Het origineel is meestal sterker dan de kopie

op 18 augustus 2022 12:36 Opiniestukken

Met de Koningskwestie (1950) en de Eenheidswet (1961) ondervond premier Gaston Eyskens op dramatische wijze dat een absolute meerderheid voor zijn unitaire CVP-PSC niet volstond, hoewel zijn regering was aangevuld met verschillende andere partijen om een breder draagvlak te vinden. In beide gevallen zouden uiteindelijk zelfs doden vallen.

In een gevoelige materie kan je niet, nauwelijks of suboptimaal beslissingen nemen en uitvoeren als een meerderheid in één van de gemeenschappen daar erg op tegen is, ook al is er toch een landsbrede meerderheid voor die beslissingen. De Koningskwestie en de Eenheidswet waren daarin niet de eerste in hun soort, en overigens slechts de voorboden van nog veel andere verschillende voorkeuren die de gemeenschappen erop nahouden.

Vele daarvan waren taalgerelateerd-constitutioneel, maar het zou fout zijn de kwestie van verschillende voorkeuren te beperken tot de strikt communautaire twistpunten. Er is minstens vandaag bij een meerderheid binnen de gewesten en gemeenschappen een verschillende opvatting over sociaal-economisch beleid en cultureel-ethische aangelegenheden. Het is trouwens best mogelijk dat een gelijkgezinde minderheid in de andere gemeenschap of regio er precies zo over denkt, wat de zaken soms gemakkelijker, soms moeilijker maakt.

Het noorden gelooft grosso modo meer in de responsabilisering van de individuele persoon, de onderneming en de deelstaat, het zuiden aardt meer naar de klassieke staatsopvattingen van Frankrijk. Dat komt helder tot uiting bij debatten over arbeidsmarktbeleid, pensioenen, overheidsbedrijven en zorg. Ook de Franstalige opvatting over allerlei cultureel-ethische kwesties (zoals opvoeding) is ‘laïeker’, zoals de Franstalige ideeën over mensenrechten ‘breder’ zijn dan die van de Vlamingen. Dat blijkt bij debatten over vluchtelingen, migranten en regularisatie.

Maar bestuurlijk geeft dit moeilijke problemen. De oplossing moest van het federalisme komen, en dat is ook gelukt, althans voor gemeenschap- en gewestmateries: ieder kan voor zichzelf beslissen, en moet zelf de gevolgen dragen van zijn beslissingen. Zo kon Vlaanderen recent de veel te dure woonbonus afschaffen en de kinderbijslag hervormen. Dat zou federaal nooit gelukt zijn. Maar voor de materies die nog steeds tot het federaal niveau behoren, blijft het probleem onopgelost.

Als er federaal al wordt beslist, komt niet zelden een suboptimaal compromis uit de bus dat te ver gaat voor de énen, en niet ver genoeg voor de anderen. De eersten verteren de oplossing moeilijk, de anderen willen al een nieuwe stap zetten voor de eerste goed en wel is uitgevoerd.

Maar vaker nog wordt er helemaal niet beslist, en blijft het – onwenselijke – status quo, omdat er geen consensus kan worden bereikt binnen de federale regering, ook al heeft die een meerderheid in beide gemeenschappen.

Deze processie van Echternach geeft het land een zekere stabiliteit, maar maakt het onmogelijk aansluiting te vinden bij het Europees sociaal-economisch koppeleton. Sedert 1973 is België als een echte Sisyphus op zoek naar een duurzaam budgettair en schuldbeleid. Elke economische schok in de wereld is een test voor onze fragiliteit, omdat onze sociale uitgaven (pensioen, zorg, invaliditeit) de structurele neiging hebben sneller te groeien dan van een normale economie kan worden verwacht.

Soms helpt externe budgettaire druk van de EU. Dat gaf de regering-Dehaene (1992-1999) en de regering-Di Rupo (2011-2014) een boost. Zij waren voorbeelden van regeringen die wel tot moeilijke sociaal-economische beslissingen kwamen, de eerste om de Eurozone te kunnen vervoegen, de tweede om de Europese boete wegens een excessief begrotingstekort te vermijden. De regering-Michel was een stoutmoedige poging om een sociaal-economisch beleid te voeren dat slechts was gesteund op een politieke meerderheid aan één kant. Dat pad liep niet over rozen, onder andere omdat het veel syndicale tegenkanting kreeg, ook langs Vlaamse zijde. De Zweedse coalitie struikelde uiteindelijk over een cultureel-ethische materie: de migratie en het Marrakeshpact. Daarover verder meer.

Partijversplintering door regionale partijen

De opkomst van de eentalig regionale partijen (VU, RW, FDF) legde de splijtzwam van de verschillende voorkeuren ongenadig bloot omdat zij de traditionele partijen dwong thuis te geven op hun regionale flank. Hoe dan ook leidt deze evolutie in verschillende fasen vanaf 1972 tot de volledige splitsing van de traditionele partijen in een Franstalige en een Nederlandstalige vleugel.

Het is de Waalse vakbondsleider André Renard die de kat de bel aanbindt door – na de gewelddadige stakingen tegen de in zijn ogen ‘Vlaamse’ Eenheidswet – de Mouvement Populaire Wallon op te richten die in 1968 wordt vertaald in een nieuwe politieke partij: het Rassemblement Wallon, dat met liefst 22 zetels in de tweede regering-Tindemans (1974-77) zal stappen. Wat later zal Jean Gol vanuit het Rassemblement Wallon de voorman worden van de Franstalige liberalen (1979). Ook het Brusselse Front des Francophones werd bevolkt door voormalige christendemocraten, socialisten of liberalen.

De operatie Gol is langs Franstalige kant geslaagd, omdat zij de traditionele partijen uiteindelijk toestond om de regionale factor grotendeels te integreren. Enkel Défi heeft vandaag nog twee zetels.

Aan Nederlandstalige kant verliepen de zaken minder rooskleurig voor de traditionele partijen, hoewel de drukking van de Volksunie de weg vrij maakte voor Wilfried Martens om vanuit een Vlaamsgezind jeugdengagement de CVP in de richting van het unionistisch federalisme te leiden (1972).

Onder bezieling van Martens en Dehaene, leidt CVP vijf van de zes staatshervormingen in goede banen en vormt zij uiteindelijk in 2004 een kartel met de rechtervleugel van de gesplitste VU. Als CD&V in 2008 de staatshervorming moet laten schieten om het land door de financiële crisis te loodsen, komt het tot een breuk met N-VA. Bij de door de Open VLD – over het BHV-dossier – uitgelokte verkiezingen van 2010 werd N-VA beloond door de kiezer, en werd zij duurzaam sterker dan CD&V, Open VLD en SP.A (inmiddels Vooruit).

Partijversplintering door ecologische en extremistische partijen

De zweep die de regionale partijen vormden voor de communautaire issues, werd aangaande de ecologische agenda gehanteerd door het Vlaamse Agalev (later Groen) en het Franstalige Ecolo. Na de klimaatcrisis van 2019 brengt Ecolo zijn zetelaantal op 13, wat neerkomt op een verdubbeling. Vooral de sterke Brusselse positie van de ecologisten die sterk inzetten op de sociale economie valt op. Ook Groen boekt een bescheiden winst.

De échte zweep, zowel sociaal-economisch als cultureel-ethisch, wordt echter gehanteerd door de extremistische partijen. Het Vlaams Belang op de rechtervleugel, en de PVDA/PTB op de linkervleugel zijn voor de N-VA, respectievelijk de PS tot op zekere hoogte existentiële kwesties geworden. Het verklaart de bizarre uitstap van de N-VA uit de Zweedse coalitie naar aanleiding van het Marrakesh-pact. En het verklaart ook de moeilijkheden die Vivaldi vandaag heeft met haar grootste coalitiepartner, de PS. Paradoxaal genoeg waren Zweeds en Vivaldi nochtans de coalities waarvan de N-VA , respectievelijk de PS droomden.

Partijen die wat tegenstroom oproeien in de eigen gemeenschap schurken graag aan bij de meerderheidsopvatting in de andere gemeenschap, de neo-unitaire MR als voorbeeld bij uitstek. Het verklaart even paradoxaal waarom hun voorzitter Georges-Louis Bouchez het leven van Vivaldi, en van zijn Vlaamse zusterpartij zo moeilijk maakt.

Vandaag beschouwen de traditionele partijen hun zusterpartij in het andere landsdeel dus enkel nog als heel verre familie. Zij antwoorden aan hun eigen kiezers, en niet aan die van de zusterpartij. Het betekent dat de partijen slechts instaan voor de relaties met hun regionale concurrenten. Ze houden weinig tot geen rekening met de impact dat hun gedrag kan hebben in het andere landsdeel, niet wanneer dat negatief zou zijn voor hun zusterpartij, evenmin wanneer dat negatief zou zijn voor hun coalitiegenoten daar.

Synthese

De keuze tussen landsbelang en partijbelang blijft dus vandaag minstens even verscheurend als 70 jaar geleden voor Gaston Eyskens. Ook Martens, Dehaene en Di Rupo moesten ondervinden dat staatsmanschap loont voor het land, meestal niet voor hun partij. Hun bewind eindigde met het – soms definitief – verlies van een aantal zetels.

Het is in dat perspectief tekenend dat de laatste twee federale regeringen, uit noodzaak of opportunisme, niet worden geleid door iemand van de ‘grootste’ partij in die regering.

Die ‘weeffout’ wordt een systeemfout wanneer die grootste partij (bijvoorbeeld in het noorden de N-VA, in het zuiden de PS) een soort interne oppositie voert tegen de regering, omdat zij het gemakkelijker heeft om de premier te desavoueren dan wanneer die van de eigen partij zou zijn.

Vandaag bestaat een noord-zuid tegenstelling over sociaal-economische en cultureel-ethische aangelegenheden die even scherp is als degene die voorheen bestond over de communautaire issues. Die tegenstelling wordt aangezwengeld door de extremistische partijen zoals dat voorheen gebeurde door de regionale partijen. Precies daarom dat de partijvoorzitters ook in die thema’s zo vocaal zijn geworden.

De hamvraag is of de niet-extremistische partijen in staat zullen zijn om de ideeën van die partijen deels te integreren. Wat de regionale partijen aangaat, bleek die opslorpingstactiek een geslaagde strategie voor de Franstalige traditionele partijen, maar ze mislukte in Vlaanderen. Opslorping zal zeker niet aan de orde zijn met extremistische partijen. Niettemin spreken de Vlaamse traditionele partijen – en uiteraard de N-VA – een veel ‘steviger’ verhaal dan voorheen op cultureel-ethische issues, bijvoorbeeld op het stuk van migratie, dit werd en wordt nog steeds als een electorale goudmijn beschouwd. Het gemeenschapsdiscours van Elchardus wordt goedkeurend geciteerd.

Al dat gedoe irriteert de Franstalige (centrum)linkerzijde bovenmate – die met Vlaams Belang het spookbeeld van het racistisch fascisme ziet opdoemen. De PS van haar kant beschouwt elk sociaal-economisch dossier dat moet worden opgelost als een landmijn die de PVDA/PTB tot ontploffing zou kunnen brengen. Dat irriteert de Vlaamse (centrum)rechterzijde – die geen zin heeft in egalitair communisme – dan weer bovenmate.

Besluit

Het is niet omdat de regeringspartijen in de eigen regio angstvallig waken over hun sociaal-economische en cultureel-ethische positie, dat hun naaste concurrenten verliezen. Het origineel is immers meestal sterker dan de kopie. De VLD liet de regering-Leterme in 2010 vallen over BHV en katapulteerde de N-VA daarmee naar de koppositie. De N-VA liet de regering-Michel vallen in 2018 over Marrakesh en moet nu het Vlaams Belang als belangrijkste concurrent dulden.

Een angstvallige profilering in de eigen regio zal trouwens de coalitiegenoten in het andere landsdeel slecht uitkomen en wellicht stemmen doen verliezen. Zowel in 2010 (toen de VLD de regering liet vallen) als in 2019 (toen de N-VA de regering liet vallen), kreeg de MR in Wallonië een serieuze pandoering.

In blijde verwachting van een zevende – meer definitieve staatshervorming, zijn gewiekstheid en behoedzaamheid aan te bevelen. Enkel met eendracht kan macht efficiënt worden uitgeoefend.