Als de wet kinderen slaan verbiedt, dan slaan ouders minder of niet

op 06 mei 2021 14:00 De Standaard

Landen die eerder een verbod op fysieke straffen in de opvoeding hebben ingevoerd, zagen de publieke opinie volgen. Ouders vinden het er almaar minder aanvaardbaar om hun kinderen te slaan, en ze doén het ook minder.

In 54 landen ter wereld zijn er wetten die kinderen en jongeren behoeden voor geweld in de opvoeding, ook thuis. Ons land is daar niet bij. Wereldwijd blijft het fysiek straffen van jonge kinderen dominant aanwezig: 63 procent van alle twee- tot vierjarigen kreeg al eens een klap op de billen of erger, achterhaalde Unicef in 2017. Slechts 10 procent van alle kinderen - 200 miljoen op 2 miljard - is daartegen beschermd door wetgeving.

In ons land gaan al jaren stemmen op om ook hier het recht op een geweldloze opvoeding in de wet te verankeren. In 1999 stelde CD&V-senatrice Sabine de Béthune als eerste voor om de zogenaamde pedagogische tik te verbieden - het idee werd weggelachen. Vorig jaar legde Karin Jiroflée (Vooruit) nog een voorstel op tafel om 'systematisch geweld tussen ouders en kinderen' te bannen. Nu is er het nieuwe CD&V-voorstel om een extra artikel toe te voegen in het burgerlijk wetboek, waarbij het recht van kinderen op een geweldloze opvoeding, zowel fysiek als psychisch, zou worden verankerd. Straffen zijn daar niet aan verbonden. Het voorstel wordt vandaag in de ­Kamer besproken.

De indieners, onder wie oud-minister van Justitie Koen Geens, stellen dat het veranderen van de mentaliteit in de samenleving een belangrijke doelstelling is. Gezien de vele reacties op sociale media - van mensen die menen dat zo'n wet hun recht op privacy zou schenden of die vinden dat een 'tik' zo nu en dan 'een van de vele middeltjes in de Vlaamse opvoedingsapotheek' is (DS 5 mei) - moet daarvoor eerst nog veel water naar de zee vloeien.

De ervaring in andere landen leert nochtans dat het mogelijk is. Neem Zweden, dat in 1979 als eerste ter wereld een geweldloze opvoeding in zijn wetgeving vastlegde. Tien jaar eerder was een meerderheid (53 procent) van ouders nog van oordeel dat fysieke straffen onmisbaar waren in de opvoeding van hun kinderen. In 1996 was maar 11 procent daar nog van overtuigd, in 2011 8 procent. In datzelfde jaar vonden scholieren en 20-jarigen het bijna allemaal 'onaanvaardbaar' dat hun ouders hen een klap zouden verkopen.

Brug te ver

Bevragingen in Duitsland en Nieuw-Zeeland gaven hetzelfde resultaat: de goedkeuring voor fysieke straffen thuis halveerde na het invoeren van een verbod daarop.

Ook in hun gedrag zijn ouders veranderd. Opnieuw Zweden: vóór het verbod zeiden zo goed als alle ouders dat ze hun kinderen af en een lijfstraf gaven. In 1995 deelde 66 procent nog weleens een tik uit, in 2011 maar 15 procent meer.

Gedrag volgt dus iets trager dan opinie - wat aantoont dat ook volwassenen die het slaan van kinderen niet goedkeuren, dat op een onbewaakt moment toch nog wel eens doen.

'Die resultaten zijn hoopgevend', zegt Bart Soenens, ontwikkelingspsycholoog aan de UGent. 'In veel van die landen leefde er eerst ook veel weerstand, maar beetje bij beetje dringt het besef door dat fysiek straffen een brug te ver is, en dat er andere en betere manieren zijn om kinderen te doen gehoorzamen of regels te doen volgen. Je kunt de regels zinvol uitleggen, je kunt hun inspraak geven, je kunt luisteren naar hun verzet en ermee meeveren in plaats van meteen in het verweer te gaan. Ook wie liever autoritair opvoedt, en veel regels van bovenaf wil opleggen, hoeft dat niet te af te dwingen met fysieke dreigingen of straffen.'

Zoals rookverbod

Soenens zegt ook: 'Het zal belangrijk zijn om hierrond breed te sensibiliseren. Dat hebben die voorbeeldlanden ook gedaan. Je zou het kunnen vergelijken met onze veranderende wetgeving en attitude tegenover roken. Elk rook­verbod ging ook telkens gepaard met sensibiliseringscampagnes'.

'Wij voeren al meer dan tien jaar campagnes tegen roken in het bijzijn van kinderen', zegt Hedwig Verhaeghe van Kom op tegen Kanker. 'Wij dachten namelijk dat het rookverbod in de horeca ertoe zou leiden dat er thuis méér zou worden gerookt. Het tegendeel werd waar. Hetzelfde met roken in de ­auto in het bijzijn van kinderen (dat sinds begin 2020 verboden is): het heeft een sensibiliserend effect in ruime zin. In onze laatste bevraging, afgenomen in 2020, bleek dat het aantal kinderen dat thuis nog in de rook zit, met driekwart gedaald is, van 115.000 naar nu 30.000. We vonden het een brug te ver om dit thuis te verbieden, maar door steeds weer uit te leggen hoe schadelijk het is voor kinderen, naderen we wel ons doel.'

Veerle Beel