Vragen uit Commissie: amnestieperiode wapens en wedkantoren

op 29 juni 2017 10:45 Parlementaire Vragen

Amnestieperiode voor niet-vergunde wapens

Vooraleer uw vragen te beantwoorden, wens ik aan te stippen dat de amnestieperiode gedurende één jaar zal lopen, van 1 januari 2018 tot 31 december 2018, en dus niet tot eind 2019 zoals in de media is verschenen.

Om het illegaal wapenbezit beter te bestrijden, heb ik al verscheidene maatregelen gerealiseerd. U weet bijvoorbeeld dat de telefoontap en de nachtelijke huiszoekingen mogelijk werden gemaakt om deze misdrijven op te sporen.

Niettemin zullen deze ingrijpende opsporingsmethoden allicht niet worden gebruikt voor élke vorm van illegaal wapenbezit. De studie van het Vlaams Vredesinstituut toonde aan dat de grootste groep illegale wapenbezitters niet de zware criminelen zijn, maar wel wapenliefhebbers die bijvoorbeeld een wapen hebben geërfd zonder er een vergunning voor aan te vragen.

Om die reden zal er overeenkomstig het Regeerakkoord een laatste amnestieperiode worden georganiseerd, die enkel geldt voor vergunningsplichtige wapens, maar niet voor verboden wapens. Dit moet burgers aansporen om hun wapens aan te geven, te registreren, en vervolgens alsnog te laten vergunnen, neutraliseren of verkopen.

Waar ik aankondigde dat de registratie in het Centraal Wapenregister en de Algemene Nationale Gegevensbank beter kan, gaat het niet om de registratie van het legale wapenbezit maar wel van de inbeslaggenomen wapens. Het Vredesinstituut stelde vast dat deze registratie niet steeds even kwalitatief verloopt, omdat bijvoorbeeld fouten worden gemaakt bij het invullen van de technische kenmerken van het wapen. Dit bevordert de traceerbaarheid van de wapens niet, en de beeldvorming rond illegaal wapenbezit evenmin. Vandaar dat ik onderzoek of deze registratie op korte termijn kan worden verbeterd.


Vestiging wedkantoren

Op maandag 19 juni is in het Belang van Limburg inderdaad een artikel verschenen waarbij melding wordt gemaakt van een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt dat oordeelt dat politiereglementen de vestiging van wedkantoren niet mogen verbieden.

De problematiek van de beperkte slagkracht van de gemeenten in de sector van de kansspelen op hun grondgebied is me sinds enige tijd duidelijk. Daartoe ontmoette mijn beleidscel reeds op 13 april de Vereniging Voor Steden en Gemeenten (VVSG) met de bedoeling concrete beleidsmaatregelen met betrokkenheid van de gemeentes uit te werken. Op 15 mei maakte de VVSG zijn voorstellen over die door mij reeds in de interkabinettenwerkgroep van 6 juni over het eerste pakket kansspelreglementering werden gebracht. Ook de gemeente kan inderdaad een belangrijke rol spelen in de controle van kansspelen en de bescherming van de speler.

In mijn wetsontwerp is een regeling voor de vestiging van nieuwe wedkantoren opgenomen die gelijkaardig is aan deze voor de speelhallen. In artikel 43/4 van de kansspelwet wordt voorzien dat de wedoperator een convenant afsluit met de gemeente van vestiging, als voorwaarde voor het verkrijgen van een vergunning van de kansspelcommissie. Het convenant bepaalt waar de kansspelinrichting wordt gevestigd, alsook de nadere openings- en sluitingsuren, en wie het gemeentelijk toezicht waarneemt.

Om de positie van de gemeente te versterken wordt bovendien in art. 43/5 voorzien dat de kansspelinrichting niet mag worden gevestigd in de nabijheid van onderwijsinstellingen, ziekenhuizen, en plaatsen die vooral door jongeren worden bezocht, tenzij de gemeente dit met redenen omklede afwijking toestaat.

Ik ben verheugd u te kunnen meedelen dat het antwoord op uw vraag dus al geformuleerd is alvorens u ze kon stellen.