Sprong naar het recht van morgen: hercodificatie van de basiswetgeving

op 06 december 2016 17:55 Persbericht

Na de broodnodige hervormingen die volgden uit het Justitieplan en de bijhorende potpourriwetten is het nu tijd voor een diepgaande vernieuwing van de basiswetgeving. De burger heeft recht op heldere wetboeken: dit zorgt voor de voorspelbaarheid en de kenbaarheid van het recht. Een grote voorspelbaarheid van juridische geschillen zal nodeloze processen vermijden alsook het verspillen van tijd en geld.

De wetboeken dateren al van de 19e eeuw, de tijd van Napoleon. De geplande “hercodificatie” – een grondige herwerking van de bestaande wetboeken behelst volgende rechtsdomeinen: het strafrecht met in begrip van strafvordering en strafuitvoering, het burgerlijk recht en het vennootschapsrecht en insolventierecht.

1. Strafrecht

- Strafwetboek

Het Belgisch Strafwetboek dateert uit 1867. Een coherenter geheel dat aansluit bij de huidige maatschappelijke tendensen dringt zich op. Zo wordt het mogelijk om een grotere coherentie te realiseren tussen de theoretische straf in het Strafwetboek, de door de rechter uitgesproken straf en de werkelijk uitgevoerde straf.

Het nieuwe Strafwetboek zal enkel nog een onderscheid maken tussen een misdaad en een wanbedrijf, overtredingen worden uit het Strafwetboek gehaald. Veel overtredingen worden beter bestraft met administratieve of burgerrechtelijke sancties. Het artificieel systeem van veralgemeende correctionalisering waarbij een misdaad door aanneming van verzachtende omstandigheden meestal tot een wanbedrijf wordt teruggebracht wordt verlaten. Een wanbedrijf blijft een wanbedrijf en komt voor de correctionele kamer, een misdaad blijft een misdaad (zware feiten) en komt voor de criminele kamer die wordt opgericht binnen de schoot van de rechtbank van eerste aanleg. De rode draad doorheen het Strafwetboek is dat de gevangenisstraf de ultieme straf moet zijn. Door een ruim aanbod aan alternatieve straffen kiest de rechter de meest gepaste sanctie.

- Strafvordering

De strafprocedure, zoals vervat in het wetboek van strafvordering van 1808, kan niet meer waarborgen dat er recht wordt gesproken binnen een voor alle betrokken partijen aanvaardbare termijn. Daardoor is een gelijkwaardige behandeling van iedereen in het gedrang gekomen. De rechtszekerheid van eenieder moet kunnen worden gegarandeerd. De keuze voor een uniform strafrechtelijk onderzoek onder leiding van het openbaar ministerie en onder de controle van een (en dezelfde) onderzoeksrechter voor bepaalde intrusieve maatregelen (de telefoontap, aanhoudingsbevel…) zorgt voor een meer efficiënte afhandeling van het strafgeding en waarborgt beter de rechten van de slachtoffers, onder meer door hen allemaal op eenzelfde manier te laten participeren doorheen de procedure.

Indien het Openbaar Ministerie beslist te seponeren zal er een mogelijkheid tot beroep worden voorzien. Verder zal het Hof van Assisen vervangen worden door criminele kamers die fungeren binnen de rechtbank van eerste aanleg.

- Strafuitvoering

De strafuitvoering krijgt meer geloofwaardigheid doordat alle straffen worden uitgevoerd en doordat zij nauwer zal aansluiten bij de veroordeling uitgesproken door de rechter. Het gaat daarbij over de tijdsvoorwaarden, het vermijden van recidive, het herstel door de dader en het beschermen van de maatschappij en de slachtoffers. Voor zedenmisdrijven, geweldsmisdrijven en terroristische misdrijven zullen de eisen strenger zijn. Beslissingen over en het toezicht op de strafuitvoering worden geconcentreerd bij de strafuitvoeringsrechtbank of de strafuitvoeringsrechter. Het openbaar ministerie zal de leiding hebben over de controle in nauw overleg met de politiediensten en de justitiehuizen.

Wat betreft de tijdsvoorwaarden voor een voorwaardelijke invrijheidstelling is er het voorstel om de veroordeelde minstens de helft van de straffen te laten uitvoeren, waarna een vrijstelling enkel mogelijk is indien er garanties zijn van re-integratie en afwezigheid van recidive. Daarvoor is een opvolging van de voorwaarden tijdens een proefperiode onontbeerlijk. Voor extreme vormen van gewelds- of zedenmisdrijven zal de rechter ten gronde een beveiligingsperiode kunnen opleggen waarbij hij bepaalt dat de tijdsvoorwaarde voor een vervroegde invrijheidstelling later is dan de helft van de straffen.

Bij de uitvoering van de niet vrijheidsberovende straffen uit het nieuwe Strafwetboek zoals de werkstraf, de autonome probatie, het elektronisch toezicht e.d. zal in samenwerking met de Justitiehuizen van de Deelstaten blijvend ingezet worden op opvoeding, vorming begeleiding en structuur.

2. Burgerlijk recht

Het Burgerlijk recht regelt het leven van de burger van de wieg tot het graf. Het geeft de burgers richtsnoeren hoe met elkaar om te gaan. Sinds de 19e eeuw heeft de wereld heel wat evoluties ondergaan van digitale tot de relaties die we met elkaar aangaan.

- Digitalisering van de Burgerlijke stand

De burgerlijk Stand houdt de authentieke akten bij van alle burgers. Een digitalisering leidt tot een vereenvoudiging van tal van procedures. Zo moet de overheid zelf akten gaan opvragen in de databank en wordt de burger niet meer belast met het aanleveren van allerlei aktes. Een naamswijziging, afstammingsprocedure of echtscheiding verloopt korter en goedkoper. Doordat de akten digitaal beschikbaar zijn kan men sneller controleren of er misbruiken zijn bij bijvoorbeeld schijnerkenningen.

- Familiaal vermogensrecht

Het maatschappijmodel van de voorbije 200 jaar is sterk geëvolueerd. Het klassieke gezin wordt minder de norm en burgers wensen meer autonomie in de keuze van wie wat krijgen van hun vermogen. Een flexibilisering van het erfrecht dringt zich op zodat de erflater meer gemoedsrust vindt bij het verdelen van zijn erfenis. De beschikkingsvrijheid van de erflater wordt evenwel in evenwicht gehouden door een wettelijk gewaarborgde familiale solidariteit. Wel zal de erflater de mogelijkheid krijgen om vóór zijn overlijden met alle erfgenamen een erfovereenkomst aan te gaan, waarin hij op dwingende wijze zijn nalatenschap regelt. De erfgenamen kunnen nadien niet

meer op de gemaakte afspraken terugkomen. Op die manier kan de erflater een passende regeling bedenken op maat van zijn gezinssituatie, die bijvoorbeeld rekening houdt met een zorgkind of stiefkinderen.

- Zakenrecht

Het zakenrecht concentreert zich in het oude wetboek hoofdzakelijk op landbouwactiviteiten. Ondertussen zijn er tal van andere diensten die worden aangeboden en wordt het zakenrecht functioneel zeer vaak in een andere context gebruikt. Het wegwerken van onduidelijkheden bij mede-eigendom in de bestaande wetgeving zal duidelijkheid creëren voor de eigenaars en bewoners van appartementen. Ook de gebruiksrechten op eigendom, zoals opstal, erfpacht en vruchtgebruik worden flexibeler, moderner en transparanter gemaakt om tegemoet te komen aan de noden van de moderne maatschappij (bebouwingsdruk, vergrijzing, nieuwe gezinssamenstellingen en bevolkingstoename) Zo wordt het archaïsche zakenrecht terug in de 21ste eeuw gebracht.

- Aansprakelijkheidsrecht

Momenteel worden er zes bepalingen gehanteerd die geen volledige weergave zijn van de huidige regels die er over aansprakelijkheid bestaan. Het grootste deel van het aansprakelijkheidsrecht vloeit nu voort uit de rechtspraak. Dit zorgt voor veel onduidelijkheid voor de burger. De huidige regels zullen een update krijgen en wat in de rechtspraak gehanteerd wordt, zal in een wetboek worden gegoten.

- Bewijsrecht
Meer en meer regelen mensen hun zaken via elektronische transacties. Een modern bewijsrecht, het recht dat regelt wat mag aangebracht worden in de bewijsvoering bij een geschil, moet dan ook elektronisch kunnen gebeuren. Dat is vandaag nog niet mogelijk omdat er vereist wordt dat men per ‘geschrift’ bewijzen aanlevert zoals bijvoorbeeld een geschreven en gedrukt contract tussen twee partijen. In een modern recht is dat niet meer van deze tijd.

3. Vennootschapsrecht en Insolventierecht

Vandaag bestaan er tal van vennootschapsvormen waardoor de startende ondernemer vaak het bos door de bomen niet ziet welke vennootschapsvorm geschikt is. Na de hervorming zullen er 4 vennootschapsvormen overblijven. Een startende ondernemer zal niet langer een startkapitaal moeten inbrengen, maar wel een goed onderbouwd ondernemingsplan moeten opstellen.

Al wie onderneemt moet kunnen beschikken over een vennootschapsvorm ( bvba, NV, ... ) die hij kan aanpassen volgens zijn behoefte en voor zo weinig administratieve last zorgt. Omdat ook vrije beroepers, landbouwers en de non-profit ondernemen moeten zij via de invoering van een uniform ondernemingsbegrip over deze instrumenten kunnen beschikken. Zij moeten ook kunnen gebruik maken van de beschermingen en mogelijkheden van een vernieuwd insolventierecht en beroep kunnen doen op de bijzondere kennis van een ondernemingsrechtbank. Daarom wordt de rechtbank van koophandel omgevormd tot een ondernemingsrechtbank.