in de toekomst een geheel nieuw systeem kan ontwikkeld worden.

Wat de basiswetgeving inzake burgerlijk en strafrecht betreft, kan ik u volgen. Het voorafnemen van delen uit het nieuwe strafwetboek en het faseren van de hervorming inzake het Wetboek van Strafvordering zoals u dat plant, laat mij toe u te wijzen op het arrest van het Grondwettelijk Hof van. 20 juni van dit jaar. Het betrof de kwestie of de vraag tot bijkomende onderzoeksdaden niet gelijk in een opsporingsonderzoek zoals in een gerechtelijk onderzoek moest kunnen. Met een handige redengeving besliste Hof van niet. Toch is dit het zwaard van Damocles dat boven elke partiële en toch ingrijpende hervorming hing in de voorbije jaren, en hangt in de jaren die komen gaan, met name of het bestaande evenwicht daardoor niet verstoord word, en als discriminatie kan worden beschouwd. Daarom moet steeds opnieuw worden afgewogen of het niet beter is meteen een geheel nieuw evenwicht te zoeken en te vinden.

Inzake internering ben ik blij met de prioriteit die u eraan wil geven. De wetgeving van 2016 heeft veel ten goede verbeterd, maar voor de infrastructuur zijn de nieuwe FPC’s in Paifve, Aalst en Waver uiterst dringend. In onze gevangenissen mogen geïnterneerden slechts in een korte transitiefase huizen, omdat zij zorg behoeven, geen detentie. Al is het aantal geïnterneerden dat in de gevangenissen zit de voorbije jaren geweldig gedaald, het blijven er teveel. En het EHRM en het Comité tegen de Fotering waken, terecht.

Geen minister van Justitie die ontsnapt aan een grote interesse voor het Gevangeniswezen in al zijn aspecten. Wij hebben de voorbije legislatuur de basisrechten van de Wet Dupont (2005-2006) allemaal in gepubliceerde uitvoeringsbesluiten gegoten, het is zaak ze nu volledig waar te maken op het terrein. De reïnsertie waarop zoveel collega’s wijzen als broodnodig, is een gemeenschapsbevoegdheid. Het is dus uitermate belangrijk de IMC Justitiehuizen goed te laten werken. Zelf heb ik nooit begrepen waarom de diensten die voorbereiden op reïntegratie vooral tussenkomen bij iemand die voorwaardelijk wordt vrijgelaten, en bijna tot helemaal tussenkomen niet voor iemand die einde straf doet. Het is daarom dat ik samen met Servais Verherstraeten een wetsvoorstel heb ingediend dat strekt tot de mogelijkheid van terbeschikkingstelling met opvolging na strafeinde door de strafuitvoeringsrechtbank. De slachtoffers zijn nog belangrijker dan de daders, en moeten, op het stuk van vergoeding, maar ook inzake bemiddeleling en ‘restorative justice’ een betere plaats krijgen in de opvolging van ons penitentiair beleid. Ik was zo blij dat u vorige week naar Olivier Lauwers verwees die in de terreuraanslagen zo veel werk heeft verzet.

Wat de gevangenisgebouwen en Masterplan III betreft, heb ik een vraag, met name welke prioriteit u zal kunnen geven aan de vervanging van het arresthuis dat gevestigd is in de Toren van Lantin, en dat ernstige veiligheidsrisico’s inhoudt. Samen met collega Goffin als minister van Defensie en burgemeester De Meyer van Liège Métropole bezochten wij eerder dit jaar de defensie-site van Ghlons die uitstekend dienst zou kunnen doen.

Wat de kansspelen betreft kan ik niet voldoende onderstrepen dat de gokverslaving in mijn ogen één van de gevaarlijkste, zoniet de meest gevaarlijke verslaving is die minderjarigen en gezinnen treft. In mijn nieuwe hoedanigheid kan ik eens zo duidelijk zeggen dat een verdere en strenge beteugeling zich opdringt, en een nieuwe governance voor de Kansspelcommissie.

Het is goed dat u de FGP en de Staatsveiligheid van dichtbij zal opvolgen. Deze diensten verdienen een beter statuut en, wat de gespecialiseerde diensten in bv cybercriminamiteit aangaat, een betere verloning. De rekrutering moet oordeelkundig gebeuren, met een hoge prioriteit. Op middellange termijn zal een eengemaakte Europese Intelligentiedienst zo onvermijdelijk zijn als de ECB is voor het bankwezen. Voorlopig blijft dit ‘inaudible’ voor de grote Lid Staten in de Europese JAI-raad, al liggen Europol en Eurojust uitbreidingsklaar.

Ik ben het eens met collega Goffin die stelde dat u zich moet hoeden voor steekvlampolitiek. Gadgets die op zo’n ogenblik worden gecreëerd, hebben soms weinig succes, om veelal onduidelijke redenen, ik denk aan de beveiligingsperiode of aan de plead guilty in de vorige legislatuur. Ik werkte daar met mijn ploeg zeer hard aan, maar stel vast dat beide technieken weinig gebruikt worden in de praktijk.

Ik parafraseer, mijnheer de vice-premier, aan het einde van mijn betoog, de welgemeende woorden van Willem Elsschot aan het adres van degene die roeping had om zijn familiale opvolger te worden: «Ik twijfel er niet aan gij veel zult nalaten van wat ik verkeerd heb gedaan, en veel zult doen van wat ik verkeerdelijk heb nagelaten.» Ik wens u uit de grond van mijn hart alle succes.