Tussenkomst van Koen Geens over ‘het wetsontwerp seksueel strafrecht’ in de plenaire vergadering

Klik hier voor het verslag van de Kamer Parlementaire tussenkomsten

Koen Geens (CD&V): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, beste collega's, de regering heeft ervoor gekozen om het seksueel strafrecht conform de regeringsverklaring voorop te nemen, alvorens het Strafwetboek in zijn geheel te bekijken. Het gevaar bij dat soort oefeningen is altijd dat men bij gebrek aan voldoende honger bij het voorgerecht blijft steken. Dat is meestal niet het geval bij mannen zoals ik, maar bij vrouwen stel ik dat wel eens vast. Mijnheer de minister, ik neem aan dat u een man bent zoals ik en dat u dus niet bij het voorgerecht zal blijven steken en verdergaan. Zo niet is de oefening ietwat gevaarlijk, in die zin dat, hoewel we allemaal zeer repressief moeten praten – dat staat goed vandaag en het is al laat -, een wet als dewelke voorligt, alleen drinkbaar is door de correctionalisering.

Wat mij zo opvalt, is dat penalisten en specialisten in het strafrecht het altijd hebben over de incriminaties. Daar kunnen zij úren tot in de grootste details over spreken. Ze wanen zich al aan het pleiten voor een rechter. Wanneer het echter over de strafmaten gaat, dan is het precies – excuseer mij collega's, ik ben katholiek opgevoed – alsof men over aflaten spreekt. Men heeft het dan over de strafmaat tussen 5en20jaar of tussen 15en30jaar en men zal dan wel zien wat er gebeurt. De rechter is soeverein. De rechter bepaalt de straf en krijgt daarvoor een marge, terwijl de wetgever zich de illusie vormt dat door de incriminatie zeer precies te bepalen, in 86 details, de rechter in een bepaalde richting geduwd wordt.

De verhouding tussen de wetgevende en rechterlijke macht is in het strafrecht de meest bijzondere die er bestaat. Ik ken maar één wetsartikel waarbij die verhouding nog merkwaardiger is en dat is artikel 1382 BW. Daar zijn zeker sedert 1804 al 20 miljoen beslissingen over geveld. Die goede huisvader, die nu natuurlijk een moeder is geworden, die evolueert alsof het niets is.

Wij praten daar niet over, want sedert 1838 is er de correctionalisering, die ons van alle kwalen redt. Morgen zullen wij dan buiten vertellen dat wij geweldige strafmaten hebben opgelegd, maar de correctionele rechter legt dan een straf van zes maanden of een jaar op. U weet dat toch, collega's ter rechter- of ter linkerzijde, van de repressieve dan wel de tolerante zijde? Dit is de waarheid: wij maken theater over strafmaten, zonder er ooit op in te gaan. Als men aan een criminoloog of een penalist vraagt wat hij van de strafmaat vindt, dan blijft het meestal stil. Ik heb het aan een expert durven te vragen. Toen was ik wat genegeerd en heb ik de vraag geen tweede keer gesteld.

Ik heb destijds als minister een hele tabel van strafwaardigheid en straftoemeting laten opstellen. De experts hebben zich daarvan bediend, maar wij weten allemaal - als we het niet weten, wordt het tijd dat we het weten -, dat, behalve de levenslange gevangenisstraf - althans als ze wordt uitgevoerd - geen enkele straf recidive onmogelijk maakt. Wij weten dus ook allemaal dat wat er gebeurt bij de strafuitvoering en de strafopvolging veel belangrijker is dan wat er gebeurt op het moment dat de strafrechter de kans krijgt om te bepalen of het nu al dan niet om een verkrachting met verzwarende omstandigheid gaat en een straf van rond de 35 jaar op te leggen.

Het betreft dus een onvoorstelbaar belangrijk deel van de wetgeving, omdat het verdergaat op een ontwerp dat door de vorige regering werd voorbereid, waarvoor dank aan mijn opvolger, maar vooral ook omdat het aantoont dat het echte werk nog moet gebeuren.

Wat is het probleem, collega's? Het probleem is niet de straftoemeting, al zou ik daarover graag veel meer praten. Er zijn een paar interessante maatregelen, zoals het contactverbod. Dat arsenaal zal in de toekomst zeker worden uitgebreid, wanneer we het over de strafuitbreiding hebben, mijnheer de minister. De moeilijkheid ligt bij wat er bij einde straf gebeurt. Men weet het niet of nauwelijks dat wie de voorwaardelijke invrijheidstelling niet vraagt, niet aan voorwaarden kan worden onderworpen.

Wie de voorwaardelijke invrijheidstelling vraagt, kan aan voorwaarden onderworpen worden, waarvan de duur het strafeinde ver overschrijdt. Wie zijn gevangenisstraf tot het einde uitzit, daarvoor geldt dat niet, tant pis. Dat brengt ons tot de vraag voor het Parlement. We zullen toch niet elke seksuele delinquent werkelijk levenslang opsluiten? Zelfs de meest repressieven ter rechterzijde zullen, terwijl er nu nog personen met opschorting vrijkomen, het wat overdreven vinden om elke seksuele delinquent levenslang te laten zitten. Men kan heel repressief zijn.

Kortom, het zit hem in de opvolging. Dat kost geld en geld hebben we niet. We hebben 32 miljard voor Volksgezondheid. We hebben 2 miljard voor Justitie. Justitie is ook welzijn. Justitie is ook gezondheid, namelijk gezondheid van de samenleving, maar daar hebben we geen geld voor. Vice-eersteminister Van Quickenborne mag van de vorige en deze regering drie interneringsinstellingen bouwen. Men is in Aalst nog altijd aan het zoeken waar men die interneringsinstelling zal zetten. In Paifve weten ze het al. Staatssecretaris Michel heeft een bouwplan voorgelegd. De regie met 600 man en nauwelijks 1 miljard zal proberen om tegen 2028 of 2029 of 2030 een paar interneringsinstellingen en gevangenissen bij te bouwen. Zelfs de heer Verherstraeten, die helaas ziek is vandaag, heeft de gevangenis van Haren niet gepland, dat is nog voor hem gebeurd. Wellicht zal die gevangenis dit jaar of volgend jaar gebouwd zijn. Dat is de waarheid.

En wij praten maar over strafmaten. We hebben verdomme geen geld om aan Justitie te geven en geen administratie die voldoende slagkrachtig is en ervoor kan zorgen dat gevangenissen snel gebouwd worden. We spreken allemaal over investeringen en dienen een recoveryplan in bij Europa. Dat is schitterend. Wanneer zullen we investeringen doen? Ik heb al die gevangenissen uit de 19de eeuw bij herhaling bezocht. Elke partij hier zou af en toe de minister van Justitie moeten leveren, ook het Vlaams Belang, ook de PTB, alleen maar om af en toe te zien wat de werkelijke situatie is.

Als u kinderen of zieken naar een godshuis uit de 19de eeuw zou sturen, dan zou iedereen dat een humanitaire schande noemen. Nochtans doen wij dat. We bespreken nu dus een heel interessant stuk wetgeving, maar de laatste pagina's moeten nog geschreven worden. De jongste collega's hier aanwezig mogen niet ouder zijn dan 30, want anders zullen zij die laatste pagina's nooit zien. Met de hervorming van Justitie zijn wij namelijk al bezig sedert de Bende van Nijvel. Voordien hadden we wel minstens veertig jaar stilgezeten, misschien zelfs zeventig jaar.

Mevrouw de voorzitster, ik had u beloofd om het kort te houden, maar er zit nog publiek in de galerij, dus die mensen hebben ook iets verdiend vanavond.

De grond van de zaak is dat het ons eigenlijk veel te weinig kan schelen. Wij hebben gewoonweg niet de moed om to put our money where our mouth and our heart are. Minister Van Quickenborne heeft er 250 of 500 miljoen bijgekregen. Met alle respect, een begroting is altijd heel rekkelijk. Ik heb bij wijlen de laatste haren uit mijn hoofd getrokken om van de inspecteur van Financiën nog een paar miljoen te krijgen.

Voor Volksgezondheid wordt er echter zonder problemen geld toegekend, wat dat betreft is het gemakkelijk om minister van Volksgezondheid te zijn. Volksgezondheid heeft met veel moeilijke problemen te kampen, maar op financieel vlak is het voor Volksgezondheid wel het gemakkelijkst, een black box. Ik ben ooit minister van Financiën geweest. Zalig! Op het einde van een hele begrotingsdiscussie kwam de minister van Volksgezondheid mij vragen: "Is het goed als ik 250miljoen doe?" Ik vroeg waar dat vandaan moest komen. Tussen haakjes, ik was niet minister van Financiën toen collega De Block op Volksgezondheid zat, dus maakt u zich geen zorgen. Degene die toen minister van Volksgezondheid was, zit nu niet meer in het Parlement, dus zij kan mij zelfs niet tegenspreken. "Is het goed als ik 250 miljoen doe? Van waar komen die? Ik zal dat beslissen met de mutualiteiten, de dokters en het RIZIV en u zal dan wel zien wat er gebeurt." Collega's, er gaat 32 miljard naar Volksgezondheid en 10 miljard naar invaliditeit, samen 42 miljard. Welzijn in Vlaanderen alleen al kost 13 miljard. Het totaal komt op 55 miljard.

Justitie krijgt 2 miljard. Als we zo voortgaan en de rente stijgt, dan zal het budget voor Justitie nog nominaal beginnen dalen ook. Dat is het trieste lot van een minister van Justitie. Bovendien, als hij een gebouw wil zetten, dan zegt de Regie dat ze haar best zal doen. Ziekenhuizen worden zowat om de 30 jaar vernieuwd, maar dat geldt niet voor een gevangenis of een gerechtsgebouw.

Mijnheer de minister, ik heb een belangrijke vraag over uw Strafwetboek. Ten eerste, laat ons het maken. Ten tweede, collega's, denk toch nog eens na over assisen. Ik zeg dat vooral voor de linkerzijde en voor de Franstalige zijde. Denk toch nog eens na over assisen. Volgend jaar - in het beste geval nog dit jaar, maar voor Justitie ben ik het gewoon om daar nog een jaar bij te doen - zullen wij een proces hebben dat negen maanden zal duren. Ik heb daarvoor drie jaar geleden een gebouw van de NAVO klaargemaakt. Iedereen zei dat het veel te duur was en dat ik dat niet mocht doen. Binnenkort worden alle belangrijke processen daar gevoerd, want het Justitiepaleis in Brussel staat nog altijd in de stellingen. Ik heb nochtans hemel en aarde verzet om dat vooruit te helpen, maar dat is niet gelukt.

Men gaat dat proces voeren voor assisen. Ik vind dat een uitdaging om u tegen te zeggen. Ik kijk geregeld naar het assisenproces in Frankrijk. Dat is een beetje beter geregeld, want wij zijn veel trouwer aan de Napoleontische periode en de periode daar onmiddellijk na gebleven dan de Fransen. Ik weet niet hoe dat komt, maar dat is zo. Dat is waanzin.

Het nieuwe Strafwetboek dat wij gaan maken, wordt sterk bemoeilijkt door het feit dat wij niet meer zullen correctionaliseren – dat wordt afgeschaft – maar dat er wel nog steeds assisen is. De correctionele rechters zullen dus strafmaten opleggen van rond 20 à 25 jaar, zonder dat de criminele kamers, waar wij zolang over hebben gesproken, er uiteindelijk zullen komen, omdat deze regering bij de regeringsvorming heeft beslist dat er aan de strafvordering niet wordt geraakt. Wij blijven dus vasthouden aan een oud systeem uit de 19de eeuw dat gedateerd is. Ik heb mij daarbij neergelegd, maar ik bid u om nog eens na te denken.

Wat zal de rechter in de toekomst immers moeten doen met de strafmaten? Hij zal acht categorieën van straffen krijgen. Alleen nummer acht zal waarschijnlijk nog voor assisen komen en bij alle andere zit men met vrij hoge strafmaten. Dan zullen er verzachtende omstandigheden kunnen blijven komen, maar de rechters zullen strenger worden, want zij zullen die verzachtende omstandigheden niet meer moeten opleggen wegens de correctionalisering.

Mevrouw De Wit, u hebt daarnet de meerderheid uitgedaagd om te praten, maar u kunt nu niet zeggen dat ik niets zeg. U zei altijd dat er gevangenissen bij moeten worden gebouwd. Wij hadden een capaciteit van 10.500 plaatsen gepland. Wij moeten echter goed zien wat wij doen, want men kan gevangenen niet in nooddorpen steken. Wij moeten wel weten wat wij doen. Wij kunnen 13.000 gevangenen niet aan, nu niet, volgend jaar niet, noch het jaar nadien.

Tot slot, ik praat niet graag over kwesties die vrouwen aanbelangen, omdat dat als man gevaarlijk is. Wij hebben in de partij en in de fractie collega's die daar veel beter in zijn dan ik en die van het juiste geslacht zijn, om collega Van Hoof niet te vermelden.

Ik ga toch iets zeggen onder haar controle. Ik heb speciaal gevraagd dat zij er zou zijn, zodat ik het juist zeg. Ik ben wat bang, maar ik ga het toch proberen. Het gaat over dat arbeidscontract.

Het gedoogbeleid van prostitutie nu heeft zijn voordelen. Ik zeg niet dat ik er voor ben, maar het heeft zijn voordelen. Prostitutie is ten eerste onvermijdelijk. We kunnen daar niet aan doen, het is onvermijdelijk. Men discussieert over wat het oudste beroep is en het is er waarschijnlijk niet ver af. Het gedoogbeleid heeft als groot voordeel dat men alles kan kanaliseren. Dat doet men vandaag. In alle grote steden is dat redelijk onder controle. Ik ben heel gecharmeerd, mijnheer de minister, door het idee van wat ik noem – excuseer mij, dames, schiet mij dood als ik iets verkeerds zeg – het emancipatorisch karakter van de decriminalisering en zelfs van de legalisering van de prostituee. Ik ben dus mee, om duidelijk te zijn. Alleen moeten we zien dat het even efficiënt is als het gedoogbeleid en dat we niet door het te decriminaliseren de controle daarop verliezen.

Ik heb iedereen hier horen verwijzen naar het College van PG's. Ik zal dat niet doen, ik ben nog aan het ontluizen. De grond van de zaak is natuurlijk dat decriminaliseren gemakkelijk is, maar wat dan? Er is een heel grote discussie onder dames of prostitutie nu als zelfstandige of als loontrekkende of als beide kan worden bedreven. Ik denk, mijnheer de minister, en ik ben nu voorzichtig met mijn woorden, want ik ben wat bang, dat er hier een grote taak is weggelegd voor u en voor uw collega's Clarinval en Dermagne. U moet er samen voor zorgen dat prostitutie in de toekomst op de meest legaal mogelijke manier kan worden uitgeoefend, zonder in aanraking te komen met problemen van mensenhandel. Dat is een uitdaging om voor terug te deinzen, maar als u ervoor terugdeinst, dan zal het niet goed gaan. Ik heb het aanvoelen dat u er niet voor terugdeinst en ik hoop dus ook dat u zich houdt aan hetgeen in de wet staat en dat u er voor zorgt dat de statuten die werden beloofd in orde komen.

Als dat niet zo is, dan ben ik bereid om het resultaat te zien, maar dan zal ik bij gelegenheid een brave parlementaire vraag stellen, zoals u dat van mij gewend bent.