Ons begrotingsdeficit

op 22 oktober 2021 12:49 Opiniestukken

Sedert altijd loopt Belgïë zijn begrotingsdeficit achterna. Voor iemand die sedert 1973 volgt, verandert er weinig. We doen aan deficit spending. Dat wil zeggen: we maken elk jaar een begroting in on-evenwicht. We doen dat om het onevenwicht in de sociale zekerheid (de pensioenen, de gezondheidszorg…) op te vangen, of om eerst de kosten van de crisis te betalen en dan de groei te kunnen aanmoedigen, of in het allerbeste geval, enkel om de rentelasten van het verleden te kunnen delgen en de investeringen van de toekomst te kunnen doen.

Als ik u het plaatje van die vijftig jaar kort in herinnering mag brengen:

De jaren 70: oliecrisis,

de jaren 80: staal- en steenkolencrisis,

de jaren 90: de Maastrichtnorm,

de jaren 00: ‘Vrijheid, blijheid’,

de jaren 10: de financiële crisis,

de jaren 20: de pandemiecrisis.

De hoop was altijd om het begrotingstekort beneden de 3% te houden, of beter, om het naar 0% te brengen en uiteindelijk een begrotingsoverschot te boeken. Om dan onze schuld van veel meer dan 100% (ooit zelfs 140%) terug te brengen tot 60% van het BBP. Om duizend-en-een redenen is dat nooit helemaal gelukt. In het gouden eerste decennium was de begroting korte tijd in evenwicht, maar onze schuld geraakte nooit helemaal onder controle.

Vandaag is die ‘nooit helemaal’, ‘helemaal niet’ geworden. Ondanks een historisch lage rentestand, is ons structureel begrotingstekort echt hoog, en onze schuld stijgt boven 110%. Het wordt moeilijk om deze legislatuur met beide diep genoeg te zakken. Evenwel, als de rentestand laag blijft, en we nemen verstandige beslissingen gedurende een jaar of vijf, kunnen we opnieuw met onze budget- en schuldcijfers onder de mensen komen in Europa.

Blijft echter dat we heel slecht zijn in structurele maatregelen, zodat een structureel tekort (dus los van eventuele eenmalige uitgaven, zoals investeringen, en eenmalige inkomsten, zoals een onverwacht hoog dividend) nog lang ons deel zou kunnen blijven. Dat moeten we oplossen, want het doet pijn aan de ogen, en het berokkent nadeel aan de internationale reputatie van ons land. Als de inflatie opnieuw stijgt, zal de interestvoet die we betalen in vergelijking met buurlanden hoger zijn. Onze economie is niet veel minder goed dan de Duitse of de Nederlandse, onze staathuishouding evenwel vele keren slechter.

Een mens zou er na al die tijd wanhopig van worden. België is ‘geblokkeerd’: de bulk van de staatsuitgaven, namelijk de sociale zekerheid, zit ‘vast’. We betalen ook veel te veel subsidies. Tussen noord en zuid, rechts en links, vakbonden en werkgevers bestaan er essentiële verschillen van ‘smaak’. Eén van die blockages zou al volstaan om moeilijkheden te veroorzaken, maar wij hebben er dus drie, vermenigvuldig maar.

Het is maar wanneer men de sociale zekerheid (bijvoorbeeld de gezondheidszorg) minstens gedeeltelijk naar de gewesten of de gemeenschappen duwt, dat budgettair soelaas mogelijk wordt omdat we afzonderlijk beter en zuiniger beheren dan samen. Dat is succesvol gebeurd met de kinderbijslag. Vreemd genoeg hebben Brussel en Wallonië de Vlaamse hervorming inzake kinderbijslag gevolgd, waar die bij een onderhandeling op federaal vlak geen enkele kans zou gemaakt hebben.

En de eigen Waalse en Brusselse schuld, zal u zeggen? Die is al onrustbarend hoog, en de kredietwaardigheid is gering. Hoewel het financieringsmechanisme van de federale staat naar gemeenschappen en gewesten erg genereus is, lukt een zuinig beheer nog altijd niet.

Mijn pleidooi voor verdere staatshervorming is dus niet ingegeven door een behoefte aan complicatie – integendeel, de bevoegheden moeten zo homogeen mogelijk zijn – maar door de noodzaak om aan de spaarzame middelen een optimale besteding te geven.