Toelichting Potpourri I

op 07 juli 2015 19:21 Toelichting Potpourri I

Het ontwerp dat ik vandaag aan u toelicht is het eerste van een reeks wetsontwerpen die ik in mijn begrotingsnota van 9 december en in het Justitieplan van 18 april aan uw Commissie heb aangekondigd. Het heeft betrekking op een aantal punctuele hervormingen in het burgerlijk procesrecht die moeten toestaan een meer efficiënte justitie te waarborgen. Ce premier projet de loi relève également, de manière facultative, l'âge de la pension des magistrats de 70 à 73 ans. Enfin, il est remédié au problème de la prescription de quelques crimes graves non résolus par une prolongation générale des délais de prescription les concernant.

De moeilijke budgettaire context waarin Justitie moet functioneren, maakt de versnelde doorvoering van diverse doelmatige maatregelen noodzakelijk. Deze maatregelen zijn, benevens door hun intrinsieke waarde, wat hun snelle invoering betreft te rechtvaardigen door de noodzaak de werklast van het gerechtelijk systeem te verminderen. Deze versnelling wordt overigens niet alleen vereist door de krapte van de budgettaire middelen, maar ook door de constante toename van het aantal gedingen die steeds opnieuw achterstand teweeg brengt. Deze groei is ons land door de aard van het procedurerecht groter dan in vele ons omringende landen. Maar blijkens recente rechtseconomische studies die gebaseerd zijn op statistische gegevens van een tiental landen, is deze groei bovenal het gevolg van de aangroei van het BBP. Uiteraard neemt het aantal ingeleide rechtsgedingen ook toe door de toename van het aantal advocaten (een toename van het aantal advocaten met 10% heeft in de periode 2006 – 2010 in de onderzochte landen, waaronder België, geleid tot een gemiddelde toename van de instroom met 2,55%) en door de toename van de rechtsbijstand (een toename van de rechtsbijstand met 10% veroorzaakte in diezelfde periode een stijging van het aantal ingeleide rechtszaken metgemiddeld 2,03%). Beide factoren zijn aanzienlijk minder belangrijk dan de aangroei van het BBP (een stijging van het bbp met 10% veroorzaakte in diezelfde periode een verhoging van het aantal nieuwe zaken met gemiddeld 8,39%). In die zin zijn de maatregelen die in dit ontwerp worden voorgesteld zeker niet alleen te verantwoorden vanuit hun intrinsieke waarde, maar evenzeer vanuit de huidige budgettaire context, en bovenal vanuit de zekerheid dat elk economisch groeipad van nature een quasi even sterke groei van het recht en dus van de rechtsgeschillen meebrengt. Ook daarom, en niet alleen omwille van de budgettaire context, moeten het gerecht, en bij uitbreiding het recht in het algemeen steeds opnieuw op hun kerntaken en hun efficiëntie worden bevraagd, opdat zij hun essentiële rol zouden kunnen blijven spelen in een immer meer gesofisticeerde samenleving waarin zij het rechtvaardig evenwicht moeten handhaven. Vertraging van de rechtsgang, laat staan het verstrijken van de redelijke termijn, ook in overdrachtelijke niet-penale zin, wordt immers niet zelden ervaren als een modulatie op het thema van de rechtsweigering.

Het voorliggend ontwerp maakte het voorwerp uit van een advies van de Hoge Raad voor de Justitie en van een advies van de Raad van State. Beide adviezen zijn als bijlage gevoegd. Als bijlage wordt ook een synthetische tabel gevoegd van de wijze waarop aan elk van de opmerkingen van de Raad van State gevolg werd gegeven. Drie kritische opmerkingen van de Raad werden niet of niet helemaal ingevolgd. Ik zal hierna toelichten waarom zulks niet of slechts gedeeltelijk geschiedde. Ook op enkele kritische elementen van het advies van de Hoge Raad voor de Justitie dat doorgaans positief was, zal hierna worden ingegaan.

Conclusies van de partijen, motivering en vonnis van de rechter

Het is een oud zeer dat rechters, die in het vonnis moeten antwoorden op al de “middelen” die de partijen in hun conclusies aanvoeren, bij gebrek waaraan het Hof van Cassatie dat vonnis onverbiddelijk vernietigt wegens motiveringsgebrek, het niet altijd onder de markt hebben om die “middelen” terug te vinden in de vaak omvangrijke en niet altijd even transparante conclusies. Des voix se sont élevées afin de limiter l'obligation de motivation du juge à ce qui est véritablement indispensable pour justifier la décision, ce que l'on peut qualifier de 'motivation positive'. Toutefois, tant d'un point de vue constitutionnel qu'à la lumière de la jurisprudence de la Cour européenne des Droits de l'homme, ce serait aller trop vite en besogne, car une partie doit savoir pourquoi le juge n’a pas tenu compte de ses arguments. Il y a donc non seulement une obligation de motivation mais également une obligation de réponse. En l'absence de réponse, la partie succombante ira peut-être plus facilement en appel, car la compréhension de la divergence d'opinions favorise l'"acceptation" d'un jugement défavorable. Un compromis raisonnable consiste, d'une part, à inciter les parties à (mieux) structurer leurs conclusions en ce sens qu'elles doivent clairement énumérer leurs moyens - et donc les numéroter ! - et, d'autre part, à veiller à ce que le juge ne doive répondre qu'aux moyens ainsi présentés. Cette sanction implique, contrairement à ce que relève le Conseil d’Etat, que la mesure est plus qu’une simple recommandation non contraignante. Il n'y a pas de mal à demander à une partie de se montrer logique et systématique dans les moyens et arguments qu'elle développe, comme c'était le cas lorsque l'on imposait les conclusions de synthèse.

Wat die syntheseconclusie betreft, in 2007 was erin voorzien dat de rechter voortaan alleen moet antwoorden op de laatste conclusie van een procespartij, die dan ook een “syntheseconclusie” moet zijn, waarin alle middelen en argumenten bijeengebracht worden. Daarop waren een paar uitzonderingen gemaakt, maar een paar gevallen zijn aan de aandacht van de toenmalige wetgever ontsnapt - bijvoorbeeld een conclusie na heropening van de debatten. Onderhavig ontwerp voorziet derhalve in een meer algemene uitzondering voor àlle gevallen waarin buiten de gewone “conclusiekalender” conclusie mag worden genomen.

Procesregels zijn geen doel op zich, zij moeten er alleen maar toe bijdragen dat het proces correct verloopt, dat wie gelijk heeft uiteindelijk ook gelijk krijgt, en dat is vooral een kwestie van rechtszekerheid en recht van verdediging, wat gepaard gaat met “gepaste voortvarendheid”. Weliswaar mag laksheid niet worden getolereerd, maar dat mag niet ontaarden in nodeloos formalisme. Niet-naleving van formaliteiten mag dus maar worden gesanctioneerd als de tegenpartij daardoor schade lijdt (“pas de nullité sans grief”), en dat moet zo vlug mogelijk worden opgeworpen en opgeruimd, zodat de rechter zich uiteindelijk alleen met de grond van de zaak en niet langer met procedureperikelen moet bezighouden. Tot op heden bestonden er echter nog enkele vormvoorschriften die aan sommige van die “verzachtingsregels” ontsnapten (de zgn. “absolute procesrechtelijke nietigheden”), zonder dat dit (nog) redelijk verantwoord is. Dat anachronisme wordt opgeruimd. Ook de verzachtingsregel dat de nietigheid niet intreedt wanneer aan het normdoel van de geschonden vorm is voldaan, wordt opgeheven omdat hij geen meerwaarde meer biedt ten aanzien van het vereiste van de belangenschade. De Raad van State treedt die insteek integraal bij, maar suggereerde om in elk van de gehandhaafde verzachtingsregels expliciet te bevestigen dat zij ook toepasselijk zijn op termijnen die op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven, dit zijn wachttermijnen. Die suggestie werd opgevolgd. Meteen is de verzachtingsregel over het bereiken van het normdoel nog méér overbodig. Daarentegen wordt in geen enkel opzicht geraakt aan het verval dat wordt opgelopen door het verstrijken van een vervaltermijn (bijvoorbeeld de beroepstermijn). De uitdrukkelijke bevestiging daarvan wordt daarom, in tegenstelling tot wat de Raad van State suggereert, niet uit het gerechtelijk wetboek geschrapt, ook al staat vast dat de verzachtingsregels daarop niet toepasselijk zijn.

Enfin, les formalités doivent être adaptées aux circonstances. Ainsi, un jugement doit en principe être rendu dans le mois suivant la clôture des débats et la mise en délibéré de l'affaire par le juge. La discipline sur ce plan ne peut naturellement être respectée que si la règle est raisonnable en toutes circonstances. Elle doit donc être adaptée à l'éventualité de voir le délai expirer durant les vacances judiciaires. Le travail se poursuit évidemment durant cette période et des jugements sont rendus mais les juges partent également - et à juste titre - en vacances. Le délai est donc prolongé d'un mois - et pas plus ! - lorsqu'il commence à courir en juin.

Meer proceseconomie in verband met hoger beroep, verstek en bemiddeling

Hoger beroep moet in beginsel toestaan de vergissingen van de eerste rechter te herstellen, maar ook dat kost veel tijd en geld. Het bestaan van een tweede aanleg draagt overigens bij tot het verwaarlozen van de eerste aanleg, terwijl die absoluut moet worden versterkt en de partijen in die zin geresponsabiliseerd. Bovendien wordt van het hoger beroep misbruik gemaakt, bijvoorbeeld om een zaak op de lange baan te schuiven of om de uitvoering van een veroordeling – de betaling ! – alsnog uit te stellen. Daarom worden alvast twee maatregelen genomen om de eerste aanleg te versterken en misbruik van het hoger beroep te ontmoedigen.

Vooreerst zullen tussenvonnissen “alvorens recht te doen”, dit zijn onderzoeks- en provisionele maatregelen, niet meer onmiddellijk aangevochten kunnen worden, want dat verlamt de procedure en heeft in beginsel de overheveling van de hele zaak naar de appelrechter tot gevolg, die dus over de rest van de zaak …in eerste en enige aanleg moet beslissen. De partijen zullen voortaan moeten wachten op het verder verloop van de procedure in eerste aanleg, uiteraard op voorwaarde dat de vordering ontvankelijk is, want in onontvankelijke zaken hoeven bijvoorbeeld geen langdurige en kostbare expertises te worden uitgevoerd. Een vonnis dat een eis ontvankelijk verklaart, en meteen bijvoorbeeld een expertise gelast, zal dus nog steeds en in zijn geheel voor beroep vatbaar zijn.

Ensuite, l'effet suspensif de l'appel est en principe neutralisé, l'appel ne pouvant plus être une technique visant (uniquement) à forcer un report de paiement (supplémentaire) de la partie adverse.Cela ne s'applique pas évidemment aux jugements en matière familiale - un divorce n'est donc pas exécuté s'il a été interjeté appel - et le premier juge a toujours la faculté de décider autrement. Il va donc de soi que le premier juge pourra suspendre l'exécution de son jugement.

En matière de défaut également, quelques mesures visant des économies de procédure s'imposent. Depuis longtemps on discute dans la jurisprudence et la doctrine sur la question de savoir si, dans l'hypothèse où une partie fait défaut, le juge doit pour ainsi dire prendre sa défense - ce qui nécessite évidemment beaucoup de temps, ne fût-ce que parce que le juge n'a entendu qu'un seul son de cloche - ou bien s'il doit rendre un jugement par défaut court et clair auquel pourra s'opposer la partie défaillante s'il y a lieu pour elle d'encore faire valoir ses droits, chose que le juge peut de lui-même difficilement déterminer. La discussion a été tranchée en ce sens qu'en cas de défaut, le juge doit se limiter à vérifier si la procédure s'est déroulée correctement et, pour ce qui est du fond, si des dispositions touchant à l'ordre public n’ont pas été violées (comme, par exemple, un intérêt de retard abusif ou une clause pénale exorbitante). En effet, le délai d'opposition et l'opposition en elle-même conservent leur effet suspensif, de sorte que le malheureux qui est de bonne foi ne doit pas craindre d'abus.

Vonnissen kunnen in de regel gedurende tien jaar worden uitgevoerd. Een oude regel bepaalt echter dat een verstekvonnis “onbestaande” wordt als het niet binnen het jaar is betekend, en dus a.h.w. maar één jaar geldig is. Om dat ongedaan te maken volstaat het nochtans de procedure te hernemen vanaf de rechtsdag, wat nodeloos formalistisch is, zoals de Raad van State omstandig bevestigt [1]. Deze uitzondering op de algemene regel van de uitvoerbaarheid van vonnissen gedurende tien jaar kan dan ook worden geschrapt.

Wat de gerechtelijke bemiddeling betreft, bij haar invoering was het de bedoeling dat de rechter het verloop ervan kort zou opvolgen. Daarom werd erin voorzien dat de bemiddeling in beginsel niet langer dan drie maanden zou duren, en dat de zaak werd vastgesteld op de eerste nuttige zitting na het verstrijken van die termijn om de opdracht van de bemiddelaar te verlengen. De praktijk leert dat deze termijn te kort is. In het merendeel van de dossiers is de opdracht niet binnen drie maanden beëindigd terwijl alle betrokkenen akkoord gaan om hem voort te zetten. Zowel voor de partijen als voor de rechtbank is het een overbodige belasting om telkens na drie maanden de zaak te behandelen enkel met het oog op de verlenging. Een maximumtermijn van zes maanden geeft meer speelruimte om de duur van de bemiddeling te bepalen in functie van de aard en de omvang van de opdracht.

Eenvoudiger en eigentijdser communicatie tussen zetel, parket en partijen

Les greffes perdent beaucoup de temps et d'argent à envoyer des courriers simples aux particuliers qui sont parties au procès, y compris lorsqu'ils sont assistés et représentés par un avocat. On peut supprimer ce "double emploi" par une "présomption d'élection de domicile" légale et irréfragable chez l'avocat, du moins tant qu'il continue à agir pour son client. Cela ne s'applique évidemment qu'à la correspondance simple et non aux plis judiciaires. Cela signifie en pratique que le greffe enverra la lettre à l'adresse de l’avocat. Dès que son successeur fera savoir au greffe que le premier avocat n'est plus en charge de l'affaire ou, à défaut, dès que le premier avocat communiquera lui-même au greffe que son mandat a pris fin, le greffe ne pourra plus adresser la correspondance destinée à la partie à ce premier avocat.

Wanneer de advocaat ook nog elektronisch bediend kan worden, zal de 21ste eeuw ook in de justitiële communicatie beginnen dagen, en die woonstkeuze is daarvoor dan ook een hefboom. De verzendingen, neerleggingen en mededeling van “stukken” en andere gerechtelijke documenten kosten zeer veel tijd (behandeling van de papieren inkomende en de papieren uitgaande post) en geld (postzegels). Dankzij de overstap naar elektronische verzending kunnen we deze administratieve tijdsbesteding en deze kosten sterk terugdringen , Deze elektronische verzending realiseren we zowel via de invoering van e-boxen binnen justitie en de juridische beroepen als via de uitrol van meer gesofisticeerde elektronische platvormen zoals bv. het e-deposit-platform voor de neerlegging van conclusies. Beide platformen (e-box en e-deposit ) zijn technisch gerealiseerden kunnen verder uitgerold worden, maar ze behoeven een wettelijke basis die in deze wet is voorzien. Bovendien wordt de cultuurverandering bij justitie naar elektronisch communiceren en elektronische procedures hiermee ingezet. Met de nieuwe wetteksten lossen we de problemen inzake het ontbreken van een juridisch geldig adres, de rechtszekerheid omtrent de identificatie van de verzender en de ontvanger, de vraag naar de geheimhouding van de inhoud door incriptie, de bevestiging van verzending en ontvangst alsook de “timestamping” op. Het zijn allemaal elementen die noodzakelijk zijn om tot juridisch geldige gedematerialiseerde communicatie binnen een juridische context te komen. Het is een belangrijke stap in de evolutie die binnen de juridische wereld door velen, zoniet iedereen, reeds lang gevraagd wordt. Nu we technologische instrumenten hebben die uitgerold kunnen worden, mag de aangepaste en noodzakelijke juridische basis niet ontbreken. Het feit dat de juridische beroepen hebben toegezegd hun volle medewerking aan de installatie en uitrol hebben toegezegd, toont eens te meer aan dat deze stap dringend moet gezet worden.

De vermelde automatische woonplaatskeuze bij de advocaat, gecombineerd met de uitrol van de elektronische communicatie zal uiteraard tot gevolg hebben dat ook vonnissen voortaan elektronisch ter kennis van de partijen worden gebracht.

Met dezelfde bedoeling van efficiëntie- en tijdwinst voorziet het wetsontwerp erin dat de betekeningen aan de procureur des Konings ook mogen gedaan worden door het afschrift van de akte aan een parketsecretaris of aan een parketjurist ter hand te stellen.

Proceseconomie inzake de rol van het parket in burgerlijke zaken

Op dit ogenblik dient het Openbaar Ministerie de rechtbanken verplicht van advies in een hele reeks, in abstracto opgesomde zaken, wat niet in elke zaak even onontbeerlijk is voor een kwaliteitsvolle rechtspraak. Dat leidt tot nutteloze aanwezigheid van het parket op de zittingen, obligate “verwijzingen naar de wijsheid” enz…, en dus tot veel tijdverlies. Het advies van het parket wordt voortaan dan ook facultatief. Het parket zal dus zelf uitmaken, zaak per zaak, of het al dan niet advies geeft en, in voorkomend geval, of dat mondeling ter zitting dan wel schriftelijk gebeurt.

Le ministère public dispose de l’expertise et a le sens des responsabilités nécessaire pour décider dans quelles (sous-)catégories d'affaires ou affaires concrètes son avis peut jouer un rôle utile. En outre, le juge peut faire appel à différentes dispositions légales pour obtenir la collaboration du ministère public lors d’un procès. On peut se référer aux articles 872 et 1253ter/6 du Code judiciaire et aux articles 112, 333, 412 en 497/6 du Code civil.

Dans son avis, le Conseil d'État explique en détail pourquoi cette mesure, bien qu’elle n’est pas incompatible avec une règle ou un principe de droit, mérite selon lui une attention particulière de la part du législateur. Ces arguments politiques ne sont toutefois que partiellement abordés dans le projet (voir ci-après, pour les affaires impliquant des mineurs). En effet, qu’un avis puisse apporter une contribution très importante à la sentence du juge ne peut pas être confondu avec l'obligation de fournir des avis dans toutes les affaires d'une liste de matières définie in abstracto, ce qui créerait une sorte de « présomption légale irréfragable d'intérêt » de toutes ces affaires. Qu’au jour d’aujourd'hui, le ministère public remplisse souvent son obligation d’avis en « se remettant à la sagesse du tribunal » dépeint bien que la distinction entre avis utile ou indispensable versus superflu ne peut plus être établie au moyen d’une liste légale. En d'autres termes, qu’il y ait des cas où l'avis du ministère public est indispensable, ou du moins utile, aura, sans aucun doute, comme conséquence que, dans ces cas, un avis sera donné. Cela ne justifie pas qu’une catégorie abstraite soit désignée pour les affaires dans lesquelles le ministère public doit de toute façon le faire. Outre le retard pour le traitement de l'affaire, il y aura perte de temps et de capacité dans des affaires où le fait de donner un avis intervient obligatoirement, mais ne sert en fait à rien. Il est d’ailleurs impossible de couvrir la grande diversité de besoins pratiques dans une énumération objective, abstraite, de sorte qu’il faut nécessairement s’en remettre à des critères d'évaluation comme « le cas échéant » ou « lorsque [le ministère public] le juge utile ».

Il revient donc plutôt au ministère public de décider au cas par cas de donner ou non un avis, et dans l’affirmative, si cela se fera oralement (donc à l'audience, également à la lumière de ce que les parties ont à déclarer) ou par écrit (donc « sur dossier »). Il ne peut être supposé que le parquet serait incapable de déterminer lui-même, éventuellement à la lumière d’une invitation du juge, si son avis est important ou non, et encore moins que le juge serait incapable de juger si, en l’absence d’un avis « spontané » du ministère public, s’il devrait encore demander cet avis, et encore moins qu'il ne puisse le faire d'une manière suffisamment claire pour que le ministère public soit convaincu d’accéder à cette demande.

Dit facultatief karakter van het advies van het Openbaar Ministerie geldt niet in sociale zaken, of wanneer minderjarigen in het geding zijn. Daar kan de rechter het advies van het parket te allen tijde eisen, ook wanneer het parket dat zelf niet dienstig zou achten. In artikel 8 van de jeugdbeschermingswet wordt dan weer verduidelijkt dat ingeval de zaak uitsluitend betrekking heeft op de omvang van de burgerlijke belangen, het advies van het openbaar ministerie niet vereist is.

Afin de veiller à une certaine uniformité dans la pratique et de garantir l’émission d’avis dans les affaires où ceux-ci sont essentiels, ou du moins utiles, le Collège des Procureurs-généraux est néanmoins habilité à adopter des directives contraignantes pour l’émission d’avis dans des affaires communicables en vertu de la loi.

Il avait été initialement prévu de faire rédiger ces directives par le ministre de la Justice, sur l’avis du Collège des Procureurs généraux. Le Conseil d'État a toutefois estimé que ce serait contraire à l'indépendance constitutionnelle du pouvoir judiciaire, auquel prend part le ministère public dans les affaires civiles, par le biais de ses avis. Apparemment cette critique repose sur un malentendu, car il ne fait aucun doute que les directives ne peuvent et ne doivent concerner que les (sous-) catégories d'affaires, à déterminer in abstracto, pour lesquelles il y a lieu ou non d'émettre un avis ("directives pour l'émission d'avis") et ce, afin d'uniformiser et de rationaliser dans une certaine mesure la politique du parquet, qui détermine lui-même quand il « estime opportun » d'émettre un avis. Ceci permet de concilier souplement le souci d’une pratique uniforme en matière d'avis et la nécessité d'utiliser avec parcimonie les rares moyens disponibles; pour ce faire, une liste légale manquerait de souplesse et ne pourrait pas être suffisamment affinée. Bien entendu, les directives ne concerneront pas et ne pourront pas concerner le contenu des éventuels avis, ni, à plus forte raison, le contenu des jugements à intervenir. Les directives ne peuvent pas non plus s'opposer à ce que le ministère public émette un avis. Ces directives n’ont donc rien à voir avec l'exercice de la fonction judiciaire, et donc pas davantage avec l'indépendance du pouvoir judiciaire. Néanmoins, l'intervention du ministre, qui n'était pas indispensable, a été supprimée.

Wanneer enerzijds elke tussenkomst van de uitvoerende macht wordt geweerd, en anderzijds duidelijk wordt gemaakt dat er geen enkele instructie kan worden gegeven – evenmin door de procureurs-generaal – over de inhoud van het advies, kan er uiteraard zelfs geen schijn van ongrondwettigheid meer overblijven.

Efficiëntere inzet van onze magistraten

Gelet op het toenemend aantal geschillen, en ondanks de bedoeling van de Regering om het gerechtelijk deel van die aangroei door een aantal doelmatige maatregelen te beperken, is het nodig om het rechterlijk potentieel waarover het land beschikt, efficiënter en zo mogelijk langer, steeds met de nodige soepelheid, in te zetten.

  • De alleenzetelende rechter

Alhoewel rechters zeer vaak alleen recht spreken, is er nog steeds een reeks zaken die noodzakelijk door een collegiale kamer van het hof van beroep of de rechtbank van eerste aanleg moeten worden berecht (naast uiteraard de verplichte collegialiteit van één professionele rechter met telkens twee lekenrechters in de rechtbank van koophandel, de arbeidsrechtbank en het arbeidshof). Bovendien kunnen de partijen steeds vragen dat een zaak naar een kamer met drie rechters wordt verwezen.

Collegiale rechtspraak, althans als hij au sérieux wordt genomen, biedt ongetwijfeld mogelijkheden, zoals velen doen opmerken. À cet égard, le Conseil supérieur de la Justice met en exergue la plus-value que représente la décision collégiale quant à la qualité, l’objectivité et la légitimité de la décision judiciaire ainsi que l’unité de la jurisprudence, tout en soulignant le risque de dénaturer l’appel en un simple réexamen de l’affaire par un nouveau juge. Le Conseil supérieur souligne également que la généralisation du juge siégeant seul au tribunal de première instance comporte le risque que les juges récemment nommés en matière civile ne puissent plus bénéficier de l’encadrement de collègues ayant plus d’ancienneté pour acquérir de l’expérience. Le Conseil d’Etat, pour sa part, fait remarquer que lorsque le législateur invoque des motifs d’efficacité pour renoncer à une garantie importante pour les justiciables, l’élaboration adéquate de la réglementation requiert que la mesure envisagée fasse l’objet d’une mise en balance minutieuse des principes et intérêts en cause.

Dat laatste is precies wat aan de basis ligt van deze aanpassing. De meerwaarde van verplichte collegialiteit weegt vandaag niet meer op tegen de zware belasting die dit voor de rechtscolleges in het licht van het toegenomen contentieux meebrengt en de daaruit voortvloeiende vertraging van de rechtsbedeling, die aan rechtsweigering grenst. Uiteraard verzetten drie kamers van één rechter niet driemaal zoveel werk als één kamer van drie rechters, a fortiori, zoals gezegd, als collegiale rechtspraak au sérieux genomen wordt. Maar iedereen is het erover eens dat zij afzonderlijk méér aankunnen dan wat een collegiale kamer vermag. Wat de kwaliteit van de rechtspraak van de unus iudex betreft: wie durft beweren dat de talloze vonnissen van de vrederechters, de politierechtbanken, de voorzitters van de rechtbanken (in kort geding of “zoals in kort geding”), de rechtbanken van eerste aanleg ende hoven van beroep die vooralsnog, per hypothese altijd voor de eerste drie, in meerderheid voor de laatste twee, door de rechter alléén worden gewezen, slechte rechtspraak uitmaken? Ook de Europese en internationale aanbevelingen liegen er niet om: om de capaciteit van de rechtbanken te verhogen moet beroep worden gedaan op alleenzetelende rechters eerder dan op rechtscolleges en in vele Europese landen (Nederland, Zweden….) wordt dezelfde weg ingeslagen. Hetzelfde geldt voor het hoger beroep: er is geen enkele reden om te twijfelen aan de geschiktheid van de alleenzetelende appelrechter. Reeds vandaag behandelen kamers met één raadsheer in de hoven van beroep het hoger beroep tegen vonnissen van de – steeds collegiale – rechtbank van koophandel (art. 109bis Ger. W.).

Op de veralgemening van het systeem van de alleenzetelende rechter wordt om voor de hand liggende redenen uitzondering gemaakt voor het hoger beroep in strafzaken – mede omwille van het unanimiteitsvereiste bij verzwaring van de straf – en voor de berechting van zware, maar gecorrectionaliseerde misdaden. Tevens kunnen de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg of de eerste voorzitter van het Hof van Beroep een zaak aan een kamer met drie rechters toewijzen omwille van bijzondere, maar objectieve omstandigheden die daartoe aanleiding geven, zoals haar complex of controversieel karakter. En het onverminderd bestaan van collegiale kamers biedt dan ook nog steeds de mogelijkheid pasbenoemde rechters in te wijden, zij het dat inzichten en ervaringen ook op andere manieren kunnen worden uitgewisseld.

Enfin, en principe, les chambres des cours du travail siègent au nombre d'un conseiller à la cour du travail et, selon le cas, de deux ou quatre conseillers sociaux (délégués des organisations des employeurs, des travailleurs ou des travailleurs indépendants). Une exception est faite pour les chambres qui connaissent de l'appel concernant les matières relatives au statut social des travailleurs indépendants etc..., où aucun employeur ou travailleur n'est associé. Ces chambres sont composées de deux conseillers à la cour du travail et d'un conseiller social nommé au titre de travailleur indépendant. La réglementation ordinaire a connu un prolongement par la loi du 26 juillet 1990 en ce sens, qu'en première instance, la chambre compétente se compose actuellement d'un seul juge au tribunal du travail et de deux juges sociaux nommés au titre de travailleur indépendant. Le présent projet de loi prévoit une composition identique en degré d'appel.

b) Recours plus étendu aux magistrats honoraires et report facultatif de l'accès à l'éméritat

L’article 383 du Code judiciaire est modifié en vue d'offrir aux magistrats qui partent avant l’âge légal de la retraite et qui ont été autorisés à porter le titre honorifique de leur fonction la possibilité d'être désignés en qualité de magistrat suppléant au même titre que les magistrats qui cessent d’exercer leurs fonctions à 67 ans. Le pool de magistrats suppléants dont dispose actuellement le pouvoir judiciaire se compose principalement d’avocats auxquels s’ajoutent quelques notaires, professeurs ou magistrats émérites et magistrats honoraires admis à la retraite à l’âge légal. Les mêmes possibilités d'œuvrer en qualité de magistrat suppléant dans une juridiction ne sont pas offertes aux magistrats honoraires qui ont été autorisés à leur demande à être admis à la retraite avant l'âge légal, à l'inverse des magistrats autorisés à accéder à l'éméritat. De ce fait, un potentiel important de magistrats de réserve de qualité reste inutilisé. La nouvelle réglementation offre de nouvelles perspectives à ces magistrats mis à la retraite: ils peuvent être autorisés à exercer sur une base volontaire une mission auprès du service d’appui du Collège des cours et tribunaux ou du Collège du ministère public afin de mettre leur expertise à disposition, et ils peuvent être autorisés à siéger et à exercer d'autres tâches de leur ancienne fonction.

Het is redelijk om in voormeld perspectief in een overgangsbepaling te voorzien voor de magistraten die recent vóór de wettelijke pensioenleeftijd in ruste zijn gesteld, waardoor zij alsnog de mogelijkheid krijgen hun expertise ten dienste te stellen. Sommigen zouden dat immers hebben gedaan mochten ze over de wettelijke mogelijkheid hebben beschikt die deze wet wil invoeren. Zo kan bijvoorbeeld gedacht worden aan magistraten die in een hof van assisen hebben gezeteld en nog steeds bereid zouden zijn om een dergelijke taak op zich te nemen.

Tevens wordt de magistraten de mogelijkheid geboden om voltijds te blijven werken tot de leeftijd van 70 jaar, 73 jaar voor het Hof van Cassatie. Wel is vereist dat zij het gunstig advies bekomen van hun korpschef. In dezelfde filosofie wordt in de mogelijkheid voorzien om in dienst te blijven tot 70 jaar voor referendarissen bij het Hof van Cassatie, referendarissen en parketjuristen bij hoven en rechtbanken en voor de leden van de steundiensten.

De huidige wetgeving staat toe dat een gewezen korpschef gemachtigd wordt de eretitel van zijn mandaat van eerste voorzitter, voorzitter, voorzitter van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank, procureur-generaal, federale procureur, procureur des Konings of arbeidsauditeur te dragen na opruststelling, wanneer zijn mandaat eindigt op het ogenblik van opruststelling. Het is niet onredelijk in die machtiging ook te voorzien wanneer het mandaat eindigt vóór de opruststelling van de betrokkene.

c) Les justices de paix à sièges multiples

Notre pays compte encore de nombreux cantons dans lesquels la justice de paix possède plusieurs sièges. Cela ne se justifie plus toujours au vu des moyens limités et de la plus grande mobilité du citoyen. La possibilité de transférer temporairement le siège d’une justice de paix ou du tribunal de police dans une autre commune de l’arrondissement n'est actuellement prévue que dans les cas de force majeure. Le transfert dans une autre commune, déjà prévu par la loi, doit permettre la poursuite de l'activité, par exemple lorsque des travaux de rénovation sont effectués dans le bâtiment de justice, lorsqu'il n'y a pas d'endroit approprié dans la même commune ou lorsqu'un endroit supplémentaire doit être loué et aménagé alors qu'il existe un endroit approprié à proximité mais dans une autre commune.Souvent, on ne peut pas parler de force majeure au sens propre du terme. C'est pourquoi les présidents des justices de paix et tribunaux de police plaident avec insistance pour une extension du champ d’application de cette disposition pour des raisons liées à l'infrastructure et à la capacité en personnel. Ce projet de loi rencontre cette demande. Il est bien évident qu'un tel transfert de siège se fait en concertation maximale avec les stakeholders.

  • Wijziging van de benaming van enkele rechtsgebieden

Bij de hervorming van het gerechtelijke landschap kregen sommige rechtbanken een nieuwe plaatsbenaming. In enkele gevallen was deze minder gelukkig gekozen. Daarom wordt de wijziging voorgesteld van de benamingen van de rechtbanken van koophandel en arbeidsrechtbanken van Nijvel en Bergen-Charleroi in “Waals-Brabant”, resp. “Henegouwen”.

Voor de magistraten en gerechtsmedewerkers die destijds in de ànders genoemde rechtbanken zijn benoemd, wordt in overgangsbepalingen voorzien.

Noodzakelijke vereenvoudiging voor ondernemingen inzake betaling van onbetwiste schulden, faillissement en jaarrekening

  • Snelle betaling van onbetwiste schulden
  • Aanvullende PV’s van verificatie van schuldvorderingen
  • Consultation des comptes annuels uniquement à la BNB

Vele ondernemingen lijden onder de betalingsachterstand van hun debiteuren, in die mate dat Europa niet alleen een “Europees betalingsbevel” heeft uitgevaardigd, maar ook de lidstaten bij richtlijn heeft opgedragen te voorzien in een snelle procedure om een uitvoerbare titel te bekomen voor onbetwiste handelsschulden. Van het loutere bestaan van die mogelijkheid zal overigens al een heilzaam effect uitgaan, want een schuldenaar zal zijn schuldeiser niet meer kunnen onrechtmatig onder druk zetten om af te zien van gerechtelijke invordering omwille van de kosten en plichtplegingen die dat meebrengt.

De prime abord, une nouvelle vie pourrait être insufflée à la "procédure sommaire d’injonction de payer" existante – mais quasiment pas appliquée ! – mais ce n'est pas évident, et surtout, il s’agit ici par définition de créances non contestées qui ne doivent pas être soumises à un juge dont le core business consiste à trancher des litiges. Cette procédure, qui est en soi une procédure administrative, est dès lors confiée aux huissiers de justice, depuis longtemps familiers du recouvrement de créances. Mais cela doit s'accompagner d'une série de "garanties" : un titre ne peut être déclaré exécutoire que par un magistrat, uniquement pour des dettes d’argent, uniquement entre entreprises (et donc pas envers des consommateurs), uniquement pour des obligations professionnelles, pour 10% maximum de la somme principale des clauses pénales et intérêts de retard, uniquement à la demande d'un avocat ("l'avocat est le premier juge"), uniquement après la signification préalable d'une injonction (qui offre des possibilités de paiement, éventuellement assorties de facilités) et uniquement en l'absence de protestation. Enfin, le débiteur pourra encore arrêter l'exécution en s'adressant - par simple requête - au juge ("inversion du contentieux"). Cette nouvelle procédure pourra évidemment s'appliquer aux affaires transfrontalières, ce qui permettra en une seule fois de rencontrer un besoin interne et de répondre à une directive européenne.

De procedure voor het opstellen en neerleggen van aanvullende processen-verbaal van verificatie van schuldvorderingen door de curator is te zwaar en repetitief, zonder enige meerwaarde. Door de termijnen tussen de aanvullende processen-verbaal te verlengen, wordt hun aantal verminderd en wordt de procedure lichter gemaakt. De mogelijkheid voor de schuldeisers om een nieuwe schuldvordering in te dienen en voor de curator om ze te betwisten of aan te houden, blijft behouden. Deze procedure eigen aan de rechtbanken van koophandel wordt alzo vereenvoudigd en de werklast wordt verminderd.

La possibilité de consulter les comptes annuels à la Banque nationale (en ligne et sur place) supprime la possibilité d'en demander copie au greffe du tribunal de commerce. La charge de travail des greffes s'en trouve réduite.

Prescription en matière pénale

La date à laquelle l'enquête relative aux attentats sanglants des tueurs du Brabant sera prescrite est proche puisqu'elle est fixée au 8 novembre 2015. L'accord de gouvernement prévoit en outre que pour les crimes non correctionnalisables commis sur la personne d'un mineur, le délai de prescription sera également porté à 20 ans. Le projet de loi apporte une réponse à ce problème.

La mise en route des projets potpourri, dont celui que je vous soumets aujourd’hui est le premier, ne nous empêche pas de préparer simultanément les réformes plus vastes du droit pénal et de la procédure pénale, du droit civil et du droit économique, mais également du droit de la procédure civile. Le Plan Justice fait effectivement mention d'un triple saut. Les projets de loi qui vous seront soumis successivement cette année concernent la deuxième phase de ce triple saut, appelée « la foulée bondissante ». Entre-temps, le gouvernement a déjà approuvé un deuxième avant projet potpourri relatif au droit pénal et au droit de la procédure pénale, actuellement à l'examen au Conseil d’État. La troisième phase, le saut proprement dit, n'est en aucun cas perdue de vue. Ik zal u graag in het najaar de eerste plannen van deze hervormingen komen toelichten.

--------------------------------------------------



[1] En waarop hij besluit: « La modification proposée rencontre à juste titre ces diverses préoccupations ».