Geen verkiesbare plaats voor Koen Geens: ‘Mijn toekomst ziet er rooskleurig uit’

op 19 oktober 2023 12:00 De Standaard

De christendemocraat Koen Geens verdwijnt in juni uit de Kamer en wellicht ook uit de politiek. Hij zag al even de bui hangen.

Woensdag verzorgde hij een hoogtepunt in het commissiedebat over de terroristische aanslag van afgelopen maandag. De gewezen minister van Justitie haalde zijn neus op voor de steekvlampolitiek die sommigen van zijn collega’s aan de dag legden. Hij keek neer op de a-posteriori-redeneringen die werden gedebiteerd. Bovenal toonde hij begrip voor de mens die, in tegenstelling tot de paus, niet onfeilbaar is. Hij deed dat op zijn kenmerkende mild ironische, maar eloquente manier.

Diezelfde avond verdedigde hij op de partijraad loyaal de keuze van de lijsttrekkers, zoals die door partijvoorzitter Sammy Mahdi werd voorgesteld. Aan de vernieuwing en verjonging viel niet te ontkomen. De CD&V-voorzitter trekt zoals verwacht de kamerlijst voor Vlaams-Brabant. Op de tweede plek moet een vrouw staan. Een blik op de peilingen leert dat de derde plek geen realistische strijdplaats meer is. Voormalig Vlaams minister en voorzitter Wouter Beke verspert ten slotte een uitweg naar Europa. De partij is zich bewust van het ‘probleem Geens’. Maar een oplossing ligt niet voor het grijpen.

‘Hoe ik mijn politieke toekomst zie? Heel rooskleurig,’ zegt hij in een eerste reactie aan De Standaard. Zijn agenda zit overvol. Meer kan of wil hij voorlopig niet kwijt. Maar Geens zag al even de bui hangen. Hij begrijpt als geen ander dat zijn partij in deze tijd keuzes moet maken. Straks wordt hij 66. Deze advocaat en emeritus hoogleraar (KU Leuven) heeft de pensioenleeftijd bereikt. Ondertussen heeft hij tien jaar toppolitiek achter de rug: zeven als minister, drie als Kamerlid.

Hypocrisie

Hij deed dat in zijn eigen stijl, zoals woensdag. Geens prees toen de veiligheidsdiensten. ‘Zelden zag ik meer toewijding en competentie.’ En: ‘Op basis van de voormelde feiten (De schutter Abdesalem Lassoued was al een paar keer eerder op de radar verschenen, red.) zou het al een half wonder zijn geweest mocht de betrokkene als een geradicaliseerde zijn bestempeld.’ In dat verband sprak hij over een ‘zeer menselijke inschattingsfout’.

Geens hekelde wie de zaak gebruikte om het terugkeerbeleid ter discussie te stellen. ‘Dat is het probleem niet.’ Het zou evengoed een probleem zijn mocht een Belg de aanslag hebben gepleegd. Bovendien zag de christendemocraat ‘hypocrisie’ bij politici die plots het aantal mensen zonder papieren hadden ontdekt, maar enkele jaren geleden Geens’ ontwerp rond de woonstbetreding hadden gedwarsboomd. Met die observatie viseerde hij vooral de MR.

‘Wie kwaad wil, zal altijd kwaad kunnen, daar is niet veel aan te doen. Als je dat wilt voorkomen, moet je twee procent van je bevolking preventief in de gevangenis zetten,’ vertelde hij ooit. De Brabander sprak uit ervaring. Vier jaar geleden verzeilde hij als minister in een storm toen een gedetineerde met penitentiair verlof, Benjamin Herman, twee agenten en een jonge student doodde. Het lot van de minister van Justitie lag toen in de waagschaal. Geens vond dat de verschillende diensten in eer en geweten hadden gehandeld. Persoonlijk worstelde hij met het drama.

‘Ik kan niet meer’

In het boek Bommen in Brussel (2021) filosofeerde hij over zijn ministerschap. ‘Elke keer dat je op de wip zit, wordt het iets makkelijker de handdoek te gooien. Ik ben gebleven. Als minister van Justitie sta je in het vizier bij alle terreurincidenten. Je moet erdoor met je kabinet en al is het niets in vergelijking met wat de slachtoffers hebben meegemaakt, je bent er wel degelijk door aangeslagen. In die zin is het een vreselijk vak. Daar verslijt je van, dat kan ik niet nog eens zes jaar doen. Hoe graag ook, ik kan het niet meer.’

Geens beleefde als minister de aanslagen van 15 maart 2016. Toen minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) naar aanleiding daarvan zijn ontslag wilde indienen, volgde Geens, hoewel hij vond dat aanblijven als minister meer blijk zou geven van politieke verantwoordelijkheid. Uiteindelijk weigerde premier Charles Michel (MR) de geste.

Geens greep naast het premierschap toen Michel in 2019 vervroegd de regering verliet om naar Europa te trekken. De functie kwam toen bij Michels partijgenoot Sophie Wilmès terecht. Geens’ poging om in het voorjaar van 2020, na de verkiezingen van 2019, de regeringsformatie los te trekken, kapseisde. De koning stuurde hem toen als ‘koninklijk opdrachthouder’ het veld in, maar Geens miste de rugdekking van zijn partij en PS-voorzitter Paul Magnette reed hem de gracht in. Zijn emotionele uitval achteraf was opmerkelijk. ‘CD&V is niet de dweil van de Wetstraat’, klonk het. Een noodzakelijke afkoelingsperiode volgde.

Jezuïet

Het was snel duidelijk dat er in 2020 voor Geens geen plek was in de regering-De Croo. Geens smeet zich op zijn werk als Kamerlid. Zijn uitstekende reputatie als jurist werd gewaardeerd. In 2022 schilderde hij tijdens een debat een gitzwart beeld van de Belgische politiek en de federale regering. ‘Wij kunnen federaal op dit ogenblik bijna geen ernstige hervorming meer doen. Op federaal vlak kun je alleen uitgavenverhogingen beslissen.’ Het klonk oppositiepartijen N-VA en Vlaams Belang als muziek in de oren.

Enkele maanden geleden tikte Geens fijnzinnig zijn voorzitter op de vingers toen die op Tiktok een influencer verdedigde in diens kritiek op de lichte straffen die waren uitgesproken na een doopritueel waarbij de student Sanda Dia stierf. Geens noemde het filmpje van Mahdi ‘onoordeelkundig’. Tegelijk toonde hij begrip voor een voorzitter die ‘in dergelijke omstandigheden een menselijke vergissing maakt’. Door dat soort kronkels wordt Geens soms verweten dat hij jezuïetenstreken vertoont.


Lees het artikel in De Standaard »