​Bijna 70% minder recidive na procedure voor de Drugbehandelingskamer toont nood aan alternatieve bestraffing

op 15 december 2015 13:29 Persbericht


In 2013 werd door de Universiteit van Gent een evaluatie uitgevoerd van de drugbehandelingskamer. Daaruit blijkt nu dat bij bijna 70 % van de beklaagden een afname van de recidive wordt vastgesteld. Vanuit de magistratuur klinkt de vraag om de mogelijkheid te krijgen om dergelijke kamers in te richten. In zijn Justitieplan stipte Minister Geens al aan dat vrijheidsstraf het ultimum remedium moet zijn, voorbehouden voor de bestraffing van zwaardere inbreuken. De resultaten die de DBK boekt wijzen in die zin op het positief effect van alternatieve bestraffing. Vanaf 1 mei 2016 zal de rechter probatie als autonome straf kunnen uitspreken wat wil zeggen dat er geen vrijheidsberovende straf wordt uitgesproken. Daarbij kan ook een therapie (bijvoorbeeld een ontwenningskuur) worden opgelegd. De gevangenisstraf is de meest sociaal ontregelende straf, die de beoogde herintegratie van de veroordeelde het meest bemoeilijkt. De gevangenisstraf is voor de maatschappij is een erg dure en tegelijk een weinig effectieve vorm van bestraffing. Deze straf mag daarom maar opgelegd worden wanneer de beveiliging van de maatschappij het vereist of andere straffen onvoldoende bestraffend lijken, in het licht van de gepleegde feiten.

Financiering van de liaison

Met de overdracht van de bevoegdheden na de zesde staatshervorming zal ook Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin in het pilootproject betrokken worden met de financiering van de liaison. De personeels- en werkingskost (90.000 euro) worden overgenomen. Justitie neemt

de kosten op zich van bij het organiseren van deze procedure bij de zetel en het openbaar Ministerie. Dit is een arbeidsintensieve opvolging waar telkens rechter, parketmagistraat en griffier aanwezig zijn op de zitting. Men voorkomt echter dat probleemgevallen telkens weer veroordeeld worden en in de gevangenis belanden zonder duurzame oplossing. Een draaiboek DBK en een draaiboek Proefzorg werden afgewerkt, ook de registratierichtlijnen treden in werking waardoor het project beter kan opgevolgd worden. Zo werken welzijn en justitie samen aan een betere toeleiding van de beklaagde naar de hulpverlening.

Werking van de Drugbehandelingskamer

In 2008 werd in de Rechtbank van Eerste Aanleg van Gent de DBK opgericht, bij wijze van proefproject en dit project werd meermaals verlengd. De bedoeling van de DBK is om delinquenten via gepaste hulpverlening af te helpen van een zware drugverslaving, die de onderliggende reden is van de strafbare feiten. Deze behandeling gebeurt in afwachting van de strafrechtelijke uitspraak.

Het zogenaamde DBK-traject vangt aan wanneer betrokkene door het parket voor de gespecialiseerde drugsbehandelingskamer wordt gedagvaard. Daar wordt meteen een voorstel van therapeutisch traject in de drughulpverlening aan de rechtbank voorgesteld. De beklaagde wordt daartoe voorafgaandelijk in contact gebracht met de liaison, die een schakelfiguur is tussen justitie, hulpverlening en beklaagde. De liaison informeert de beklaagde over de bestaande mogelijkheden binnen de drughulpverlening en gaat op zoek naar een passend hulpverleningsplan.

Indien de rechtbank het hulpverleningsplan aanvaardt, worden tweewekelijks zittingen georganiseerd, waarop door de liaison ter zitting verslag wordt uitgebracht in welke mate het traject wordt nageleefd en de voorwaarden worden nagevolgd. Daarna volgt de strafrechtelijke uitspraak.

Quote Koen Geens, Minister van Justitie: “De drugsbehandelingskamer zorgt voor een duurzame oplossing voor mensen met een drugsproblematiek. Men voorkomt dat probleemgevallen telkens weer veroordeeld worden en in de gevangenis belanden.”

Quote Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin: “Door samen met

justitie delinquenten met een verslavingsproblematiek door te verwijzen naar de hulpverlening en kordaat op te volgen, kunnen we hen terug een plaats geven in de maatschappij. Zo kunnen we verder werken aan hun re-integratie.”