Interview in Haviland Magazine

op 30 mei 2018 10:00 Haviland Magazine

Dat er bij Justitie iets beweegt, daarover is vriend en vijand van Koen Geens het eens. Waar hij met z’n hervormingen naartoe wil en op welke manier hij er wil geraken? We gingen het hem vragen. En leerden alvast dat multidisciplinaire samenwerking één van z’n vele actiepunten is.


‘Bestuurlijke handhaving’ is een vlag die meerdere ladingen dekt. Kunt u het begrip even schetsen?

De term ‘bestuurlijke handhaving’ verwijst vooral naar de handvaten waarover lokale besturen (gemeenten en steden) beschikken om de openbare orde te handhaven. Het zijn de instrumenten waarmee burgemeesters regels kunnen uitvaardigen, afdwingen en – indien nodig – sanctioneren. Nogal wat burgemeesters gaven aan dat zij niet over voldoende handvaten beschikten om bepaalde situaties in goede banen te leiden. Het is dan ook binnen dat kader dat de GAS-reglementering tot stand is gekomen. Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS) bieden de burgemeester een middel om bijvoorbeeld kleine verkeersovertredingen of overlast te sanctioneren. Deze administratieve sancties kaderen binnen het subsidiariteitsprincipe waarbij de kerngedachte de volgende is: als lokale besturen beter geplaatst zijn om op te treden, waarom zouden we hen dan niet de middelen geven zodat  ze snel en slagvaardig kunnen handelen? Op die manier vermijden we dat het proces vertraagd wordt door de opvolging naar hogere instanties door te schuiven. 

Waar situeren zich de voornaamste raakvlakken tussen ‘justitiële strafrechtelijke handhaving’ en ‘bestuurlijke handhaving’? 

In principe zijn beide soorten handhaving complementair en komt het erop aan dat ze elkaar versterken. Een mooi voorbeeld hiervan is het project M in Genk. Sinds oktober 2017 zijn parketmagistraten, diensten van de burgemeester en politieagenten op een gemeenschappelijke locatie in het gemeentehuis van Genk gehuisvest. Dit biedt het grote voordeel dat er snel op maat gesneden beslissingen kunnen genomen worden waarmee veelvoorkomende criminaliteit (diefstallen, vernielingen, slagen, drugs, ...) efficiënt bestreden kan worden. In veel gevallen is het bovendien niet altijd noodzakelijk dat er gerechtelijke sancties genomen worden. Het merendeel van de slachtoffers vraagt niet om strenge straffen. Wel om gehoord te worden en tot een minnelijke schikking te komen. Wat mensen echter niet verdragen, is traagheid. Mensen willen dat hun zaak snel geklaard wordt zodat ze de pagina kunnen omslaan. Toen de burgemeesters van Halle-Vilvoorde onlangs bij mij op kantoor waren, heb ik hen aangeraden om een werkbezoek aan Genk en het Project M te brengen. Het is een inspirerende case.

Zijn er nog voorbeelden van dit soort interdisciplinaire samenwerkingen? 

We zijn volop bezig om dit soort samenwerkingen binnen de wet te institutionaliseren. Neem nu het delen van beroepsgeheimen. Binnen de context van bijvoorbeeld een Family Justice Center is het toegelaten om onder toezicht van het parket geheimen te delen. Het biedt de politie, het parket en de welzijnsdiensten de kans om de situatie en de oorzaken van geweld te begrijpen en zo samen tot concrete oplossingen te komen.

De ervaring leert ons dat huiselijk geweld niet altijd voor de rechter beslecht moet worden. In heel wat gevallen is een gezin er meer bij gebaat om tot een oplossingsgerichte dialoog te komen. Opvoedingsondersteuning, relatietherapie, schuldbemiddeling leveren in vele gevallen betere resultaten voor het herstel van het slachtoffer dan een repressief optreden. De Family Justice Centers die vandaag in Antwerpen en Hasselt actief zijn, tonen ons alvast dat een multidisciplinaire aanpak rond intrafamiliaal geweld effectief werkt. Ze zijn het bewijs dat het delen van geheimen – tenminste binnen de juiste wettelijke context  en een sfeer van wederzijds vertrouwen – bijdragen tot constructieve resultaten. Ik ben ervan overtuigd dat we binnen de complexe wereld van vandaag met dit soort interdisciplinaire aanpak de juiste richting uitgaan.

 

Bestaat er geen gevaar dat gemeenten die bepaalde strafrechtelijke taken overnemen, in het vaarwater van hun gerechtelijke collega’s terechtkomen?

Ik ben zeker niet voor het soort bestuurlijke handhaving waarbij de burgemeester als sheriff optreedt en zou kunnen beslissen wie in de gevangenis belandt. Sinds de 12de eeuw kan je als individu enkel volgens het ‘habeas corpus’ principe van je vrijheid beroofd worden. Dit wil zeggen dat gevangenneming enkel via een rechter kan plaatsvinden. Dat principe willen we ten alle tijden aanhouden. De overheveling van bepaalde strafrechtelijke bevoegdheden naar lokale besturen, heeft vooral te maken met het feit dat het voor gemeentebesturen geen optie was om in bepaalde zaken niet op te treden en zo wantoestanden te laten escaleren. Maar het is inderdaad een permanent aandachtspunt dat de bevoegdheden van de verschillende spelers duidelijk afgelijnd zijn. Laat het duidelijk zijn dat er met gerechtelijke informatie of informatie die onder het beroepsgeheim valt, altijd zeer voorzichtig en discreet omgegaan moet worden. Maar beroepsgeheim en geheim van het onderzoek mogen geen hinderpaal vormen om ernstige criminaliteit aan te pakken. Anders is er sprake van schuldig verzuim van de overheid en blijft ze in gebreke om de burger een voldoende niveau van veiligheid te garanderen. Veiligheid is en blijft een basisrecht dat we moeten garanderen. Het komt er dus op aan een gezond evenwicht te vinden tussen het recht op geheimhouding en privacy enerzijds en een efficiënt veiligheidsbeleid anderzijds. In de praktijk betekent dit dat het parket, de politiechef en de burgemeester een goed functionerende driehoek vormen die elkaar in dossiers vooruithelpen. Maar mocht er een beslissing moeten genomen worden in verband met een gevangenisname, dan blijft het de rechter die hierover zal oordelen.

U stelde met minister Jambon de nota ‘Integrale Veiligheid’ op. Wat zijn de krachtlijnen van die nota? 

De belangrijkste krachtlijn is de integrale en geïntegreerde ketenaanpak rond criminaliteit en onveiligheid. In eenvoudige termen betekent dit dat iedereen binnen de keten z’n deel van het werk doet en daarbij rekening houdt met de bevoegdheden van de andere. Op het vlak van veiligheid worden in de nota een aantal accenten gelegd zoals de bestuurlijke handhaving als instrument om georganiseerde misdaad preventief aan te pakken. Ook de strijd tegen identiteitsfraude en de bestrijding van internetcriminaliteit zijn belangrijke punten.

De tijd dat criminelen enkel via telefoon of post met elkaar communiceren, ligt al lang achter ons. Vandaag maken moderne technologieën het hen mogelijk om onopgemerkt met elkaar te communiceren. Onlangs nog heb ik hierover in de Verenigde Staten gesprekken gehad met Google, Apple, Facebook en Microsoft om afspraken te maken zodat we internetmisdaden krachtdadiger kunnen aanpakken.

Hoe verwacht u de doelstellingen van die nota verder op het terrein te realiseren? 

Het uitgangspunt is dat iedere actor binnen zijn bevoegdheden en met zijn middelen zijn doelstellingen tracht te bereiken en daarover structureel rapporteert. We hebben net op de Interministeriële Conferentie daarover het eerste opvolgingsrapport goedgekeurd voor het jaar 2016 en kennisgenomen van een nota omtrent de initiatieven die reeds in 2017 werden genomen en gerealiseerd.

We hebben dus een vrij goed zicht op de maatregelen die in uitvoering zijn, maar moeten voorzichtig zijn om voorbarige conclusies te trekken over de effecten. Daarom trachten we ook op basis van de data en de beeldvorming van onder meer de politie en de parketten de vinger aan de pols te houden. Op die manier kunnen we evalueren in welke mate we op het terrein vooruitgang boeken.

Hebt u nog plannen die voor de lokale besturen interessant kunnen zijn? 

Naar Nederlands voorbeeld zou ik graag een Bureau ter bevordering van integriteits-beoordelingen (Bibob) oprichten. Dit is een dienstverlening die uitgaat van Justitie en Binnenlandse Zaken waarop lokale besturen beroep kunnen doen om bepaalde  informatie in te winnen. Ik heb het dan vooral over integriteitsbeoordelingen die gemeente- of stadsbesturen moeten maken bij het verlenen van bepaalde vergunningen of het toekennen van overheidsopdrachten. Bij een Bibob is een lokale overheid aan het juiste adres om erachter te komen of de persoon of organisatie met wie ze in zee wil gaan, in het verleden bewezen heeft betrouwbaar te zijn. Zo’n bureau draagt er in ieder geval toe bij dat wie systematisch fraude of een andere vorm van misdaad pleegt, geen geld in de legale economie kan pompen. Ten aanzien van iedere ondernemer en burger die op een eerlijke manier z’n brood verdient is het belangrijk dat we dit proberen te vermijden. Met zo’n bureau en een mind-set waarbij het bestuur en het gerecht de handen in elkaar slaan, kunnen we zoveel sterker staan in onze strijd tegen onveiligheid en onrechtvaardigheid.

Bij de burger staat het vertrouwen ten aanzien van justitie op een laag pitje. Hoe plant u het vertrouwen in justitie te herstellen?

Ik zal niet ontkennen dat er bij de burger een bepaald wantrouwen ten aanzien van justitie is. Veel heeft te maken met de perceptie dat ons justitieel apparaat traag is en met het openbare karakter van justitie. Gaat er iets fout, dan mag je ervan op aan dat dit viraal gaat waardoor de negatieve perceptie verder gevoed wordt. Ik probeer het tij te doen keren maar zoiets vraagt tijd.

Tijdens m’n legislatuur hebben we in ieder geval al stappen voorwaarts gezet op het vlak van een versnelde opvolging en afhandeling van gerechtelijke dossiers. Door de werkdruk te verminderen zijn we er ook in geslaagd een aanzienlijk deel van de achterstand die we opgelopen hadden, onder controle te krijgen. Daarnaast is er heel wat werk geleverd om de digitalisering van strafdossiers op het juiste spoor te krijgen.

Waar ik met m’n administratie in de toekomst verder wil op inzetten, is een toegankelijkere, stiptere en rechtvaardigere justitie waarbij de burger en de ondernemer centraal staan. In m’n beleidsverklaring noem ik dit ‘court of the future’. Hierin pleit ik voor een justitie die nabij is. Zowel fysiek als digitaal. Via een nieuwe website ‘just-on-web’ zal de burger of de ondernemer z’n digitaal dossier kunnen raadplegen, waar hij zich ook bevindt. Procedures opstarten, boetes en gerechtskosten betalen of onderzoeks- en strafdossiers raadplegen, het zal allemaal kunnen via ‘just on web’. Willen we justitie zo toegankelijk mogelijk maken, dan moeten we ook inzetten op financiële haalbaarheid. Vandaar dat in de toekomst procedurekosten enkel nog op het einde aan de verliezende partij zullen aangerekend worden.

Verder wil ik – zoals ik in het begin van m’n legislatuur aankondigde – werk maken van de vernieuwing van de basiswetgeving. De voorbije jaren hebben we hier al hard aan gewerkt. Zo hervormden we onder meer reeds het erfrecht en het insolventierecht. De inspanningen hieromtrent zetten we onverwijld verder zodat we de sprong naar ‘the court of future’ effectief kunnen maken.

Lees het artikel »